= IMO Blog =
Afgelopen januari antwoordde minister Blok op Kamervragen van Kunahan Kuzu (Denk), dat oproepen tot ‘Boycott, Divestment and Sanctions’ (BDS) onder de vrijheid van meningsuiting valt en dat deze beschermd moet worden. De aanleiding voor de Kamervragen was een voorgenomen optreden van de Nederlandse ambassadeur in Israël op een conferentie van NGO Monitor in december 2019. Volgens Kuzu is NGO Monitor een drijvende kracht achter het ‘doelbewust verkleinen’ van de ruimte voor Israëlische en Palestijnse mensenrechtenorganisaties, zo meldt het CIDI.
Minister Blok beaamde dit feitelijk in zijn reactie, waarin hij een onderzoek van de Policy Working Group citeert, dat stelt dat ‘veel beschuldigingen van NGO Monitor gebaseerd zijn op selectief citeren, halve feiten en insinuaties maar niet noodzakelijkerwijs op harde bewijzen, ook al zijn niet alle beschuldigingen irrelevant of onwaar’. Deze beschuldigingen hebben volgens Blok ‘bijgedragen aan een klimaat waarin mensenrechtenorganisaties onder toenemende druk zijn komen te staan’.
Het is opvallend dat een VVD minister de opvatting van Denk wat dit betreft onderschrijft. Op de vraag van Kuzu: ‘Herinnert u zich de harde kritiek in EU-verband op aanhoudende aantijgingen van dat ministerie dat de EU opruiing en terreur zou steunen en antisemitisme zou gedogen, waarover de EU heeft gezegd dat dergelijke beschuldigingen «ongegrond en onaanvaardbaar» zijn? Deelt u deze kritiek?’, antwoordt Blok met een simpel ‘ja’. Ook op de vraag: ‘Herinnert u zich het volgende kabinetsstandpunt: «Het kabinet blijft benadrukken dat het van belang is om onderscheid te blijven maken tussen stellingname ten aanzien van het beleid van de Israëlische regering en antisemitisme. Dit is staand beleid dat het kabinet uitdraagt, zowel nationaal als internationaal»?’ volgt een kort ‘ja’.
Een vorm van kritiek
Uit de antwoorden blijkt dat Nederland BDS ziet als een vorm van kritiek op het regeringsbeleid van Israël, en geeft Blok aan de zorgen te delen dat de IHRA definitie van antisemitisme wordt misbruikt om de vrijheid van meningsuiting te ondermijnen van personen en groepen die opkomen voor de rechten van de Palestijnen. Het feit dat organisaties de BDS-beweging ondersteunen is voor het kabinet geen afwijzings-criterium voor financiering van deze organisaties, voegt hij daaraan toe. Uiteraard zegt hij ook dat het kabinet tegen een boycot van Israël is en streeft naar versterking van de economische relaties met Israël binnen de grenzen van 1967. Ook hanteert het kabinet de strikte lijn dat Nederland geen activiteiten financiert die BDS tegen Israël propageren.
De BDS-beweging afficheert zich doorgaans als een campagne tegen de bezetting van de ‘Palestijnse gebieden’ en voor de rechten van Arabische burgers in Israël en de Palestijnse vluchtelingen. Het afwijzen van het bestaansrecht van Israël als Joodse staat, gecombineerd met de eis van het ‘recht op terugkeer’ van de miljoenen nakomelingen van de Palestijnse vluchtelingen van 1948 naar Israël, maakt wel duidelijk dat men tegen de tweestatenoplossing en het recht op zelfbeschikking voor het Joodse volk is.
De campagnes beperkingen zich ook niet tot Israëlische bedrijven en instellingen die in de ‘bezette gebieden’ opereren, maar kunnen iedere instantie of persoon treffen met een link naar de Israëlische overheid of landelijk opererende organisaties, zoals universiteiten, banken en publieke voorzieningen, inclusief Israëlische artiesten die in het buitenland optreden of buitenlandse artiesten die in Israël optreden, want alle samenwerking met en positieve aandacht voor Israël wordt bestempeld als propaganda die van de bezetting afleidt.
Het mom van kritiek
Gestoeld op vermeende onvervreemdbare rechten, wijst de BDS-beweging onderhandelingen en een compromis met Israël af. Dit staat ook met zoveel woorden in de uitgangspunten van de BDS-beweging. Veel (met name Palestijnse) pro-BDS organisaties beschouwen geweld tegen Israël als legitieme vorm van verzet en sommigen hebben directe banden met mensen uit terreurgroepen. Bij veel BDS activiteiten hangt een antisemitische sfeer; met name de campussen in de VS zijn berucht. Joodse studenten worden er regelmatig geïntimideerd.
Ook in Nederland zijn BDS promotoren geregeld over de schreef gegaan en overschreden de grens met antisemitisme. Dit is de laatste jaren bijvoorbeeld herhaaldelijk gebeurd bij de wekelijkse BDS demonstraties op de Dam. Het is onbegrijpelijk dat een Nederlandse minister van geen van deze zaken op de hoogte lijkt te zijn en niet lijkt te zien dat onder het mom van Israëlkritiek vaak heel andere sentimenten opborrelen. Dat er inderdaad mensen en organisaties zijn (waaronder zeker ook leden van de Israëlische regering en organisaties als NGO Monitor) die soms wat te makkelijk de antisemitisme kaart trekken wil niet zeggen dat het omgekeerde niet minstens zo’n serieus probleem is.
Een vorm van antisemitisme
In Duitsland en Frankrijk wordt de link tussen BDS en antizionisme enerzijds en antisemitisme anderzijds wel gezien en benoemd. De Duitse Bondsdag nam afgelopen jaar een motie aan die BDS als een vorm van antisemitisme beschouwt, en de Franse president Macron noemde bij de Auschwitz herdenking afgelopen januari het ontkennen van Israëls bestaansrecht een vorm van antisemitisme. Ook nam het Franse parlement de IHRA definitie van antisemitisme over, waarin ook antizionisme als een vorm van antisemitisme wordt beschouwd. En onlangs heeft het Oostenrijkse parlement unaniem een motie aangenomen die de BDS beweging als antisemitisch bestempelt omdat zij het zelfbeschikkingsrecht van het Joodse volk ontkent. Die motie verbiedt de regering bovendien om antisemitische organisaties, waaronder BDS organisaties, te steunen via subsidies of anderszins.
Opvallend is dat zowel in Duitsland als Oostenrijk ook de linkse partijen zich fel uitspreken tegen BDS en dit als antisemitisch bestempelen. De Duitse motie werd mede door de Grünen en de SPD ingediend. We moeten blijkbaar nog even geduld hebben voor bij onze regering en volksvertegenwoordigers deze inzichten wortel vatten. Wel uitte Nederland, sinds het vorig jaar lid werd van de VN Mensenrechtenraad, geregeld kritiek op de vooringenomenheid tegenover Israël van dit orgaan. Eind februari hekelde Blok in een toespraak agendapunt 7, het vaste agendapunt waarbij enkel Israël bekritiseerd wordt.
Ontmoedigingsbeleid
Tenslotte antwoordden ministers Blok en Kaag begin maart op Kamervragen van diverse fracties over de ‘zwarte lijst’ die de OHCHR heeft opgesteld van bedrijven die zaken doen met Joodse nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever. Het kabinet is geen voorstander van een dergelijke lijst en vindt dat het aan de bedrijven zelf is “om te bepalen welke activiteiten zij ontplooien en met welke partners zij samenwerken en hierover onder eigen verantwoordelijkheid tot afgewogen besluiten te komen waarover zij bereid zijn publiekelijk verantwoording af te leggen”.
Het kabinet voert wel een ontmoedigingsbeleid, omdat het de nederzettingen als belangrijk obstakel ziet voor een vredesregeling. De bijdrage van Israëlische bedrijven op de Westoever aan de Palestijnse economie en werkgelegenheid ziet men niet als een pluspunt; juist de Israëlische restricties voor het Palestijnse gebied zouden volgens de Wereldbank immers de economische groei belemmeren. Lastig is dat het door velen bekritiseerde nederzettingenbeleid en de legitieme veiligheidszorgen van Israël nauw met elkaar verweven zijn.
Ratna Pelle
NB: een versie van deze tekst verschijnt deze maand in het blad Aleh in de rubriek ‘Nieuws uit Nederland’.
Beste Ratna,
goede samenvatting.
heb je het ook aan de regering en alle fracties gestuurd?
hartelijke groet Rami