mei 302021
 

= IMO Blog = 

(Vervolg op: De broddelantropologen)

De Israelisch-Fins-Nederlands-Palestijnse schrijfster van fictie

Umayya Abu Hanna: ‘De Palestijn als mens is taboe’ – NRC 21-5-2021

Zoals gezegd spande de NRC de kroon qua gekleurde berichtgeving, en dat is niet voor het eerst. In 2007-2009 heb ik uitgebreid de berichtgeving van de NRC onderzocht, en de toenmalige correspondenten waren geen haar beter dan Jannie Schipper. Een dieptepunt was een opiniestuk c.q. sfeerbeeld c.q. smaadstuk op 22 mei van ene Umayya Abu Hanna, een zich als Palestijns identificerende schrijfster wonend in Amsterdam. Ze vertelt hoe haar moeder moest vluchten voor de Israeli’s:

“De Britten besturen Palestina totdat het ‘volwassen genoeg’ is om onafhankelijk te worden. En terwijl Palestina etnisch gezuiverd wordt, delen drie mensen in opdracht van de Britten blikjes sardines en brood uit aan meer dan zeventigduizend Haifanen. In hun huizen en bij het ophalen van het eten worden mensen beschoten, terwijl uit megafoons ‘binnenblijven’ schalt. Een van die voedseluitdelers is een oudere broer van Samia, een protestantse predikant. Later vertelt hij haar hoe de Haifanen naar zee werden gedreven en aan boord van boten gingen. Niet iedereen overleefde dit. Sommigen kwamen uit bij Libanon en anderen bij Gaza. De rest vluchtte alle kanten op, gezinnen raakten gescheiden door verschillende grenzen. Van alle kanten komen berichten over slachtpartijen en verkrachtingen. Samia’s moeder Salma geeft haar dochtertjes elk een kussensloop met daarin één jurk, ondergoed en een handdoek. In elk bundeltje verstopt ze een van haar gouden armbanden. Ze zegt tegen de meisjes dat ze de armbanden moeten ruilen om niet door de nieuwe indringers verkracht te worden. Salma, die eerst onder de Ottomaanse en toen onder de Britse bezetting heeft geleefd, staat nu tegenover de derde indringer en zegt met haar armen ten hemel geheven: ‘Mogen Allah en Jezus met ons zijn.’ Elke dag worden meer Palestijnse steden van hun bewoners ontdaan en bezet.”

Pakkend geschreven, bijna opruiend. In werkelijkheid waren er geen massa slachtingen en verkrachtingen, slechts geruchten die door beide partijen werden verspreid. Tijdens de burgeroorlog ontvluchtte de Arabische elite de stad, die geïsoleerd raakte van andere Arabische gemeenschappen en economisch in zwaar weer kwam, waarna tienduizenden Arabieren de stad verlieten. Veel Arabieren in Haifa waren overigens vrij recente immigranten uit de buurlanden die hier in de haven waren komen werken.

De Haganah ging na de Britse aftocht de strijd aan met lokale en buitenlandse Arabische milities in de stad en riep de Arabieren op hun vrouwen, kinderen en bejaarden te evacueren. Naar schatting kwamen enkele honderden Arabieren om in Haifa. Liever dan overgave besloten de Arabische leiders tot evacuatie van Haifa, waarna zo’n 3500 Arabieren in Haifa overbleven. Inmiddels is dit aantal weer gegroeid naar 40-50.000.

De schrijfster gaat verder met te vertellen hoe kil en bruut de Joodse verpleegsters zijn in het ziekenhuis waar haar moeder 13 jaar later van haar bevalt. Het is kwaadaardig om zo de vele Joodse dokters en verplegers die in de ziekenhuizen Arabieren met evenveel toewijding behandelen als Joden, zelfs leden van Hamas worden er behandeld, in een kwaad daglicht te stellen vanwege een enkele nare ervaring:

“Er wordt alleen Hebreeuws gesproken en Samia kan aan het accent van de artsen en verpleegsters het land van herkomst van de nieuwkomers herkennen. Een verpleegster kijkt neer op mijn moeder met haar dikke buik en zegt in het Hebreeuws: ‘Vooruit, schreeuw maar. Jullie worden zo onderdrukt door je cultuur en al die onderdrukking culmineert in jullie geschreeuw bij de bevalling.’ De 23-jarige ligt bang en alleen met haar pijn op een plastic laken in een stad die etnisch gezuiverd is door de mensen om haar heen en geeft geen kik. Ze baart haar eerste kind, mij, en raakt in een depressie.”

Het verhaal gaat verder in Amsterdam, waar de dochter van de schrijfster een Joods vriendinnetje heeft, dat wordt verweten dat zij wel een Israelisch paspoort kunnen krijgen en de Palestijnen niet:

“De familie van het vriendinnetje heeft voor zover bekend geen wortels in Palestina/Israël, maar bezit naast hun Nederlandse paspoort wel een Israëlisch paspoort. Mijn dochter Reema, die jaarlijks bij haar grootouders en neefjes en nichtjes in Haifa gaat logeren, kan dit niet bevatten. Dan denkt ze: ‘Mam, waarom zei jij dat de Palestijnen de grootste groep vluchtelingen ter wereld zonder vaderland of paspoort zijn?! Ze kunnen toch allemaal doen zoals mijn vriendinnetje en een Israëlisch paspoort vragen!’ ”

Hoe weet mevrouw Abu-Hanna dat? Veel Joden hebben familie in Israel en velen voelen zich ermee verbonden. Hoe kan zij voor de hele familie van dit meisje bepalen dat zij er geen binding mee hebben? Waar haalt ze de arrogantie vandaan? Volgens haar zijn alle Joden kolonisten, en omdat de verpleegsters in het ziekenhuis in Haifa een accent hadden, hadden zij sowieso al geen recht om daar te zijn? Ze vergeet voor het gemak dat veel Arabieren uit de omliggende landen kwamen, op zoek naar werk en een beter leven in het mandaatgebied Palestina dat door de Britten en zionisten in ontwikkeling werd gebracht. Zoveel Arabieren met achternamen die hun herkomst uit Egypte, Syrië of Jordanië verraden, allemaal kolonisten die er niks te zoeken hadden, om de ‘logica’ van Abu-Hanna te gebruiken. Ze vervolgt haar verhaal met hoe ze haar dochtertje al jong verpest en ophitst tegen de Joden:

“Reema groeide op als Amsterdamse en de Tweede Wereldoorlog is haar diep ingeprent. Ik vertel haar dat je met maar één godsdienst en alleen Joodse wortels op elk moment in de huizen en op het land van de Palestijnen kunt komen wonen, maar niet als je een Palestijn bent met papieren die bewijzen waar je vandaan komt. Mijn dochter zet heel grote ogen op en zegt: ‘En die mensen met papieren zijn de mensen die nu in Gaza gebombardeerd worden?’ Ik knik.”

Juist ja. Iedere Jood kan op ieder moment een willekeurig Palestijns huis inpikken, de bewoners vermoorden en hun bloed drinken of er matzes van maken. Tot zover dit antisemitische bloedsprookje. Iedere Jood mag naar Israel komen, zoals Nederland open staat voor Nederlanders wereldwijd. Daar hoeven ze geen Palestijnse huizen voor te confisceren, daar bouwen ze zelf wel dorpen en steden voor. De bezittingen van gevluchte Palestijnen vervielen na de oorlog van 1948 aan de staat Israel, zoals de bezittingen van gevluchte Joden uit Arabisch gebied en uit de andere Arabische landen, allemaal door deze landen werden ingenomen. Maar ik denk dat zij vindt dat alle land ‘het land van de Palestijnen’ is en ieder huis, ook al is het door Joden gebouwd, eigenlijk de Palestijnen toekomt.

Ze maakt nog een sneer naar de moeder van het Joodse vriendinnetje van haar dochter, zodat die vriendschap waarschijnlijk geen lang leven meer beschoren was:

“Een tijdje later kom ik de moeder van het vriendinnetje tegen en we babbelen wat over Netflix als ze zegt: ‘Heb je de serie Fauda gezien?’ Ik schrik en zeg: ‘Nee, dat is zó’n racistische serie. Daarin worden de Palestijnen ontmenselijkt tot moordenaars en boeven.’ De moeder zegt schouderophalend: ‘Oké, dan ben ik een racist.’ Het duizelt me als ik bedenk dat ik bij het zien van een antisemitische film schouderophalend ‘Oké, dan ben ik antisemitisch’ zou zeggen. Er wordt namelijk alles in het werk gesteld om geen normale Palestijn te laten zien. De Palestijn als mens is taboe. Net als de Joden in Europa in vroeger tijden.”

Logisch natuurlijk dat de moeder defensief reageert op zo’n sneer. Ik ken de serie zelf niet, maar lees dat hij diverse prijzen heeft gewonnen. Ik lees onder andere:

“De makers van Fauda ontvingen veel complimenten over de manier waarop de Palestijnen in de serie worden weergegeven. Het zijn niet allemaal schuimbekkende terroristen en godsdienstfanaten, maar meestal gewone burgers met gezinnen en een baan. Critici missen het Palestijnse perspectief in de serie, maar op dit punt doet Fauda het juist beter dan de gebruikelijke kost uit Hollywood. Dat Doron en zijn team in de Palestijnse gebieden vooral op terroristen stuiten, komt omdat ze daar op jagen, en niet op olijfverkopers.”

De maker van Fauda, Avi Isacharoff, zegt: “Ja. Ik heb het voorrecht de andere kant van het verhaal te kennen. Ik heb dagelijks contact met Gaza, heb daar en op de Westelijke Jordaanoever vrienden, spreek vloeiend Arabisch. Het lukt me nog steeds de motieven van de Palestijnen te begrijpen. Ik besef dat hun leiders van terreurorganisaties ook mensen met gezinnen zijn.”

Haar bewering dat de Palestijn als mens taboe is, is dus nonsens en haar vergelijking met de Joden vroeger in Europa is walgelijk. Fauda op een lijn zetten met antisemitisme is niet alleen onzinnig, maar is in feite een ontkenning van de ernst daarvan. Het is haar goed recht Fauda geen goede serie te vinden omdat hij door Israeli’s is gemaakt of wellicht niet altijd een realistische weergave biedt van de werkelijkheid, maar een ander veroordelen die hem wel waardeert is onheus.

Zij is in feite de raciste, zij weigert ook maar het minste oog te hebben voor de Joodse-Israelische kant, en te erkennen dat de Arabisch-Palestijnse kant ook zijn aandeel heeft in het conflict. Ze liegt en verdraait en stelt een onschuldige Israelische tv-serie gelijk aan antisemitisme, haar eigen lot aan dat van vervolgde Joden, ze brengt een vriendschap van haar dochter met een Joods meisje om zeep en ze hitst de lezers van de NRC op. Tot slot haalt ze nog de Israelische inzending van het Songfestival door het slijk, omdat het meisje durft te zingen ‘Set me free’ terwijl Gaza wordt gebombardeerd. Ik heb er geen woorden voor dat deze giftige bagger in de NRC is verschenen. Bah!

Ratna Pelle

(Vervolg in deel 4)

Share