Israël en de VN 60 jaar later

Laatste update 2-6-2008

Op 29 november 2007 was het 60 jaar geleden dat de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties een resolutie aannam die het mandaatgebied Palestina in twee staten, een Joodse en een Arabische, zou delen. De commissie die het plan had voorbereid, UNSCOP (United Nations Special Commission on Palestine) was 6 weken in Palestina geweest om ter plekke met vertegenwoordigers van de Joodse gemeenschap, de Arabische Palestijnen en de Britse machthebbers te spreken. Voor de oorlog hadden de Britten ook al eens een deling van Palestina voorgesteld, waarbij de Joden slechts 15% van het gebied zouden krijgen. Dit plan werd door de Arabieren verworpen, net als het delingsplan uit 1947.

Toen UNSCOP in Palestina was werd een schip vol Joodse immigranten uit Europa, de Exodus, door de Britten teruggestuurd naar Hamburg. Joodse immigratie naar Palestina was sinds de Arabische opstand eind jaren ’30 sterk ingeperkt door de Britten (dit in schending van het mandaat uit 1922, dat gericht was op het creëren van een Joods thuis in Palestina), en er werden geregeld illegale schepen teruggestuurd of getorpedeerd. Dit riep steeds meer verontwaardiging en verzet op en heeft waarschijnlijk invloed gehad op het voorstel van UNSCOP. In Palestina werd UNSCOP door de Joodse gemeenschap hartelijk ontvangen, terwijl de Arabieren niks met UNSCOP en wie dan ook van buiten te maken wilden hebben. Ook was men onder de indruk van wat de Joden in Palestina hadden opgebouwd. Deze zaken hebben het besluit van de commissie zeker beïnvloed.
De resolutie werd met de noodzakelijke tweederde meerderheid aangenomen, maar door de Arabische staten en de Arabische gemeenschap in Palestina verworpen. Sommige landen waren door de VS (die oorspronkelijk twijfelachtig stond tegenover een Joodse staat) onder druk gezet het plan te steunen. En ongetwijfeld speelde de Holocaust een rol in de besluitvorming.

Door tegenstanders van Israël en sympathisanten van de Palestijnen wordt met name dit laatste argument vaak tegen Israël gebruikt: Europa (en de VS) zouden hun schuldgevoelens tegenover de Joden hebben afgekocht door hen Palestina te geven, ten koste van de bevolking aldaar, die immers niet verantwoordelijk was voor de Holocaust. Achmadinejads voorstel dat Duitsland maar een stukje eigen grondgebied aan de Joden afstaat als het meent ze wat verschuldigd te zijn illustreert dit sentiment.
Dit gaat echter volledig voorbij aan de Joodse binding met Jeruzalem en het oude land, niet alleen ten tijde van de koninkrijken Israël en Judea, maar gedurende de gehele geschiedenis. Ook in de diaspora hielden Joden een binding met het land door de religie, de feestdagen, de taal en het gekoesterde verlangen er ooit naar terug te keren. Het gaat ook voorbij aan het recht op zelfbeschikking van volkeren zoals vastgelegd in het handvest van de Verenigde Naties. Het mandaat had de Joden al in 1922 het recht op een ‘Jewish national home’ gegarandeerd, en sindsdien had men er een bloeiende gemeenschap opgebouwd, die was gaan functioneren als een soort staat-in-een-staat.

Het feit dat de VN de beslissing tot deling misschien inderdaad niet had genomen als de Holocaust niet had plaatsgevonden, en als de VS en de Sovjet-Unie het niet beiden hadden ondersteund, is illustratief voor de weifelende en soms ronduit vijandige houding die de VN ten aanzien van Israël heeft. Bedenk hierbij dat de meeste Arabische en Afrikaanse landen, die nu automatisch voor iedere anti-Israël resolutie stemmen, toen nog niet onafhankelijk waren. We moeten ook niet vergeten dat Groot-Brittannië het mandaatgebied Palestina al eens had gedeeld in 1922, toen Trans-Jordanië van het mandaat werd afgesplitst en de facto onafhankelijkheid kreeg onder het Hashemitische koninkrijk.

Toch kunnen we er daarom niet vanuit gaan dat Israël zonder de Holocaust niet gesticht zou zijn. Zoals gezegd, was er een bloeiende en groeiende Joodse gemeenschap die steeds meer als een staat-in-een-staat functioneerde. Zonder de Holocaust was deze gemeenschap vele malen groter geweest of geworden, want met name veel Joden uit Oost-Europa wilden daar weg en stonden achter het Zionisme. Het had wellicht wat langer geduurd totdat de druk van deze mensen zich had vertaald in onafhankelijkheid. Het is uiteraard een hypothetisch ‘wat als’ spel, maar het is een feit dat de Britten de Arabieren te vriend wilden houden mede vanwege het gevaar van oorlog in Europa, en de nazi’s hebben de Moefti van Jeruzalem, Haj Amin Al Husseini – een van de belangrijkste Palestijnse leiders – en zijn opstanden gesteund, en via met name radio-propaganda het antisemitisme in de Arabische wereld aangewakkerd. Wat er gebeurd was als dit alles niet had plaats gevonden weten we niet, maar het was niet bepaald in het voordeel van Israël.

Zelfs als het zo zou zijn dat Israël zonder de Holocaust niet gesticht was, omdat de VN hier dan niet mee had ingestemd, betekent dat niet dat die beslissing (en de stichting van Israël) niet rechtvaardig waren geweest, of dat de Joden geen inherent recht op zelfbeschikking hebben. De VN doet niet altijd recht aan ieder volk, en ook nu zijn er volken die geen zelfbeschikking hebben omdat dit niet in het belang is van andere staten.

De Holocaust was niet de oorzaak van de stichting van Israël, maar toonde wel op tragische wijze het gelijk van de Zionisten aan.
Het delingsplan, door de Zionisten aanvaard, verdeelde het gebied in verschillende stukken die door smalle corridors met elkaar waren verbonden. Jeruzalem en Bethlehem zouden onder VN toezicht komen. De Arabieren dreigden al voor de stemming in de VN met oorlog als het plan zou worden aangenomen, en daags erna begonnen Arabische Palestijnen met overvallen op Joodse gemeenschappen en konvooien en blokkeerden Joods Jeruzalem, een blokkade die bijna een half jaar stand zou houden. De Moefti van Jeruzalem, een nazi collaborateur, had tegen de Britse machthebbers gezegd dat hij Hitlers oplossing van het Jodenprobleem ook in Palestina wilde toepassen, en voerde een eigen legertje aan. Deze burgeroorlog, die duurde van november tot mei, werd door de Joodse gemeenschap gewonnen. Aan beide kanten werden misdaden en slachtingen uitgevoerd, zoals in Deir Yassin door de Joden en op het Hadassah konvooi door de Arabische Palestijnen. Na de stichting van Israël in mei 1948 vielen de Arabische buurlanden Israël binnen met als doel het te ‘bevrijden’. Nadat zij waren verslagen werden wapenstilstandsovereenkomsten gesloten, waarin onder meer de Groene Lijn tussen Israël en de Westelijke Jordaanoever als bestandslijn werd vastgesteld. De Arabische Liga stelde een boycot in van Israël, en richtte later samen met Palestijnen de PLO en Fatah op, met als expliciet doel om Israël te vernietigen. De Westelijke Jordaanoever, inclusief de Oude Stad van Jeruzalem was door Jordanië geannexeerd, dat 56 van de 57 synagoges vernietigde en grafstenen van de Joodse begraafplaats gebruikte om wegen te plaveien. De VN heeft hier niet haar afkeuring over uitgesproken, laat staan actie ondernomen. De verwachting van velen voor de oorlog was dat de Joden zouden verliezen. In december 1948  werd resolutie 194 aangenomen, die ondermeer Israël opriep om de Palestijnse vluchtelingen die in vrede wilden leven terug te laten keren.

Na de afwijzing van het delingsplan uit 1947 wilde de VN verder bemiddelen en deed nieuwe voorstellen, bijvoorbeeld tijdens het eerste staakt-het-vuren in de zomer van 1948. Men wilde met name aan de Arabische bezwaren tegen deling tegemoet komen, en stelde voor dat Joodse immigratie alleen mogelijk was met goedkeuring van Trans-Jordanië, dat ook de aan de Arabieren toegewezen delen van Palestina onder haar hoede zou krijgen. Zowel de Arabieren als de Zionisten wezen dit voorstel echter af, en de laatsten verklaarden dat de uitkomst van de gevechten bepalend zouden worden voor de verdeling van het land, daar de Arabieren geen enkele vorm van Joodse zelfbeschikking accepteerden. De Israëli’s rechtvaardigden de verovering van extra gebieden tijdens de onafhankelijkheidsoorlog ermee dat de losse gebieden van het delingsplan onverdedigbaar waren. Met name de corridor naar het belegerde Jeruzalem was cruciaal om de 100.000 Joden daar te beschermen.

In 1949 werd Israël tot de Verenigde Naties toegelaten, maar vanwege de Arabische boycot kon het geen lid worden van het Aziatische blok. Aangezien de deelname aan alle belangrijke VN lichamen via de regionale blokken wordt geregeld, was Israël hiervan, en van alle vergaderingen buiten New York, uitgesloten. Pas in 2000 is Israël toegelaten tot het Westerse en Andere Landen blok. Israël wordt op meer manieren gediscrimineerd en zwartgemaakt in de VN. Op een aantal gebieden worden zij en de Palestijnen anders behandeld dan andere landen en conflicten:

Vanwege de automatische meerderheid van de Arabische en niet-gelieerde staten heeft de Algemene Vergadering sinds de oprichting honderden resoluties tegen Israël aangenomen, waarvan de beruchtste resolutie 3379 uit 1975 was, die Zionisme gelijkstelde aan racisme. Deze resolutie werd herroepen in 1991 na intensieve lobby door de VS, nadat Israël intrekking als voorwaarde had gesteld voor deelname aan de vredesconferentie van Madrid. In 1974 kreeg de PLO als vertegenwoordiger van het Palestijnse volk waarnemerstatus bij de VN, een recht dat behalve het Vaticaan geen enkele andere niet-staat heeft. De PLO was toendertijd zeer actief in terroristische activiteiten (moord op Olympische ploeg van Israël, vliegtuigkapingen). Toch werden aan de PLO geen voorwaarden gesteld wat betreft het afzweren van geweld of erkenning van Israël. Kort daarna zijn binnen de VN een aantal pro-Palestijnse organisaties opgericht, met de Divisie voor Palestijnse Rechten (een van de 7 regionale divisies die de VN kent) als paraplu organisatie. Zij organiseert jaarlijks een internationale solidariteitsdag voor de Palestijnen op 29 november, de dag dat het delingsplan werd aangenomen, en subsidieert allerhande organisaties die voor de Palestijnen opkomen.

De VN conferentie tegen racisme in Durban in 2001 focuste grotendeels op islamofobie en op aanvallen tegen Israël. Zelfs Amnesty International, zelf bepaald kritisch over Israël, hekelde de slotconclusies wat dit betreft. Het NGO gedeelte van deze conferentie was nog extremer, met openlijk antisemitisme, bedreigingen van Joodse deelnemers en pamfletten die steun betuigden aan Hitler. (Zie voor een uitvoerig verslag de website van de anti-racisme organisatie I CARE .)

Terwijl alle andere vluchtelingen onder de UNHCR vallen, is speciaal voor de Palestijnse vluchtelingen de UNRWA opgericht. In tegenstelling tot de UNHCR is zij niet gericht op het oplossen van vluchtelingenproblemen, maar op het bestendigen ervan. Zij hanteert een ruimere definitie van wie een vluchteling is, zodat de ca. 700.000 vluchtelingen van destijds inmiddels zijn uitgegroeid tot ca. 5 miljoen, en dit aantal groeit – door het hoge geboortecijfer –  met honderdduizenden per jaar. Meer dan een miljoen van hen leeft in vluchtelingenkampen (in de bezette gebieden maar ook in Libanon en Syrië) onder erbarmelijke omstandigheden. Israëlische plannen om permanente huisvesting voor vluchtelingen te bouwen werden verhinderd, en Israël werd gesommeerd zich met zijn eigen zaken te bemoeien. Zo wordt het zogenaamde ‘recht op terugkeer’ in stand gehouden, wat indruist tegen een twee-statenoplossing en dus de delingsresolutie en resolutie 242.

Het vluchtelingenprobleem is een van de moeilijkste problemen van het conflict. Hun lot genereert sympathie voor de Palestijnen, en versterkt de notie dat Israël op ‘gestolen’ land is gesticht ten koste van de inheemse bevolking. Het Palestijnse leiderschap en de Arabische staten, die (met uitzondering van Jordanië) weigeren de vluchtelingen gelijke rechten en permanente huisvesting te geven misbruiken de vluchtelingen voor politieke doeleinden. Zij gebruiken die miljoenen vluchtelingen als een grote levende aanklacht tegen Israël. De UNRWA werkt mee aan deze strategie, door te weigeren aan permanente huisvesting mee te werken buiten een oplossing van het conflict om. Ondertussen wordt vergeten dat eenzelfde aantal Joodse vluchtelingen uit de Arabische staten is verdreven en gevlucht, en voor een groot deel in Israël zijn opgevangen en gehuisvest. Geen compensatie, geen UNRWA, geen vluchtelingenkampen. Zij hebben bij elkaar meer eigendom achter moeten laten dan de Palestijnse vluchtelingen.

Israël wordt vaak verweten het internationale recht te schenden. Daarbij wordt meestal geen onderscheid gemaakt tussen resoluties van de Algemene Vergadering en de Veiligheidsraad, en worden resoluties vaak subjectief geïnterpreteerd. Zo wordt beweerd dat resolutie 194 het recht op terugkeer van alle vluchtelingen en hun nakomelingen naar Israël garandeert, wat niet het geval is. Ten onrechte wordt ook beweerd dat resolutie 242, aangenomen kort na de Zesdaagse Oorlog, onvoorwaardelijke terugtrekking van Israël uit alle veroverde gebieden eist, terwijl Israël in deze resolutie werd opgeroepen om haar troepen terug te trekken uit ‘gebieden die in het recente conflict werden bezet’, en tevens alle landen in de regio werden opgeroepen elkaars soevereiniteit en grenzen te respecteren.

De Commissie voor de Mensenrechten en de nieuwe Mensenrechtenraad van de VN besteden onevenredig veel aandacht aan Israël. De sinds anderhalf jaar functionerende Mensenrechtenraad heeft Israël al meer dan 10 keer veroordeeld, terwijl men zwijgt over Palestijns terrorisme of de Hezbollah. Harde veroordelingen van Soedan, China, Wit-Rusland en andere notoire mensenrechtenschenders blijven achterwege. Bovendien is Israël het enige land dat permanent op de agenda staat, en dus automatisch op iedere vergadering ter sprake komt. Door al deze zaken is het vertrouwen van Israël in de VN al lang op een dieptepunt beland, wat haar rol als onpartijdige bemiddelaar ernstig schaadt. Het Israëlisch-Arabisch/Palestijns conflict legt heel duidelijk de zwakke plekken van de VN bloot. Ondanks goeie bedoelingen lukt het niet een systeem op te zetten waarin landen die systematisch de mensenrechten schenden tot de orde kunnen worden geroepen en onder druk gezet, en de VN in conflicten als onpartijdig bemiddelaar kan optreden. De verdeling in regionale blokken, de positie van machtsblokken als de Islamitische Conferentie, de koehandel en de belangen van machtige staten met vetorecht in de Veiligheidsraad maken het onmogelijk dat de VN naar haar eigen doelstellingen zoals omschreven in het VN handvest kan handelen. In plaats van Israël te verwijten zo weinig naar de VN te luisteren, en de talloze veroordelingen door de Mensenrechtenraad of de Algemene Vergadering, of de kritiek van de speciale gezant voor het Midden-Oosten of de commissaris van de mensenrechten, naast zich neer te leggen, moeten wij van de VN verlangen haar eigen doelstellingen serieuzer te nemen, en ‘alle landen, groot en klein’ eerlijk te behandelen. 

Zonder de steun van de VS zou Israëls bestaansrecht allang zijn weggestemd en haar verdediging onmogelijk gemaakt. Dit is niet alleen een theoretische kwestie. Veiligheidsraad resoluties hadden heel wel tot een isolatie en sancties a la Zuid-Afrika kunnen leiden, als Israël niet aan onmogelijke eisen zoals het recht op terugkeer van de vluchtelingen zou voldoen, en een wapenembargo had haar tot makkelijke prooi van de Arabische staten gemaakt. Israël verkeert in een unieke situatie: het heeft in de regio nagenoeg geen sympathie en kan slechts overleven door de steun van één land, het machtigste land ter wereld. Deze totale afhankelijkheid van de VS is ongezond en maakt Israël bijzonder kwetsbaar. Steeds meer mensen in de VS menen dat de steun aan Israël niet in het belang van de VS is, en vanwege het debacle in Irak neemt de invloed van de VS in het Midden-Oosten (en de rest van de wereld) waarschijnlijk af in de toekomst. Het is niet altijd zo geweest: tot aan de Zesdaagse Oorlog kreeg Israël nauwelijks militaire en materiële steun van de VS. De overwinning in 1967 veranderde het beeld in de VS over Israël en maakte het tot een strategisch waardevolle bondgenoot tegenover de door de Sovjet-Unie gesteunde Arabische staten (met uitzondering van Jordanië).

De delingsresolutie legde de basis voor een twee-statenoplossing, wat na de Zesdaagse Oorlog ook wel werd vertaald als ‘land voor vrede’. Volgens een brede consensus in de internationale gemeenschap is dit de enige oplossing van het conflict, en zijn de contouren van een oplossing redelijk helder: een Palestijnse staat op de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook, Jeruzalem als gedeelde hoofdstad en compensatie voor de vluchtelingen waarbij hooguit een deel naar Israël zal kunnen terugkeren. Het blijkt echter dat de VN deze doelstellingen deels tegenwerkt, met name via de werkwijze van de UNRWA. Een ander heikel punt is Jeruzalem: volgens het delingsplan had het onder internationaal toezicht moeten komen, en de Israëlische verovering en met name annexatie zijn streng veroordeeld. Men heeft nooit enige Joodse rechten in Jeruzalem buiten de Groene Lijn erkend, dat wil zeggen in de oude stad (inclusief de Joodse wijk en Klaagmuur), de Joodse begraafplaats of de Hebreeuwse universiteit. Gek genoeg is Jordanië nooit veroordeeld voor het illegaal bezetten en annexeren van de stad, evenmin voor het vernielen van 56 synagoges. De Palestijnen eisen de gehele Oude Stad op, en ook de Arabische wereld is niet bereid Joodse aanspraken op de Oude Stad te erkennen. Het lijkt uitgesloten, en is bovendien buitengewoon onredelijk, dat Israël de gehele Oude Stad zal opgeven. Alleen een duidelijke erkenning van de VN en de VS wat dit betreft kunnen de Arabieren op andere gedachten brengen. Aangezien zelfs de VS zich hier niet duidelijk over uitlaat, valt van de VN echter weinig te verwachten.

De indruk dringt zich op dat het conflict op een aantal punten nog net zo vastzit als in 1948. Jordanië en Egypte hebben dan wel vrede met Israël gesloten, en de Arabische Liga is volgens het Saoedische vredesplan bereid om Israël te erkennen in ruil voor terugtrekking uit alle bezette gebieden en een ‘rechtvaardige oplossing van het vluchtelingenprobleem’. Maar men lijkt, net als de officiële Palestijnse onderhandelaar Saeb Erekat, niet bereid om Israël als Joodse staat te erkennen, dat wil zeggen het recht van het Joodse volk op zelfbeschikking in Israël. Het Oslo vredesproces heeft enerzijds beide volken overtuigd van de noodzaak het land te delen, maar anderzijds niet geleid tot een daadwerkelijke toenadering en meer begrip voor elkaars grieven. Met name de Palestijnen schijnen na 60 jaar nog niet te begrijpen dat de Joden vooral ook een volk zijn en erkenning van hun nationale rechten in Israël een absolute voorwaarde is voor vrede en dus de stichting van een Palestijnse staat. De PLO heeft in 1993 Israël erkend en een twee-statenoplossing geaccepteerd, maar dit is dus niet hetzelfde als erkenning van het recht van de Joden op zelfbeschikking.

De VN moet iedere dubbelzinnigheid over dit recht wegnemen; een goede eerste stap hiertoe is duidelijk uitspreken dat de vluchtelingen en hun miljoenen nakomelingen niet kunnen terugkeren naar Israël en de UNRWA opheffen of hervormen. En vervolgens moet er een einde komen aan de infrastructuur aan organisaties dat onder VN vlag tegen Israël agiteren, en aan de eenzijdige veroordelingen in de Mensenrechtenraad en Algemene Vergadering.
60 Jaar na de delingsresolutie zijn we niet dichter bij een oplossing van het conflict gekomen, en dat valt mede de VN te verwijten.


© Dit artikel is copyright Israël-Palestina Informatie, afgezien van onderdelen waarvoor andere bronnen worden vermeld. Voor overname gelieve kontakt met ons op te nemen via het e-mail adres. Beperkte citaten voorzien van een link naar deze webpagina zijn toegestaan.

Comments are closed.