mei 272012
 

Lees hier deel 1

Later gaat Hans Achterhuis in op het antisemitisme begrip bij Hannah Arendt:

“Net als de oude Cato die het niet kon laten om bij elke redevoering de vernietiging van Carthago te eisen, kwam Hannah Arendt in haar vroege artikelen ten tijde van de Tweede Wereldoorlog voortdurend terug op de noodzaak om een eigen Joods leger te vormen. ‘Wie als Jood wordt aangevallen, moet zich als Jood verdedigen’, luidde in dit verband haar bekende motto.”

In de verschillende Geallieerde legers vochten er Joden tegen de nazi’s.

‘Klopt. Arendt vond alleen dat er niet individueel en in cognito gestreden moest worden, maar als een duidelijk zichtbare politieke collectiviteit. Haar kritiek op het vooroorlogse Jodendom was nu juist dat het nooit een politiek antwoord had geformuleerd op het antisemitisme. De oprichting van een eigen Joods leger kon voor een beslissende breuk in deze antipolitieke houding zorgen.

“Misschien nog wel belangrijker is dat Arendt zich keerde tegen het idee van de Jood als eeuwige zondebok.

Dit is precies de zionistische ideologie, die Achterhuis zojuist nog verfoeide. Het zionisme was een politiek antwoord op het antisemitisme. De Joden moesten zich niet blijven schikken en aanpassen of zelfs assimileren in andere landen, maar zorgen dat men zelf macht in handen kreeg. Men moest zich zelf kunnen verdedigen en ook niet bang zijn om zichzelf als zodanig te laten zien.
Maar in plaats van op deze opvallende steun te wijzen, weet Achterhuis opnieuw het zionisme in een kwaad daglicht te stellen:

“Arendt bekritiseerde Herzl omdat hij het antisemitisme als een eeuwig en onveranderlijk gegeven beschouwt. De hele niet-Joodse wereld stond volgens hem overal en altijd tegenover de Joden. ‘Hij zag alleen nog Joden en antisemieten.’ Alleen door zich als volk te verenigen in een natiestaat kon volgens Herzl een einde gemaakt worden aan dit antisemitisme. Daarbij ging hij ervan uit dat de eeuwige antisemieten blij zouden zijn om van het Joodse minderheidsprobleem verlost te zijn. Vandaar dat Herzl en de latere zionisten er geen been in zagen om met openlijk antisemitische machtshebbers te onderhandelen. Beide eeuwig met elkaar strijdende partijen hadden er belang bij om uiteen te gaan.”

De zionisten gingen er vooral ook vanuit dat een eigen staat de houding tegenover Joden zou doen veranderen. Wanneer ze niet meer vooral handelaren en bankiers waren, maar zelf land bewerkten, huizen bouwden, treinen lieten rijden en in het leger dienden, zou het respect voor de Joden vanzelf groeien (Joden werden in het oude Europa maar ook in de Arabische wereld vaak uitgesloten van vooral de productieve beroepen en mochten vaak ook geen land bezitten of wapens dragen). En dat is gedeeltelijk ook gebeurd. Na de stichting van Israel was er enorme bewondering voor hoe de Joden een droog en kaal stuk land veranderden in vruchtbare grond, en hier een welvarende staat vanuit het niets opbouwden, die ook nog eens miljoenen Joodse vluchtelingen opnam, vaak mensen die volkomen berooid waren en geen woord Hebreeuws kenden. Nog steeds is die bewondering er in bepaalde kringen, maar zij wordt minder, en het ‘de woestijn tot bloei weten brengen’ klinkt voor steeds meer mensen als holle propaganda, niet als een enorme prestatie.

Dat de zionisten met antisemieten hebben samengewerkt wordt vaak gebruikt als argument om te laten zien dat beiden ook inhoudelijk zaken gemeen zouden hebben; ook zionisten zouden eigenlijk antisemieten zijn en hen gelijk geven dat Joden niet met niet-Joden kunnen samenleven. Maar dat is niet de positie van de zionistische beweging. Men werkte op heikele momenten in de geschiedenis noodgedwongen samen om de schade enigszins te beperken. Zo heeft de overeenkomst van de zionisten met de nazi’s ertoe geleid dat tienduizenden Joden uit Duitsland konden worden gered omdat zij alsnog, na achterlating van al hun bezittingen, het land uit mochten. Herzl was zowel een doorzetter als een strateeg die het bij alle machthebbers probeerde en steeds de argumenten aandroeg waarvan hij dacht dat ze de meeste kans maakten. Het is nogal suggestief om de geringe samenwerking die er tussen zionisten en antisemieten was te gebruiken om de zionisten wederom in een kwaad daglicht te stellen. De samenwerking en overeenkomsten tussen de Arabieren en de nazi’s waren veel groter: men was beide tegen de Joden, tegen de Geallieerden, antidemocratisch en anti-modernistisch. Onder de Palestijnen was er opvallend veel steun voor de nazi’s en mufti Hajj Amin Al Husseini importeerde het nazi-antisemitisme en vermengde dat met de Arabische minachting voor Joden. Toch hoor je vaker over de minder sterke en meer uit noodzaak geboren samenwerking tussen de zionisten en antisemieten.

Achterhuis zegt:

“Dat meende Herzl. Het idee van het eeuwige, zichzelf gelijkblijvende antisemitisme kom je ook tegen bij de zionist, premier en mede-oprichter van de Arbeiderspartij Ben Goerion. Hij zei eens dat de Joden uit de diaspora zich dienden te herinneren dat ze ‘vierduizend jaar lang tegenover een vijandige wereld hadden gestaan’ en dat pas de stichting van de staat Israël hen uit deze situatie had bevrijd.”

Een wrang citaat.

“Ja. De dader van de moordpartij op de Joodse school in Toulouse verklaarde dat hij hiertoe overgegaan was vanwege de politiek van de staat Israël in het Midden-Oosten. We stuiten hier op het heikele onderscheid tussen antizionisme, antisemitisme, en kritiek op Israël.

Die uitspraak van de dader van de moordpartij in Toulouse heeft weinig te maken met Ben Goerions uitspraak. Ben Goerion was, ook door eigen ervaringen, pessimistisch maar hoopte en verwachtte misschien ook dat Israel de Joden weer waardigheid en respect zou geven.
De dader uit Toulouse laat overigens juist treffend zien hoezeer antizionisme en antisemitisme kunnen samengaan. Hij is een antisemiet, anders doodt je geen Joden omdat het Joden zijn, maar rechtvaardigt dat door naar Israels vermeende onrecht te verwijzen. Niet alleen stelt hij Joden onterecht verantwoordelijk voor iets waar ze part noch deel aan hebben, hij vindt de manier waarop Israel zich verdedigt en staande houdt in een haar vijandig gezinde omgeving reden voor een bloeddorstige moordpartij, terwijl de vele malen ergere daden tegen zijn Arabische broeders van bijvoorbeeld het Syrische regime hem blijkbaar koud laten. Of, misschien nog treffender: toen de Libanese regering in 2007 hard huishield in een Palestijns vluchtelingenkamp en honderden Palestijnen doodde en het kamp grotendeels met de grond gelijk maakte, waren de critici van Israel opvallend stil.

Wanneer men Israel niet de schuld kan geven is Palestijns leed niet meer zo interessant en geen reden voor uitzinnige woede. Achterhuis lijkt de moordenaar van Toulouse een punt te geven door van een ‘heikel onderscheid’ tussen antisemitisme, antizionisme en kritiek op Israel te spreken zonder op te merken hoe dicht antisemitisme en antizionisme hier weer bij elkaar blijken te liggen. Haat tegen Israel en haat tegen Joden gaan nu eenmaal vaak samen, wat niet zo gek is omdat Israel de enige Joodse staat is, waar Joden, zoals Hannah Arendt zo graag zag, een ‘politieke collectiviteit’ vormen en Joden zichzelf als Joden kunnen verdedigen.

Ratna Pelle

Share