Boekbespreking:
Het zijn net mensen
Beelden uit het Midden-Oosten
Joris Luyendijk, 2006

Recensie & repliek door Ratna Pelle, 12-6-2008

Twee Israëliërs zitten op het strand in Tel Aviv te lezen. Eentje heeft een kwaliteitskrant, de ander een antisemitisch vod. ‘Waarom lees jij dat nou’, vraagt de een. ‘Vroeger las ik net zo’n kwaliteitskrant als jij’, zegt de ander. ‘Maar ik kon er niet meer tegen. Die zelfmoordaanslagen en massavernietigingswapens en de instortende economie en demonstraties tegen Israël in Europa’. Hij wijst op het antisemitische vod. ‘Nu lees ik dit en voel ik me veel beter; het blijkt dat er een Joods wereldcomplot is en wij in werkelijkheid de hele wereld controleren’.

Het is een van de vele moppen in Luyendijks boek, en hij illustreert treffend mijn reactie op het boek, waarin Luyendijk uitgebreid de successen van de ‘Israëlische  pr machine’ beschrijft. Die zou dus gesmeerd lopen en Israël zou altijd een uitleg klaar hebben als er per ongeluk onschuldige Palestijnen zijn omgekomen; Israëlische politici touren door Europa en vertellen van Israëls vredeswens en wat men al allemaal voor vrede heeft gedaan, Israël zou zichzelf succesvol als het slachtoffer neerzetten, kortom: Israël wint niet alleen het militaire conflict, maar ook de media oorlog met gemak en het staat inmiddels 8-1 voor Israël. Maar het kan nog absurder: Israëli’s zouden altijd rustig blijven, zich inleven in de luisteraar, zich verontschuldigen voor bloedige missers. De Palestijnen daarentegen kunnen niet aan al die professionaliteit en dat geld tippen, zij hebben geen perscentra, spreken vaak geen Engels en uiten zich niet op een manier die ons aanspreekt. Geen wonder dus dat het Israëlische verhaal zo dominant is in de media, en Nederlanders allemaal pro-Israël zijn.

Mijn angst dat Israëls bestaansrecht steeds meer ter discussie wordt gesteld omdat mensen vooral het Palestijnse perspectief te horen en te zien krijgen is duidelijk onterecht. Israëls bestaanrecht ter discussie stellen is een taboe, meent Luyendijk, en eigenlijk vindt hij dat onterecht, want je mag wèl twijfelen aan een Palestijnse staat. Dat een staat die al 60 jaar bestaat en functioneel en stabiel is toch wat anders is dan de visie op een nog niet bestaande staat, waarbij met recht kan worden getwijfeld aan de capaciteit van de huidige leiders om die fatsoenlijk te runnen, komt niet bij hem op. Mijn idee dat mensen voornamelijk de bezetting en Israëlische agressie  als oorzaak van het conflict te zien krijgen, en dat het feit dat agressie en haat tegen de Joden in Palestina daar decennia aan vooraf ging, dat er pogroms waren tegen de Joodse gemeenschap in Palestina voordat zij een leger hadden en zich konden verdedigen, dat de oorzaken voor de vlucht van de Arabieren in 1948, dat dat alles onderbelicht blijft, dat idee is dus onjuist. Ik kan opgelucht ademhalen en over een andere kwestie gaan bloggen. Of het voor de Palestijnen gaan opnemen natuurlijk, want die hebben volgens Luyendijk nauwelijks woordvoerders.

Maar zoals in werkelijkheid al die antisemitische geschriften de Joden kwaad of ook treurig stemmen, maakte Luyendijks boek me ook kwaad. Omdat het simpelweg niet waar is, maar zijn boek wel het populairste non-fictie boek is, het meest besproken en aangehaalde boek over deze kwestie, het vlotste boek wellicht en het onderhoudendst en daarmee heeft het op zijn beurt de beeldvorming over het Israëlisch-Palestijns conflict (en de beeldvorming over de beeldvorming) behoorlijk beïnvloed. Ik maakte me kwaad over de vele onwaarheden die als feiten worden gepresenteerd, door iemand waarvan de meeste mensen zullen denken dat hij er wel wat vanaf weet, over de soms absurde vergelijkingen, de vele ongefundeerde en niet te checken aantijgingen tegen Israël, van anonieme Palestijnen gehoord. En hoewel Luyendijk zelf verschillende aanslagen van dichtbij heeft meegemaakt, meent hij dat de checkpoints er slechts zijn om Palestijnen te vernederen. Luyendijks hoofdstelling, dat objectieve journalistiek niet mogelijk is, maakt hij zelf in dit boek in ieder geval geheel waar.

Het probleem met objectiviteit begint volgens Luyendijk al bij de termen die worden gebruikt om de verschillende gebieden en spelers in het conflict aan te duiden. Er zijn nauwelijks neutrale termen, en dat maakt het zo moeilijk om objectief te berichten, zoals hij zich – naar eigen zeggen – had voorgenomen. “In Arabische dictaturen kregen we voor alles een woord aangereikt, en dat had de boel overzichtelijk gehouden. Egypte heet voor iedereen gewoon Egypte. Maar ‘Israël’ word ook de ‘zionistische entiteit’ en ‘bezet Palestina’ genoemd.” – Tja, een lastig probleem, dat Luyendijk oplost door consequent van het Heilige Land te spreken, een term die me danig de keel begon uit te hangen. Op andere momenten heeft hij geen last van deze ijver om ‘neutraal’ te zijn. Mensen die over de Groene Lijn wonen heten steevast ‘kolonisten’ en hun dorpen en steden ‘nederzettingen’. Hij spreekt van een Israëlisch ‘pr apparaat’ of ‘pr machine’ en een Palestijns Ministerie van Informatie. Hij heeft het over bezet Oost-Jeruzalem – valt daar ook de Klaagmuur en de Joodse wijk in de Oude Stad onder?

Luyendijk is op meer gebieden inconsequent. In het eerste deel, dat over de Arabische staten gaat, beschrijft hij de onmogelijkheid om aan goede en verifieerbare informatie te komen. Iedereen die je spreekt kan een informant van de geheime dienst zijn, en sowieso is iedereen bang om afgeluisterd te worden, dus als mensen hem – onder het genot van een biertje – al interessante dingen vertelden, dan konden die mensen nooit met naam en toenaam in de krant, en hoe check je informatie in een systeem zonder vrije pers, onafhankelijke onderzoeksbureaus, vrije oppositie en mensenrechtenorganisaties?
In Israël, sorry, het Heilige Land, had hij van dat probleem geen last. Hij beschrijft ontelbare verhalen van Palestijnen over de wreedheden van de bezetting, de willekeur, de vernederingen, maar lijkt het niet nodig te vinden die te checken. Nergens bespeur ik enige twijfel, behalve een paar voorbeelden van huilende vrouwen die voor de camera poseren of mensen die speciaal door fixers zijn benaderd om een paar mooie quotes te geven, vertellen Palestijnen niets dan de waarheid, hebben zij geen enkele bedoeling dan zo eerlijk mogelijk vertellen wat er is gebeurd, zij dikken niks aan omdat ze met een Westerse journalist praten, zij laten geen relevante informatie weg die niet in hun verhaal past. Het is goedgelovigheid ten top. Hij voelt ook niet de minste aandrang om eigen waarnemingen in perspectief te plaatsen.

Vernederingen

 

Zo had hij een stukje geschreven over de vernederingen bij een checkpoint: ‘het was een doodgewone wegversperring. Een lange rij Palestijnse auto’s tegenover vier Israëlische soldaten van een jaar of achttien met een blits kapsel en de nieuwste mobieltjes. In de duisternis van de vroege avond wenkte een van de soldaten steeds een auto met zijn zaklantaarn, een ding groter dan zijn onderarm. Alle mannelijke passagiers moesten uitstappen en in de koude wind hun middel ontbloten, om te laten zien dat daar geen bom verstopt zat. De andere soldaten hielden de overige passagiers in de auto, kleine kinderen en oude vrouwen, met hun hypermoderne wapens onder schot’. Een zeer objectieve beschrijving. Wat doet het kapsel van die soldaten ertoe, en de mobieltjes die ze hebben? Met ‘hypermoderne wapens’ bedoelt hij waarschijnlijk gewoon machinegeweren, die Hamas en co. ook in massa’s bezitten. Vier soldaten moeten een enorme rij Palestijnen onder controle houden. Zou het kunnen dat zij ook bang zijn? Wat als de Palestijnen massaal in opstand komen? Als zij allen uit hun auto’s stappen en op de soldaten afrennen? Moeten ze die dan allemaal doodschieten? Dat levert weer fraaie beelden op, en een vette veroordeling door de VN veiligheidsraad, naast mogelijke straffen door het leger en een woedende oppositie in de Knesset, om van het eigen geweten te zwijgen.

We komen in het hele artikel niks te weten over waar de checkpoint zich bevindt en of er vanuit de stad die het controleert pasgeleden aanslagen zijn gepleegd. Luyendijk zat er in de eerste jaren van de intifada. Door aanslagen vanuit Jenin zijn in 2002 binnen één maand meer dan 100 Israëlische burgers omgekomen. Misschien was de dag ervoor een bus in Jeruzalem de lucht in gegaan, en was familie van een van de soldaten daarbij omgekomen. Als die jongens hun werk niet goed deden en een nieuwe aanslag werd gepleegd, zouden ze het zichzelf nooit vergeven. Nergens in het boek legt Luyendijk de link tussen checkpoints en aanslagen, integendeel, hij valt de media aan die dat wel doen, en noemt dit Israëlische propaganda.

Ik geloof zeker dat er misstanden bij de checkpoints voorkwamen en -komen, maar het valt niet te ontkennen dat ze het leven van vele Israëli’s hebben gered door de ontelbare aanslagen die zijn verijdeld. Het betreffende artikel begon met een nachtmerrie, waarin Luyendijk werd gedwongen om drollen uit een WC te vissen en vervolgens op te eten. Nadat een Palestijn bij de checkpoint niet alleen zijn buik ontblootte maar ook zijn broek liet zakken, en daarop een paar ferme klappen met de zaklamp kreeg, herinnerde hij zich die nachtmerrie. De dag ervoor was hij met een Palestijnse vriend in Jenin geweest, en hadden ze een soortgelijke ervaring. “Gisteren bij de wegversperring begreep ik wat die gevoelens waren geweest, en hoe mijn onderbewustzijn ze had vertaald: vernedering. Zo’n ervaring als in Jenin had ik een keer, maar hoe moet het zijn om vijfendertig jaar zo door Israëlische knulletjes te worden gekoeioneerd? Dan blijft het op een gegeven moment niet meer bij een boze droom”. Palestijnen worden geen 35 jaar zo door ‘Israëlische knulletjes gekoeioneerd’, want de checkpoints zijn pas in de jaren ’90 gekomen, en de meesten pas sinds de tweede intifada. Legio zijn de verhalen van Palestijnen en Israëli’s over de ‘goeie oude tijd’ toen je als Palestijn nog vrij kon reizen, toen je als Israëli nog zonder problemen in Palestijnse steden kon winkelen, of als je als kolonist per ongeluk de verkeerde afslag had genomen vriendelijk de weg werd gewezen.

Standaardantwoorden

 

Het betreffende artikel leverde Luyendijk een woedende lezersreactie op en de beschuldiging ‘de grenzen van de journalistiek te hebben overschreden’. Dat klopt, aldus Luyendijk, ‘want binnen de grenzen van de journalistiek is vernedering niet uit te leggen.’ Op dezelfde botte manier pareert hij alle kritiek van met name mensen die hem te anti-Israël vinden. “Ik heb wel eens lezingen gegeven in Nederland en dan kwamen na afloop soms onberispelijk geklede en zorgvuldig formulerende mensen op mij af (…). Dan was het hun beurt: ‘Dank voor uw lezing, maar mijn man en ik vinden het soms wel moeilijk wat u schrijft over Israël’. Je ontwikkelt daar standaardantwoorden op en het mijne luidde: ‘vind u het erg wat Israël doet, of dat ik het opschrijf?’ En dan kreeg ik een glazige blik: hij hoort bij hèn.” Hij beklaagt zich vervolgens ook over ’tirades van sympathisanten van de Palestijnse zaak’, maar waarom moet hij een beleefd ouder echtpaar zo afbekken? Ze vinden het waarschijnlijk problematisch dat hij niet het hele verhaal opschrijft, teveel vanuit Palestijns perspectief schrijft, en daardoor geen evenwichtig beeld geeft van het conflict. Maar dat moet je maar zo kunnen vertellen na zo’n keiharde oneliner.

Luyendijk heeft het vreemde idee dat het welhaast onmogelijk is om duidelijk te maken wat het is om onder een bezetting te leven, en dat dat daarom in de berichtgeving onzichtbaar blijft. De vernederingen, de willekeur, de afhankelijkheid, de aantasting van de waardigheid… Hij wijdt er vele artikelen aan, en haalt geregeld de voorpagina. Pas wanneer hij schrijft over zijn persoonlijke drijfveren, wat het leven en werken in een oorlogsgebied met je doet, komt de ernst van de aanslagen naar voren. West-Jeruzalem, waar hij werkt (hij woont in Oost-Jeruzalem), is zo onveilig dat hij er alleen heen gaat voor de opnamen in de studio. Hij beschrijft de nuchtere calculatie wanneer je twijfelt over de goedkope bus of duurdere taxi, de manier waarop een vriend uit ‘West’ meent te kunnen bepalen welke restaurants nog relatief veilig waren, de verdoving nadat er voor je ogen een aanslag heeft plaatsgevonden, de hand die een buurman in de tuin vond, en hoe routineus Israël te werk ging nadat een aanslag was gepleegd. Voor je het wist was er niks meer van te zien.

Waar hij totaal niet bij stilstaat is wat zo’n aanslag moet betekenen voor mensen die in Jeruzalem wonen, voor wie dit hun thuis is, hun geliefde hoofdstad. Hoe moet dat zijn om je huis niet meer uit te durven, om niet meer door de winkelstraat te kunnen lopen en zelfs in de supermarkt doodsangsten uit te staan? Luyendijk kan weg wanneer hij wil, terug naar het veilige Nederland. Maar voor Israëli’s is er geen ’terug’: dit is hun land, hier hebben zij voor gevochten en naar verlangd en nu staan zij dagelijks doodsangsten uit, weten niet of de familie de volgende sabbat nog compleet is. Eén artikel wijdde Luyendijk eraan, omdat zijn collega die Israël doet met vakantie was. Maar is het niet net zo erg als een bezetting, en zit je niet net zo opgesloten, en is de willekeur niet net zo erg, zo niet nog groter? Luyendijk staat er niet bij stil wat het betekent dat jouw land door je vijanden bewust onleefbaar wordt gemaakt, met het doel het te vernietigen. Hoe erg de bezetting ook is, het doel is niet de Palestijnen vernietigen (daar zou Israël effectievere middelen voor hebben), en ook niet om het de Palestijnen zo moeilijk mogelijk te maken, maar om Israëls veiligheid te waarborgen. Je kunt het oneens zijn met bepaalde maatregelen, je kunt betogen dat ze averechts werken, maar het doel is wezenlijk anders. Dat is geen propaganda, zoals Luyendijk ons steeds wil doen geloven maar een reëel verschil tussen beide partijen, net als het machtsverschil en het verschil tussen een democratie en een semi dictatuur die de PA in feite is, en het verschil tussen een Westers land en een Arabische samenleving.

Zijn visie op Jeruzalem beschrijft Luyendijk aan de hand van een cartoon die hij in een Arabische winkel tegenkwam:
“Op het eerste plaatje zegt een Eskimo woedend: ‘Mijn naam is Menachem en Jeruzalem is van MIJ!’. Dan een woedende neger: ‘Mijn naam is David en Jeruzalem is VAN MIJ!’ Een cowboyhoed boven een stampvoetende Amerikaan: ‘Mijn naam is Shimon en Jeruzalem is VAN MIJ!’ Een razende Rus: Mijn naam is Shlomo en Jeruzalem is VAN MIJ!’ en een kwaaie Indiaan: ‘Mijn naam is Benjamin en Jeruzalem is VAN MIJ!’ OP het laatste plaatje een verwarde Palestijn: ‘Mijn naam is Mohammed. Ik ben geboren in Jeruzalem, maar dat zal wel een foutje zijn’.” Het is blijkbaar ook ‘een foutje’ dat de Joden midden 19de eeuw al de grootste groep in Jeruzalem vormden en rond 1880 al in de meerderheid waren? Er zijn veel meer Joden dan Arabieren in Jeruzalem geboren, zowel in heden als verleden, maar laat dat de pret niet drukken. Veel Arabieren ook zijn naar Jeruzalem gekomen omdat ze daar van de Israëlische voorzieningen konden profiteren, maar laten we Luyendijks feestje niet bederven. Jeruzalem was al een bloeiende Joodse stad lang voordat de profeet Mohammed geboren was, maar laten we niet vervelend doen.

Friezen

 

Luyendijks onbegrip voor Israël, voor wat de Joden überhaupt in het ‘Heilige Land’ te zoeken hebben, blijkt ook duidelijk uit het volgende. Israël heeft volgens Luyendijk een ijzersterke troef, al mag je het misschien niet zo noemen: de Holocaust (‘in pr termen is de Holocaust voor Israël goud’ was een zin die hij uit een artikel had geschrapt omdat dat te cynisch zou klinken). “Als ik in discussies voor Israël wilde opkomen, had ik aan een woord genoeg: Holocaust. Dan snapten de meesten het al, en anders voegde ik nog twee of drie zinnen toe: ‘Al meer dan tweeduizend jaar worden de Joden door niet-Joden gediscrimineerd, vervolgd en uitgemoord, met als eindpunt de gaskamers. Die hebben voor altijd duidelijk gemaakt dat het Joodse volk pas veilig is als het een eigen staat heeft, en wat is een logischer plek dan het gebied waar volgens het Oude Testament tweeduizend jaar geleden een Joodse staat was? Dan probeerde ik de Palestijnse kijk over te brengen, en had ik aan tien zinnen nog te weinig.”

Een absurde vergelijking volgt, waarin de VS de Friezen vervolgen en uitmoorden en zij dan vervolgens allemaal naar Nederland komen, van de VN de helft van Nederland toegewezen krijgen, de Nederlanders protesteren, er komt oorlog, en de Friezen pikken met vette steun van de VS eerst driekwart en later heel Nederland in. Miljoenen niet-Friese vluchtelingen overstromen de Nederlandse steden, België en Duitsland en het Friese leger regeert met harde hand over de bezette Nederlandse provincies, pikt het mooiste land in voor eigen nederzettingen en wurgt de economie. Dan komt er een vredesproces en krijgt Nederland Limburg, Brabant en een Zeeuws eiland aangeboden. Die brokjes mogen geen Nederland heten, Nederland mag geen leger hebben en alle grenzen worden bewaakt door Friese troepen.

Welke twintig zaken kloppen er niet in deze vergelijking? Het is overigens niet de eerste keer dat ik hem tegenkom. Ik kom hem vaker tegen in discussies en ik moet altijd erg mijn best doen niet boos te worden en vriendelijk uit te leggen waarom hij totaal niet opgaat. Het begint al  met de aanname dat er dus, voor Israëls stichting, een Palestijnse staat was waar pas na de Holocaust opeens een hoop Joden naartoe kwamen en de VN hun dit gebied toewees ‘op grond van oude teksten’. Niet omdat zij er altijd hadden gewoond, zoals in Jeruzalem, Safed, Tiberias en Hebron, er voor de Holocaust al een Joodse staat in wording was in Palestina die praktisch alle zaken zelf regelde, niet omdat Joden altijd een fysieke, religieuze en spirituele band met het land hebben gehad, en dit centraal staat in zowel religie als nationale identiteit. Vervolgens wordt alle Arabische vijandigheid tegenover de Joden ontkend, pas toen zij het land praktisch wilden overnemen kwam er verzet. In de praktijk waren er figuren als de moefti, die Hitlers oplossing van het Joodse probleem in Palestina wilde toepassen en vanaf de jaren ’20 de Arabische bevolking tegen de Joden opzette, werden de Joden geregeld aangevallen en wezen de Arabieren ieder compromis en iedere samenwerking met de Joodse gemeenschap af. Deze en talloze andere zaken laat niet alleen Luyendijk weg, maar de media überhaupt en dat is waarom we deze vergelijking zo dikwijls te horen krijgen.

Voor Luyendijk en vele anderen bestaat het recht van de Joden op een staat er puur uit dat wij ze zo miserabel hebben behandeld dat we het niet kunnen maken om ‘nee’ te zeggen. En daarbij hebben we de Palestijnen lelijk laten zitten. Het is triest en bedenkelijk dat een Midden-Oosten correspondent blijkbaar niet meer van de Joodse geschiedenis en de geschiedenis van het Zionismeweet, en helaas is hij niet de enige: “Er werd onder collega’s veel gemopperd over het gebruik door de Israëlische regeringen van de Holocaust (..). Stel, je hebt een troef waarmee je jezelf in een soundbite van 10 seconden als kwetsbare underdog kunt presenteren, en waarmee je critici die dat anders zien, kunt afserveren als de grootst denkbare schurken. Zo’n troef speel je toch uit, als je meent in een conflict op leven en dood verwikkeld te zijn?”

Karikatuur

 

De suggestie is dat gelikte Israëlische pr mensen bij elkaar zitten en besluiten: “met die troef zijn we onverslaanbaar. Het is misschien niet helemaal zuiver naar de overlevenden, maar deze buitenkans kunnen we niet laten liggen. Een geluk bij een ongeluk.” Wat een karikatuur. Wat ik van Joden weet die overal de Holocaust bijhalen (en dat is een minderheid) is dat zij oprecht menen dat diezelfde gevaren nu weer dreigen, dat de Joden nergens anders veilig zijn en niemand kunnen vertrouwen. Het is geen troef, het is hun geschiedenis. Wat betekent het dat anderen je niet één keer, maar talloze keren hebben willen vernietigen, en je door geluk, list en doorzettingsvermogen wist te overleven maar wel een onvoorstelbare prijs hebt moeten betalen?

Luyendijk bepleit meerdere malen dat journalisten eerlijk moeten zeggen wat ze niet weten, waar ze geen invloed op hebben, hoeveel er voorgekookt is. Hij had er goed aan gedaan zich deze raad ter harte te nemen en eerlijk te zeggen: ‘ik weet en snap eigenlijk weinig van de Joden en de Palestijnen en hun geschiedenis, maar beperkt me voor mijn taak vooral tot het beschrijven van wat er nu met de Palestijnen gebeurt. Hoe het zo gekomen is en wie dat vooral schuld is moet u me niet vragen.’
Hij doet alsof hij zijn best doet zo objectief mogelijk te zijn, maar kiest in de praktijk bijna steevast partij voor de Palestijnen, en probeert hun gezichtspunt goed voor het voetlicht te brengen. Hij speelt een dubbele rol: soms probeert hij oprecht in de huid van de objectieve toeschouwer te kruipen, en dit levert soms briljante observaties op, zoals deze: “ik weet niet meer wie er het eerst was, maar opeens verschenen ze kort na elkaar: Israëlische jeeps, die daarvoor speciaal uit hun kazerne moesten zijn gekomen en Palestijnse jongetjes voor wie het vanuit school ook een flink stuk lopen was. Er arriveerden een paar toeschouwers, een ambulance, een karretje met falafels en een cameraploeg. Toen begonnen de jongetjes met stenen te gooien. De Israëliërs vuurden in de lucht. De jongetjes waagden zich dichterbij en de Israëliërs vuurden weer in de lucht. De jongetjes waagden zich nog dichterbij en de Israëliërs schoten er eentje neer. Loeiende ambulance, scanderende jochies, draaiende camera’s.”
Ook doet hij een gepassioneerde oproep meer aandacht te hebben voor de meerderheid aan beide kanten die vreedzaam samen wil leven, en de vele projecten die er zijn op dat gebied. Maar hij besteed de meeste tijd aan het uitleggen hoe wreed en sadistisch Israëlische soldaten zijn, hoe onmenselijk de bezetting, hoe begrijpelijk de woede en frustratie van de Palestijnen. De voorbeelden die hij geeft lijken erg op wat we van talloze reportages op TV en vredesgroepen kennen, waarin ook altijd alle context ontbreekt en soldaten slechts als – op zijn best – onverschillige onderdelen van een wreed systeem worden neergezet. Het is dan ook verbluffend dat hij meermaals zegt dat de Palestijnen er zo bekaaid afkomen in de media, hun verhaal zo moeilijk voor het voetlicht krijgen is.

Luyendijk zegt dat hij de radikale vredesactivisten, die de schuld uitsluitend bij Israël leggen (‘het gegeven dat een oppermachtig volk een weerloos volk eronder houdt, moet centraal staan’), en het principe van hoor- en wederhoor afwijzen (in Zuid-Afrika hoefde je toch ook niet voor iedere zwarte ook een blanke van het Apartheidsregime te laten spreken?) steeds beter is gaan begrijpen, doordat hij is gaan begrijpen wat bezetting inhoudt. Hij is blijkbaar niet beter gaan begrijpen dat de Joden eindelijk veiligheid willen en, ondanks een sterk en modern leger toch kwetsbaar zijn en zich bedreigd voelen. Hij is niet beter gaan begrijpen dat het zionisme niet een reactie was op de Holocaust, maar het logische antwoord op de vraag hoe het Joodse volk in een wereld van natie-staten kan overleven. De Holocaust bewees op tragische wijze haar gelijk. Hij is niet beter gaan begrijpen wat al die antisemitische propaganda en haat die er uit de Arabische wereld komt met je doet, nadat je hebt gezien dat het niet bij woorden hoeft te blijven. Hij is die dingen niet beter gaan begrijpen, omdat hij in Oost (‘bezet’) Jeruzalem woonde en voornamelijk met Palestijnen sprak.

Luyendijk vraagt zich expliciet af of hij niet meer moet ‘bijsturen en tegenwicht bieden’ tegen de in zijn ogen zo veel succesvollere Israëlische propaganda. Hij besluit van niet, omdat hij dat niet de taak van een journalist vindt, hij daar als correspondent nauwelijks mogelijkheden toe had, maar vooral, en dat is zeer onthullend, ‘omdat hij het zelf niet meer snapte’. In de media oorlog ging Israël iedere maand met alle Oscars naar huis, prominente Nederlanders namen het altijd voor Israël op, mensen uitten hun verbondenheid met het Joodse, niet het Palestijnse volk, maar tegelijkertijd trokken ‘prominente landgenoten’ vergelijkingen tussen Israël en de nazi’s, en bleek uit onderzoek dat veel mensen Israël als ‘een van de grootste gevaren voor de wereldvrede’ beschouwden. ‘Wat was dat nou weer?’, aldus Luyendijk. ‘Wat was eigenlijk de grootste vertekening in het Heilige Land? De mediatrucs van de Israëlische regeringen, of de eenzijdige focus op Israëlische mensenrechtenschendingen, waardoor mensen kennelijk het idee kregen dat in het Heilige Land echt verschrikkelijke dingen gebeurden?’.

Inconvenient data

 

Hij geeft vervolgens toe bang te zijn dat zijn eigen werk heeft bijgedragen aan het beeld van Israël als de grootste schurkenstaat in het Midden-Oosten, en besluit een opiniestuk tegen deze nazi-vergelijking te schrijven. Dit artikel werd vervolgens door een collega selectief gebruikt om het voor Israël op te nemen, en ‘meteen had ik spijt’, aldus Luyendijk. Kan het hypocrieter? Zijn artikelen en zijn boek zijn ontelbare keren tegen Israël gebruikt, er wordt naar verwezen op antizionistische sites, en Luyendijk heeft, ook naar eigen zeggen, zelf een flinke bijdrage geleverd aan het huidige anti-Israël klimaat. Maar o wee als hij een keer door de andere kant, door de machtige en sluwe Israëllobby wordt gebruikt. Schande!

Het is jammer dat hij verder niks doet met bovenstaand inzicht, met de ‘inconvenient data’ (gegevens die niet in je verhaal passen), hij hier niet de enig mogelijke consequentie uit heeft getrokken, namelijk dat zijn verhaal van die zo vreselijk succesvolle Israëlische propaganda blijkbaar toch niet klopt. Hij had zich de vraag kunnen stellen hoe het komt dat de zoveel professionelere Israëlische pr het beeld van Israël als de grootste schurkenstaat en bedreiging voor de wereldvrede niet heeft kunnen voorkomen, in plaats van er alleen een enkele opmerking over te maken. Hij had bereid moeten zijn om zijn beeld, zijn narratief van de berichtgeving over het conflict bij te stellen.

Om op voorgaande vraag zelf een antwoord te geven: de Israëlische pr is een ramp, en daar wordt al jaren door Israël supporters over geklaagd. Er mag een gelikt perscentrum zijn en glossy brochures, en men heeft twee jaar geleden voor veel geld een of ander reclamebureau ingehuurd om uit te vogelen hoe je de ‘brand’ Israël beter in de markt kunt zetten, maar toont dat niet juist de desastreuze staat van de Israëlische pr aan? Het getuigt van een grenzeloos onbegrip van de situatie, om Israël als coca cola of het nieuwste high tech product in de markt te willen zetten. Gelikte pr is het laatste wat een land en een volk kan gebruiken, dat als de sterkere partij, als onderdrukker en kolonialistisch wordt gezien en bovendien als handig met geld en de media. Pr werkt sowieso vooral wanneer zij zelf onzichtbaar is, en het lijkt alsof authentieke mensen spontaan hun verhaal vertellen, onderzoekers en wetenschappers met nieuwe ‘onthullende feiten’ naar buiten komen, er spontaan opeens allerlei artikelen verschijnen en reportages worden gemaakt die jouw kant van de zaak naar voren brengen. En daarin zijn juist de Palestijnen veel succesvoller. Niemand heeft het over Palestijnse pr, maar men heeft het wel over de nieuwe boeken van Pappé, Van de Heijden, El Fassed, Carter en vele anderen, die allemaal het Palestijnse verhaal vertellen. De Palestijnse Autoriteit heeft (voor zover ik weet) geen campagne gelanceerd over de Palestijnse vluchtelingen en de Nakba, maar de media hebben het er wel continu over. Niemand heeft van een Palestijnse ’take-a-pen’ gehoord, maar op ieder pro-Israël artikel in de krant verschijnen wel steevast 5 anti-Israël brieven en een tegenartikel. Hoe kan dat? Is hun pr onzichtbaar, weten zij alle organisatie zorgvuldig voor het oog verborgen te houden of gebeurt dit alles spontaan?

Misschien heeft er mee te maken dat Arabieren zich makkelijker bescheiden voordoen, en niet snel de credit voor iets opeisen, terwijl Israëli’s graag pochen over wat ze hebben bereikt. AIPAC is een sprekend voorbeeld van deze mentaliteit van laten zien wie je bent en hoe machtig je bent (of meent te zijn). Geen enkele andere Amerikaanse lobby organisatie praat zo open en publiekelijk over haar successen en invloed. In Nederland wordt het CIDI alom gezien als machtige pro-Israël lobby. Er werken 8 mensen, inclusief de schoonmaakster, gedeeltelijk in deeltijd. In een jaarverslag over ik geloof 2006 stond dat men welgeteld 5 keer in een Nederlandse of Vlaamse krant had gestaan met een artikel. Hoe vaak stond Een Ander Joods Geluid erin, Van Agt, Meulenbelt, Marcel van Dam? Niemand heeft het over de machtige Palestijnse lobby, vertegenwoordigd door voornoemde mensen, United Civilians for Peace, Stop de Bezetting, SIVMO, het Palestina Komitee, Breed Platform Palestina, de Midden-Oosten werkgroep van GroenLinks, Sabeel Nederland, Keerpunt, en diverse andere organisaties.

Terwijl Luyendijk ieder verhaal van een Palestijn over Israëlische wandaden voor waar aanneemt en bovendien vaak als exemplarisch ziet voor de gang van zaken op dat gebied, zo voorzichtig is hij in de Arabische wereld, vooral wanneer het niet alleen het regime betreft. Het is natuurlijk lastiger in een dictatuur betrouwbare informatie te verkrijgen, maar was de Palestijnse Autoriteit onder Arafat niet ook een soort dictatuur? Een Palestijn moet ook op zijn woorden letten, collaborateurs met Israël krijgen de doodstraf, en dat gebeurt niet persé nadat een onafhankelijke rechter je heeft veroordeeld.

Hitler cocktail

 

Luyendijk vraag zich een paar keer af wat hij met zaken als het volgende aan moet: “In een sapbarretje in het centrum van Beiroet schuif ik 1500 lira over de toonbank en zeg: ‘Een Hitler-cocktail alstublieft.’ De kassier roept naar een jongen tussen mixers, netten fruit, en flessen zuivel: ‘Ahmed! Een Hitler-cocktail voor meneer.’ Het menu kent ook een Haiti-, een Mandela- en een Noriega-cocktail. In een Hitler gaan ananas, aardbeien, sinaasappelsap, room en honing. ‘Aparte naam’, zeg ik, ‘in Europa zou je winkel waarschijnlijk worden gesloten’. ‘De Joden hè. We doen het om aandacht te trekken. Zoals we dadels naar Monica Lewinsky noemen.’ ‘Hitler heeft miljoenen mensen vermoord’. De kassier knikt behulpzaam. ‘Hij heeft de Joden in de oven gestopt, toch?’ In het Arabisch is ‘Holocaust’ mahraqa, van vuur of verbranding. ‘Zes miljoen. En hij heeft nog miljoenen anderen vermoord. Is er ook een Sharon-cocktail?’ De kassier kan een lach niet onderdrukken. ‘Dan zouden we al onze klanten kwijtraken. Sharon heeft Beiroet gebombardeerd, Sabra en Shatila… Er wonen hier veel Palestijnen.’ ‘Ja. En Hitler vond Arabieren net zulke ondermensen als Joden. De enige reden dat hij jullie niet in de oven heeft gestopt, was dat er toen geen Arabieren in Europa waren’. De kassier schuift een vol glas over de toonbank en zegt enigszins grimmig: ‘Israël heeft ook miljoenen Arabieren vermoord’.”

Hij heeft het niet gebruikt in een artikel – ondanks het feit dat het zeker ‘gescoord’ zou hebben -, want hoe representatief was dit sapmannetje, en hoe moest hij dit plaatsen? In Westerse landen kun je quotes van de gewone man gebruiken om een trend te signaleren, maar zonder betrouwbare opiniepeilingen en statistieken gaat dat een beetje moeilijk, aldus Luyendijk. Hij geeft een paar keer een voorbeeld van antisemitische uitspraken waar hij naar eigen zeggen niks mee kan omdat hij niet weet of veel Arabieren er zo over denken. Dit is vreemd, want er zijn wel degelijk betrouwbare onderzoeken, bijvoorbeeld van het PEW, waaruit blijkt hoe antisemitisch Arabieren zijn. Bovendien zijn er andere indicatoren: krantenartikelen en cartoons, uitspraken van politici, imams en intellectuelen, de populariteit van antisemitische series op TV zoals een soap gebaseerd op de Protocollen van de Wijzen van Zion. Hoe kan het dat Luyendijk al deze aanwijzingen over het hoofd ziet, of wegwuift omdat ze in een dictatuur niet betrouwbaar zouden zijn?

Het lijkt er sterk op, dat Luyendijk zijn eigen theorie over de onmogelijkheid van het bedrijven van (objectieve) journalistiek selectief gebruikt om wat niet in zijn beeld past te kunnen negeren of bagatelliseren. Dit wordt versterkt door het feit dat waar dingen, ook in zijn visie, wel verifieerbaar zijn, hij dit vaak niet doet. Zo beschrijft hij hoe de ‘Israëlische pr machine’ het Westen heeft doen geloven dat Israël zo’n genereus aanbod deed tijdens de Camp David onderhandelingen in 2000, maar de Palestijnen dat weigerden en in plaats van vrede te sluiten de tweede intifada startten. De werkelijkheid was anders: “Ongeveer een jaar later bracht een Amerikaanse oud-beleidsmedewerker details over Camp David naar buiten. De 95% bleek een rekentruc (….) De Palestijnse staat werd zo een lappendeken in plaats van een levensvatbaar gebied, want ook de grenzen zouden in handen blijven van Israël”. De Palestijnse woordvoerders hadden dit echter nooit naar buiten gebracht en verzuimden het ‘nee’ van Arafat toe te lichten, met als gevolg dat het Israëlische vredeskamp leegliep, aldus Luyendijk.

Die Amerikaanse diplomaat is natuurlijk Robert Malley, maar Luyendijk vindt het blijkbaar niet nodig zijn naam te noemen zodat de lezer kan nagaan wat hij heeft gezegd en wat anderen daar weer op zeiden. Andere diplomaten, waaronder Dennis Ross, hebben Malley’s verhaal tegengesproken, en kaarten geproduceerd van de voorstellen die op Camp David zijn gedaan. Ross citeert bovendien Palestijnse onderhandelaars, waaronder de huidige president Abbas, die als motivatie voor het ‘nee’ van Arafat het niet inwilligen door Israël van het ‘recht op terugkeer’ van de vluchtelingen en van Arabische soevereiniteit in heel Oost-Jeruzalem noemden. Over de oorzaken van het mislukken van Camp David zijn boekenplanken vol geschreven, en hebben verschillende aanwezigen een boekje open gedaan. Toch volstaat Luyendijk met een simpel pro-Palestijns propaganda praatje.

Knap staaltje propaganda

 

Waar hij het met de Israëlische visie niet eens is, bestempelt hij die simpelweg als ‘een knap staaltje propaganda’, en betreurt het dat de Palestijnen daar niet feller tegenin gaan. Net als Arafats ‘nee’ op Camp David en het antisemitisme in de Arabische wereld ontkent hij zo de ophitsing tegen Joden en Israël in de Arabische media. Hij schildert het als een sluwe pr stunt af dat Israël beschuldigingen van WAFA, het officiële Palestijnse persbureau, dat Israël Palestijnse kinderen met snoepjes probeert te vergiftigen, onder de aandacht brengt en als voorbeeld neer zet van hoe Israël in Palestijnse media wordt afgebeeld. Deden de Palestijnen dat ook maar, verzucht Luyendijk, en wezen zij maar op de vele net zo erge uitspraken van Israëlische leiders en teksten in Israëlische schoolboeken. Tja. Rabbijn Ovadia Yosef en enkele anderen zijn inderdaad goed voor smeuïge quotes, maar de regering noch de hoofdcommentaren en vaste columnisten van de grote kranten zullen zulke zaken ooit beweren. Politici en rabbijnen die zich grof uitlaten over Arabieren worden daarop fel aangevallen door andere politici, journalisten en rabbijnen. Lieberman van het rechtse Israël Beiteinu is meermaals voor racist uitgemaakt, voor heel wat minder dan wat Geert Wilders er allemaal uitkraamt. Israël is een democratie met vrijheid van meningsuiting, en zowel rechts-religieuze kolonisten als radikale antizionisten ventileren hun ongezouten mening. Veel Israëli’s zijn geen grote fan van de islam, maar het is niet te vergelijken met de vele haatzaaiende ophitsende racistische artikelen, vrijdagpreken, afbeeldingen en beschrijvingen van Joden en Israël door de Palestijnen.

Luyendijk heeft gelijk dat objectieve journalistiek niet mogelijk is, en dat journalisten daar eerlijk over moeten zijn, en de filters die bepalen welk nieuws hoe in de media komt zichtbaar moeten maken. Maar juist daarin schuilt ook de onmogelijkheid van wat hij bepleit, en wat hem dus ook niet lukt: het is een illusie te denken dat je, als je eenmaal bepaalde filters en vertekeningen kunt herkennen, opeens in staat bent objectief naar de zaken te kijken. Luyendijk ziet heel andere filters aan het werk dan ik, omdat hij een ander beeld heeft van de verschillende actoren in het Midden-Oosten. Met zijn eigen filters ‘op’, analyseert hij de berichtgeving over het Midden-Oosten. Als echt eerlijke journalist zou Luyendijk wellicht moeten zeggen: “ik sympathiseer met de Palestijnen, zie hun als de underdog, en wil meer aandacht vragen voor hun zaak. Ik zal daarbij mijn best doen niet al te eenzijdig te zijn en de journalistieke normen in acht nemen, maar het is onvermijdelijk dat ik daardoor bepaalde dingen niet zal zien die wel relevant zijn, en de Israëlische kant soms tekort zal doen.” Maar zo eerlijk is Luyendijk helaas niet, of mist hij daarvoor het zelfinzicht?

-> Zie ook mijn commentaar “Journalisten zijn net mensen” op IMO Blog

-> Zie ook de recensie van “Het zijn net mensen” op Etsel (Info.nu).

-> Zie ook de boekbespreking van “Het zijn net mensen” van Harrie Verbon (Universiteit Tilburg)


© Dit artikel is copyright Israël-Palestina Informatie, afgezien van onderdelen waarvoor andere bronnen worden vermeld. Voor overname gelieve kontakt met ons op te nemen via het e-mail adres. Beperkte citaten voorzien van een link naar deze webpagina zijn toegestaan.