Zionistische Lobby

Laatste update 9-5-2012
 

De Zionistische lobby heeft een lange geschiedenis. Een belangrijke strategie van de Zionistische beweging om een Joodse staat danwel thuisland te creëren, was door te lobbyen bij de toenmalige grootmachten, zoals de Ottomanen, de Duitsers en de Britten. Zij legden het daarbij echter vaak af tegen andere belangen en lobbygroepen. Verschillende Arabische notabelen kregen rijken toebedeeld die vele malen groter waren dan Israël. In tegenstelling tot de Hashemieten en koning Saud, hadden de Zionisten, toen de VN in 1947 een Joodse staat goedkeurde, al meer dan 50 jaar geploeterd en gezwoegd om te laten zien dat zij hier daadwerkelijk een levensvatbare staat konden creëren, en was eenderde van de Joden wereldwijd kort daarvoor door het Nazi-regime vermoord.

Na de oprichting van de staat Israël bleef het vanwege de vijandige houding van met name de Arabische wereld noodzakelijk om in het Westen te lobbyen voor steun. Zo had de Arabische wereld een boycot afgekondigd tegen ieder bedrijf dat zaken deed met Israël, en lobbyde zij (met name Nasser) in de jaren ’60 en ’70 actief bij de Afrikaanse landen in de VN om hun banden met Israël te verbreken en anti-Israël resoluties te steunen, overigens met veel succes. Ook het Sovjetblok, toonde zich in woord en daad solidair met de Arabieren en voorzag ze van grote hoeveelheden wapens.

De Zionistische of pro-Israel lobby is vooral in de Verenigde Staten van betekenis en relatief succesvol. De VS is sinds eind jaren ’60 de belangrijkste en machtigste bondgenoot van Israel op het wereldtoneel. De pro-Israel lobby is er één van vele lobbies, en mede succesvol dankzij de steun van conservatieve christenen die het land om religieuze redenen een warm hart toedragen, maar de steun is er nog altijd breed gedragen, ook bij progressievere Amerikanen.

Hieronder twee artikelen van andere websites over de pro-Israel lobby in de Verenigde Staten.


Wat is er waar van de ‘machtige joodse lobby’?

Jaap Tanja – Vijftig vragen over antisemitisme (Amsterdam : Anne Frank Stichting, 2005). 


De joodse bankier Rothschild als symbool van de joodse zucht naar wereldheerschappij.
(Franse karikatuur, 1898)

Een hedendaagse mythe is dat ‘de joden’ het eigenlijk voor het zeggen hebben in de Verenigde Staten van Amerika. Vaak wordt vervolgens verwezen naar de grote invloed van ‘de joodse lobby’. De macht daarvan is voor sommigen zelfs een bewijs dat Israël, al dan niet in het geheim, in Amerika aan de touwtjes trekt.

Anders dan in Nederland is in de Verenigde Staten het politiek lobbyen geformaliseerd. Organisaties die bij politici in Washington bepaalde zaken en standpunten willen bepleiten, kunnen zich laten registreren en krijgen toegang tot Capitol Hill, de wetgevende macht, en soms ook tot het Witte Huis, de uitvoerende macht. Het is overigens beter om van een pro-Israël-lobby te spreken dan van een joodse lobby.

AIPAC

De pro-Israël-lobby in de Verenigde Staten bestaat uit meer dan alleen joodse organisaties. Veruit de grootste pro-Israël-lobby in de Verenigde Staten is de AIPAC, het Amerikaans-Israëlische Comité voor Openbare Zaken. De AIPAC is een koepelorganisatie van vrijwel alle Amerikaans-joodse instellingen, met in totaal 4,5 miljoen leden.

De Amerikaans-joodse gemeenschap is zeer divers en verdeeld, behalve op één punt: bijna iedereen staat achter het bestaan en voortbestaan van Israël. Volgens het Amerikaanse blad Forbes is de AIPAC de op twee na invloedrijkste lobbyclub in Washington. De wapenlobby, verenigd in de NRA (National Rifle Association), en de ouderenlobby (de American Association for Retired Persons, de AARP) staan op de nummers één en twee.

Geen steun aan politici

In tegenstelling tot wat veel mensen denken, worden politici en kandidaat-politici door de AIPAC niet gesteund of gefinancierd. De AIPAC heeft ongeveer honderd mensen in dienst en beschikt over een jaarlijks budget van 13 miljoen dollar. Naast de pro-Israël-lobby bestaat er in Washington ook een Arabische lobby, die ouder, maar wel kleiner is.

Invloed op Midden-Oosten politiek overschat

De invloed van lobbyisten op de Amerikaanse Midden-Oosten-politiek wordt vaak overschat. Artikelen in kranten of op het internet over dit onderwerp trekken meestal aan de hand van een weinig feitelijke onderbouwing de conclusie dat de pro-Israël-lobby veel invloed heeft, of zelfs de Amerikaanse buitenlandse politiek dicteert.

Onderzoek naar besluitvorming

Er is uitgebreid onderzoek gedaan naar de besluitvorming en standpunten aangaande het Midden-Oosten in ruim 780 concrete gevallen en dat toonde aan dat de pro-Israël-lobby in de Verenigde Staten na de Tweede Wereldoorlog in 60 procent van de gevallen het Amerikaanse Congres wist te overtuigen van zijn standpunt. In 27 procent van alle gevallen dat de standpunten van de AIPAC en van de Amerikaanse president met elkaar botsten, koos het Congres voor de zijde van de AIPAC. Overigens: de belangrijkste reden dat de pro-Israël-lobby in de Verenigde Staten succesvol is, komt omdat zowel republikeinen als democraten, en zowel kiezers als politici, het belangrijkste doel van de lobby – steun aan de staat Israël – ondersteunen.

Bron/copyright: website Anne Frank Stichting, 2005 (artikel niet meer online)


De Groene Amsterdammer | 18 januari 2003

Met of zonder lobby

Tijdens haar bezoek aan het Midden-Oosten wees Gretta Duisenberg weer beschuldigend in de richting van de «rijke joodse lobby» in de Verenigde Staten, die grote invloed zou hebben op het Amerikaanse beleid. Maar ook zonder lobby zijn er hechte banden tussen Israël en de VS.

door Jim Schilder

New York — Israël heeft een nieuw raketsysteem gebouwd om vijandelijke projectielen te onderscheppen, en de Verenigde Staten hebben er zo’n achthonderd miljard dollar aan bijgedragen, zo hebben de internationale persbureaus enige tijd geleden gemeld. Voor de een was dit het zoveelste bericht over Israëlische defensie-inspanningen en Amerikaanse steun daarvoor. De ander zag het als een bewijs van het succes van «de» Israël-lobby in de VS of, zoals Gretta Duisenberg het graag mag zeggen, «de rijke joodse lobby».

De term suggereert een schimmige wereld van achterkamertjes en handjeklap, van bankiers en grootindustriëlen, van een ritselcultuur die invloed uitoefent op de Amerikaanse politieke besluitvorming jegens Israël en het Midden-Oosten. Het suggereert ook dat het Amerikaanse beleid er heel anders zou uitzien als die rijke joden de hand op de knip hielden.

Rebecca Needler is stafmedewerker van het vijftig jaar oude American-Israel Public Affairs Committee (Aipac) — volgens beleidsmakers op Capitol Hill een van de meest invloedrijke lobbygroepen in Washington — en ze windt er geen doekjes om dat de leden hun uiterste best doen het stemgedrag in het Congres te beïnvloeden. Aipac benadert politici niet alleen op Capitol Hill. Lokale leden bezoeken de politici ook thuis tijdens weekenden, vakanties en verkiezingsperiodes. Zulke bezoeken worden vanuit het hoofdkantoor toegejuicht, want «we zien onszelf als een organisatie aan de basis». Tevens tracht men joodse en niet-joodse kiezers her en der in het land op de hoogte te houden van recente ontwikkelingen, zodat die wellicht zelf aan hun afgevaardigde laten weten hoe belangrijk Israël is. Maar Aipac «is geen verlengstuk van de Israëlische regering of de politieke partijen daar», zegt Needler. «We vertegenwoordigen Amerikaanse kiezers die geloven in een sterke band tussen de VS en Israël.»

In de afgelopen tijd heeft Aipac succesvol gelobbyd bij het Congres voor een hele waslijst met wensen, waaronder sterkere maatregelen tegen Palestijnse verzetsgroepen als Hamas en Hezbollah, financiële hulp ter waarde van 28 miljoen dollar waarmee Israël in de VS geavanceerde bomdetectoren kan kopen, sancties jegens Arafat als hij er niet in slaagt de zelfmoordaanvallen te stoppen, meer financiële steun voor Israël om meer joden uit de voormalige Sovjet-Unie te laten overkomen, en de ontwikkeling van dat nieuwe raketsysteem.

De vraag is echter of het Amerikaanse beleid jegens Israël en het Midden-Oosten er veel anders zou uitzien als het gehele Aipac en andere lobbygroepen morgen onder de tram kwamen. Rebecca Needler weet het ook niet. Ze verwijst naar peilingen waaruit steeds weer blijkt dat de Amerikaanse bevolking veel meer sympathie heeft voor Israël dan voor de Palestijnen: «Het is dus geen verrassing dat je zoiets in het Congres terugvindt. Maar niemand kan aantonen dat Aipac noodzakelijk is voor Amerikaanse steun aan Israël.»

Een manier om de politieke invloed van «de rijke joodse lobby» in kaart te brengen, is een analyse van de besluitvorming in het Congres. De politicoloog A.F.K. Organski heeft dat ge probeerd voor zijn boek The $36 Billion Bargain: Strategy and Politics in U.S. Assistance to Israel.

Critici van de Israël-lobby menen dat clubs als Aipac politici voor zich weten te winnen door middel van financiële bijdragen of een vooruitzicht op meer kiezers. Organski onderzocht of Congresleden uit gebieden waar relatief veel joden wonen vaker pro-Israël stemden dan anderen. Voor het Huis van Afgevaardigden was dat niet vast te stellen omdat er voor de kiesdistricten geen gegevens zijn over de bevolkingssamenstelling. Senatoren worden echter per staat gekozen, en van de staten is wél bekend hoeveel joden er wonen.

Organski vergeleek het stemgedrag in Israël-gevoelige kwesties van senatoren met een relatief grote en met een kleine joodse achterban, waarbij «relatief groot» stond voor meer dan twee procent van de bevolking (iets minder dan het landelijk gemiddelde). Voor de onderzochte periode (1969-1982) bleek dat de eerste groep vaker instemde met pro-Israël-besluiten, zij het dat het om een kleine groep senatoren ging (36 van de 170). Maar, schrijft Organski, zeker zo interessant was dat de 114 senatoren met een joodse achterban van minder dan één procent veel vaker voor dan tegen Israël stemden. Stemgedrag leek dus niet te worden bepaald door vrees voor wraak van de joodse achterban.

Het beeld wordt nog diffuser als je kijkt naar het verschil in stemgedrag tussen senatoren van dezelfde staat en dus met dezelfde joodse achterban. De ene senator uit het jood-arme Montana was in slechts negen procent van de kwesties voor Israël, de andere in 94 procent. Lobby-critici zeggen dan dat er maar weinig joodse stemmen nodig zijn om bij verkiezingen de doorslag te geven. De joodse gemeenschap is goed georganiseerd, en als iemand alarm slaat, dan komen de leden meteen in actie; als andere belanghebbenden niet eveneens in actie komen, is het duidelijk wie de meeste invloed heeft. Dat kan wel zo zijn, meent Organski, maar dan blijft onduidelijk hoe de minderheid aan senatoren die niet voortdurend pro-Israël stemmen toch herkozen kan worden.

Als het niet om stemmen gaat, dan misschien om geld. Organski heeft financiële bijdragen aan de campagnekas van senatoren op dezelfde manier geanalyseerd als de invloed van de achterban. En inderdaad, senatoren die meer joods geld kregen, stemden vaker pro-Israël. Maar ook senatoren voor wie de joodse bijdragen een verwaarloosbaar percentage van hun verkiezingskas vormden, stemden veel vaker voor dan tegen Israël. Organski gelooft dan ook niet dat het geld is bedoeld om stemgedrag te veranderen, maar veeleer om het te bevestigen. Het dient als een beloning, en als een poging om te zorgen dat bepaalde senatoren aan de macht blijven. Of een senator van gedachten zou veranderen als het geld niet meer binnenkwam, weet niemand.

Als aanhang en geld niet doorslaggevend waren in het stemgedrag, wat dan wel? Organski vermoedde dat het te maken had met een wereldbeeld dat hij internationalistisch noemt. In dat beeld past hulp aan landen als Israël en aan gebieden als Zuidoost-Azië en het Europa van kort na de Tweede Wereldoorlog, waar de infrastructuur aanwezig is om iets met die hulp te doen. Dit in tegenstelling tot ontwikkelingslanden, waar, menen Congres leden, het geld in een bodemloze put verdwijnt.

Organski onderzocht het stemgedrag tussen 1977 en 1982 met betrekking tot deze vorm van hulp, en stelde vast dat senatoren die daar in het algemeen voorstander van waren ook meer pro-Israël stemden. Een hogere notering op de schaal van internationalistisch stemgedrag gaf een evenredig hogere notering te zien op de schaal van pro-Israël-stemgedrag. Zo’n duidelijke relatie was er niet tussen geld en stemgedrag of achterban en stemgedrag. Senatoren, was de conclusie, stemden niet voor Israël uit electorale of financiële overwegingen maar vanuit een visie.

Daarbij komt dat het nooit kwaad kan om voor Israël te zijn in een land waar de meerderheid van de bevolking weinig oog heeft voor Arabische belangen. In de woorden van een Congreslid: «Je kunt bij een groot publiek scoren door voor Israël te stemmen, maar je scoort bij niemand door tegen Israël te zijn.» Ook niet bij de Amerikaans-Arabische bevolkingsgroep, want die bestaat voor tachtig procent uit Libanese christenen. En zeker niet na 11 september 2001 — de verdachten van de terreuraanslagen waren misschien extreme moslims, maar het waren moslims, en de Amerikaanse goegemeente is nog niet op zoek naar de nuance.

Israël kan bovendien rekenen op de morele steun van vooraanstaande christenfundamentalisten als Pat Robertson en Jerry Falwell, die de profeet Mohammed onlangs nog een terrorist noemde. En op financiële steun van evangelisch-christelijke groepen die alle joden zo snel mogelijk in het beloofde land willen hebben, want dat brengt de jongste dag dichterbij. Een organisatie als de International Fellow ship of Christians and Jews heeft in de afgelopen acht jaar zestig miljoen dollar verzameld om de migratie te stimuleren. Joodse organisaties zijn blij met het geld maar niet enthousiast over de achterliggende gedachte: op de jongste dag immers zullen rechtschapen christenen worden opgenomen in het koninkrijk Gods, terwijl joden en andere heidenen eeuwig zullen wenen in een vurige oven.

Maar tot die dag zijn de overeenkomsten tussen Israël en de VS belangrijker. Een meerderheid in beide landen weet zich verbonden via een oudtestamentische cultuur waarin Izaäk de uitverkoren zoon van Abraham is, en niet de Arabische Ismaël. Beide landen zijn (relatief) jong en ontstaan uit migratie. Ze heten een democratie te zijn, omarmen de vrije markt, en vinden man en vrouw in principe gelijkwaardig. In de jaren zeventig was de Sovjet-Unie een gemeenschappelijke vijand toen ze probeerde haar invloedssfeer in de regio te vergroten, wat de Amerikaanse hulp aan Israël pas flink op gang bracht en meteen daarna de activiteiten van de Israël-lobby. Intussen heeft het «rijk van het kwaad» plaatsgemaakt voor de «as van het kwaad». Nu heten de vijanden Irak, Iran, Syrië en Osama, en allemaal hebben ze de pest aan Israël en Amerika.

Als «de 51ste staat» van de VS, zoals Israël wel laatdunkend wordt genoemd, is het land nog steeds Amerika’s voorpost in het Midden-Oosten en zal dat voorlopig wel blijven. Of, in de eenvoudige woorden van het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken: «Israël en de Verenigde Staten zijn nauw verbonden dankzij historische en culturele banden, en gemeenschappelijke belangen.» Met of zonder joodse lobby.

© auteur / De Groene Amsterdammer

Zie ook op IMO Blog:

 

Comments are closed.