Reisverslag Israël
verslag vakantie reis 2007 naar Israël – Palestina
Laatste update 21-4-2012
Door Wouter, met medewerking van Ratna.
Wij bezochten met zijn tweeën Israël van 25 april tot 18 mei 2007. Met onderstaand verslag willen we de lezer een indruk geven van het land en wat ze kunnen verwachten van een bezoek eraan. Onze reis was deels politiek maar grotendeels ook gewoon vakantie.
We hielden het zoveel mogelijk low-budget, maar Israël is geen goedkoop land en er vliegen geen prijsvechters heen. Onze totale uitgaven bedroegen circa 1.960 Euro, waarvan retourvlucht (Austrian Airlines) plus reis- en annuleringsverzekeringen ruim 900 Euro, overnachtingen hostels (7x dormetory en 6x tweepersoonskamer) 320 Euro, en overige uitgaven 740 Euro. Daarbij moet worden opgemerkt dat we 10 nachten gratis bij vrienden hebben overnacht en we qua uit eten en uitstapjes zuinig hebben gedaan. De falafelbars waren onze favoriete eetgelegenheden, en de bus en benenwagen favoriete vervoermiddelen. Overigens waren in alle steden waar we kwamen wel pinautomaten waar je met je giropasje NIS (Nieuwe Israëlische Sjekels) kon tappen. Een sjekel is bijna 20 Eurocent.
- De reis (woensdag 25 april)
- Rehovot (donderdag 26 april)
- Tel Aviv (vrijdag 27 april)
- Jeruzalem (dinsdag 1 mei)
- Bethlehem (zaterdag 5 mei)
- De Dode Zee (maandag 9 mei)
- Kiryat Shmona (dinsdag 8 mei)
- Haifa (vrijdag 11 mei)
- Sderot (maandag 14 mei)
- De laatste dagen (dinsdag 15 mei)
De kustlijn van Israël / Uitzicht op buitenwijk van Tel Aviv vanuit het vliegtuig
We hadden het voorjaar uitgekozen voor onze reis naar Israël, omdat dan de natuur op haar mooist is en het weer op zijn aangenaamst. Helaas was het ongeveer de helft van de tijd dat wij daar waren bewolkt en viel er een enkele keer zelfs regen, wat volgens de Israëli’s zeer uitzonderlijk is in mei.
Ook gezien ons beperkte budget was het gunstig om buiten het hoogseizoen te gaan. We overnachtten afwisselend bij vrienden en in hostels. Buiten het hoogseizoen bleken in alle bezochte hostels ook zonder reservering voldoende slaapplaatsen voorhanden te zijn.
Onder de eigenaardigheden van het land vallen de veelvuldige veiligheidscontrolles, maar – nog hinderlijker – ook de Sabbat van vrijdagmiddag tot zaterdagavond. Ruim een dag zijn niet alleen de winkels gesloten, maar tevens musea en dergelijke, en het belangrijkste: er rijdt dan vrijwel geen openbaar vervoer, wat steeds omslachtig plannen is als je niet over een auto beschikt. In plaatsen met veel Arabieren kunnen Arabische winkels, markten en busjes een uitkomst bieden. Verder is de assertiviteit (sommigen interpreteren dit als onbeschoftheid) van de Israëli’s een eigenschap om rekening mee te houden, vooral als je in een rij staat te wachten en graag aan de beurt wilt komen.
De meeste (indirekte) vluchten vanuit Nederland komen ‘snachts op Ben Gurion Airport aan, wat het regelen van de eerste overnachtingsplaats nogal onhandig maakt. El Al biedt een rechtstreekse lijnvlucht overdag, maar is aan de prijzige kant, en KLM biedt een (erg) vroege en een (erg) late heenreis, eveneens overdag. Alle andere maatschappijen werken met een overstap, in Oostenrijk, Italië, Duitsland, Hongarije enz.
De Vliegwinkel bood een prima online boekservice en was ook telefonisch vrij goed bereikbaar. De deskundigheid van de medewerkers was wisselend, maar we spraken tenminste met één vrouw die verstand van zaken had en ons goed kon adviseren.
Met een late middag vlucht van Austrian Airlines (1 uur overstaptijd in Wenen) kwamen we kort na middernacht aan op Ben Gurion Airport. Vandaar gaan groepsbusjes naar Tel Aviv en Jeruzalem; voor andere bestemmingen is ‘snachts alleen een individuele taxi beschikbaar. De taxiprijzen zijn ook met een krappe beurs redelijk te doen.
Tot onze eigen verbazing kwamen we het land binnen zonder uitgebreide ondervragingen over het doel van onze reis of handmatige controle van de bagage. Volgens de medewerkster van Austrian was dat alleen bij El Al vluchten nodig.
De veiligheidscontroles zouden verder op onze reis wel alom tegenwoordig zijn: op treinstations moest je je pas laten zien, en op grote busstations, bij openbare gebouwen, grotere winkelcentra en veel uitgaansgelegenheden was er tassencontrole.
Maar wat het eerst opviel terwijl we met een taxi naar onze eerste overnachtingsplaats werden gebracht, waren de lange rijen met wapperende Israëlische vlaggen langs de snelweg. Het las als een duidelijke boodschap aan de wereld: wij zijn trots op ons land, en wij gaan hier niet meer weg!
Onze aankomst viel een dag na de viering van Israëls onafhankelijkheidsdag.
Ben-Gurion Airport bij Tel Aviv / Boom op het terrein van het Weiszman Instituut in Rehovot
De eerste zes dagen brachten we door in Rehovot en Tel Aviv.
Rehovot (donderdag 26 april)
Rehovot is een stad van 100.000 inwoners ten zuiden van Tel Aviv, waar we louter verbleven om onze vriend Ami Isseroff en zijn vrouw te bezoeken. Er is weinig bijzonders te zien, met uitzondering van het internationaal vermaarde Weiszman Instituut, dat gelijk naast het treinstation begint. Het instituut is een dorp op zich, met woonwijkjes voor medewerkers, parkjes en bezienswaardigheden, waaronder het voormalige woonhuis van Chaim Weiszman en zijn vrouw, waarin een klein museum is ingericht. Het echtpaar is nabij dit huis begraven. Helaas is het instituut alleen toegankelijk voor groepsrondleidingen, tenzij je connecties hebt met een medewerker die je binnen kan loodsen, zoals wij hadden.
Rehovot werd in 1890 gesticht door Poolse Joden, vanaf 1906 aangevuld met Yemenitische Joden.
Tel Aviv (vrijdag 27 t/m maandag 30 april)
Tel Aviv is de grootste stad van Israël. Tussen de moderne wolkenkrabbers liggen tal van musea en historische lokaties verscholen, en de ligging direkt aan de Middellandse Zee met uitgebreide stranden is ook een attractie op zich. Tel Aviv (‘Lenteheuvel’) werd in 1909 gesticht door Zionistische immigranten, zodat de historische lokaties hier vooral betrekking hebben op de jonge maar roerige geschiedenis van de opbouw van de staat Israël. Daarnaast ligt ook het oude havenstadje Jaffa binnen de gemeentegrenzen, dat een bezoek meer dan waard is.
Tel Aviv telt meerdere treinstations, vanwaar het zo’n 3 kwartier lopen is door het drukke centrum naar de kust. Langs het strand liggen veel hotels, maar wij konden logeren in de woning van onze vriend Joe Hochstein op een steenworp afstand van de kust.
Het strand bij Tel Aviv / Oud en nieuw in Tel Aviv (huisje aan de rand van de Yemenitische wijk)
Het hektische verkeer is nogal wennen voor de Nederlandse bezoeker. Autovrije straten zijn er niet in Tel Aviv, buiten enkele winkelstraatjes rond de Souk (marktstraat). Enige ontsnapping aan de drukte bieden de lange strandpromenade, de kleine parkjes die her en der in de stad te vinden zijn, het langgerekte Yarkon Park ten noorden van het centrum langs de gelijknamige rivier, of het oude hart van Jaffa met zijn pittoreske trapjes en steegjes, dat helemaal op toeristen is ingericht.
Aan de kust bij het centrum is een indrukwekkend monument te vinden met foto’s en informatieborden over de illegale immigratie in de jaren ’30 en ’40, toen Joden in Europa niet meer veilig waren, maar de meesten nergens anders werden toegelaten. Verder naar het zuiden langs de kust ligt het kleine Etzel (Irgun) Museum dat vooral de strijd om Jaffa in 1948 weergeeft. De meeste Joodse inwoners waren Jaffa ontvlucht tijdens pogroms begin jaren ’20 of waren tijdens de Arabische opstand in de jaren ’30 naar Tel Aviv vertrokken. Tijdens de burgeroorlog waren er vijandigheden over en weer tussen Jaffa en Tel Aviv, waarna Jaffa in april 1948 grotendeels door de Irgun werd veroverd. Ruim 90% van de Arabische bevolking ontvluchtte toen de stad. Ze viel nadien ten prooi aan criminaliteit en verpaupering, maar tegenwoordig is men in het oude centrum druk aan het renoveren. Hier hebben zich veel Joodse kunstenaars gevestigd, en het wemelt dan ook van ateliers en winkeltjes met moderne kunst.
Oude hart van Jaffa met veel kunstgalerieën / Spelende kinderen aan de andere kant van Jaffa
Jaffa is een gemengde stad, maar de sfeer is overwegend Arabisch, zeker als je wat verder loopt dan alleen de toeristische straatjes. We zagen er een prachtige Arabische (deels islamitische, deels christelijke) begraafplaats en verweerde huizen (bijna krotten) waar Arabische kinderen met oude troep speelden, wat bijna derde wereld-achtig aandeed. Er is dan ook zes dagen per week (niet op Sabbat) rommelmarkt in Jaffa. De oproep tot gebed klinkt 5 maal daags door de stad.
Oude Arabische begraafplaats in Jaffa / De kust bij Jaffa
Teruglopend richting centrum Tel Aviv vielen de tegenstellingen op tussen de kleine straatjes met oude, soms verwaarloosde huisjes en de grote hypermoderne hotels en kantoorpanden. We liepen via de Yemenitische buurt (behalve Europeanen behoorden ook Yemenitische Joden tot de vroege Zionistische immigranten) en de voornoemde Souk (de Carmel markt), die zeker de moeite waard zijn om aan te doen.
Midden in Tel Aviv ligt het Yitzhak Rabin Plein, waar op 4 november 1995 deze premier van Israël werd vermoord, waarmee het einde van het Oslo vredesproces werd ingeluid. Op de plek van de moord is een monument te vinden, en nog elke vrijdag vindt er eind van de middag een herdenking plaats waarbij sympathisanten samen liederen ten gehore brengen.
Door de stad lopend kom je her en der nog allerlei gedenkstenen tegen, bijvoorbeeld van het laatste woonhuis van Abraham Stern, of de plek aan de kust waar het ‘Rode Huis’ gestaan heeft, de centrale plek van de provisorische regering van de op te richten staat in 1948.
Tenslotte bezochten we op de Ben-Gurion Boulevard het vroegere woonhuis van David Ben Goerion, dat grotendeels nog in oude staat verkeerde. Het huis stond vol met talloze boeken en van staatshoofden ontvangen geschenken, aangevuld met oude foto’s.
Tel Aviv is een seculiere en liberale stad met weinig religieuze Joden, al hebben die wel een eigen, afgeschermd strandje. Er is altijd leven op straat, en veel uitgaansgelegenheden die tot laat in de nacht open zijn, vooral langs de kust.
De tegenstelling zou ons vooral opvallen bij onze volgende stop: het religieuze Jeruzalem, waar de Sabbat strenger wordt gevolgd en veel meer soldaten patrouilleren, en het conflict ook veel meer aanwezig is.
Jeruzalem (dinsdag 1 t/m maandag 7 mei)
Eigen vervoer en taxi daargelaten, zijn er 2 manieren om naar Jeruzalem te reizen: trein of bus. Anders dan in Nederland is de bus de snellere methode!
Op het busstation is er evenals bij de trein bagagecontrole, maar ze vragen er niet naar je paspoort en je hoeft niet vooraf een kaartje te kopen; dat kan in de bus.
Het busstation in Jeruzalem is gevestigd in een overdekt winkelcentrum, wat het nogal tot een doolhof maakt om je bus dan wel de uitgang te vinden. De bussen vertrekken op de derde verdieping en komen aan op de tweede verdieping. De bushaltes zelf zijn in een grote, lelijke, donkere garage, waar je doorgaans nog een tijdje in de rij staat te wachten. Rustig zitten is er daarbij niet bij; als de bus komt moet je zorgen niet achteraan te staan want dan kom je met pech niet meer binnen. Israëli’s zijn meesters in de voordringkunst.
Verlaat je op de begane grond de ‘shopping center’, dan sta je op Jaffa Road, en is het centrum en de Oude Stad linksaf, zo’n half uurtje rechtdoor lopen naar het oosten (maar er rijden ook voldoende stadsbussen). Je passeert ter linkerzijde de Jerusalem Capital Studios, waar alle binnenlandse en buitenlandse Tv-zenders gevestigd zijn, maar het is een verder onopvallend kantoorgebouw. Rechts kun je onderweg – na het oversteken van een groot kruispunt – de regeringsgebouwen en het hooggerechtshof zien liggen; de Knesset is iets verder zuidelijk. Verderop kom je langs de overdekte markt (Souk) van West-Jerusalem, en vervolgens langs Zion Square. Dit kleine pleintje ligt aan het begin van Ben Jehuda Street, de populaire voetgangerszone, en van het café-straatje dat we ‘waterpijpenstraatje’ noemden, naar één van de populairste terrasaktiviteiten daar. Direkt aan Zion Square, aan de overkant van Jaffa Road, ligt ook het Jerusalem Hostel. Na Zion Square splitst Jaffa Road zich, en moet je links aanhouden voor de kortste weg naar de Oude Stad (niet zoals wij dus, die rechts omlaag liepen, en met onze bagage in de hitte een omweg maakten…).
Het Zion Plein in West-Jeruzalem / Ben Jehuda Street, de populairste straat van West-Jeruzalem
Aan het eind van Jaffa Road zie je de Oude Stad liggen, mits die niet aan het oog is onttrokken vanwege de aanleg van de nieuwe lightrail. Volgens plan zou die over de gehele Jaffa Road gaan lopen volgend jaar, maar ze zijn begonnen bij het eindpunt aan de stadsmuur. Na Jaffa Road het kruispunt oversteken, en even later over de promenade langs de stadsmuur lopen, brengt je bij de Jaffapoort. Hierbinnen ligt een pleintje met ter rechterzijde de Toren van David (waarin een museum is gevestigd), links de Tourist Office, en rechtdoor loop je pardoes de overdekte Arabische Souk in, mits je niet gekozen hebt voor het Petra Hostel, dat pal aan de ingang van de Souk ligt.
De muur van de Oude Stad met de Jaffa Poort / Arabische souk in de Oude Stad
Het Citadel Hostel
De Souk inlopend, is het eerste straatje rechts de Bedouin Street, een onopvallend trappetje omhoog, dat niet lijkt door te lopen en waaraan je dus makkelijk voorbijgaat (zoals wij deden), maar de trap volgend en bovenaan links brengt je snel bij het Citadel Hostel, een herberg die goed genoeg beviel om er bijna een week te blijven. De reisgids vermeldde tevens even verderop een ander hostel, die eigenlijk onze eerste keuze was geweest, maar die we ondanks herhaalde pogingen niet hadden kunnen vinden, en waarnaar ook andere Citadelgasten vergeefs hadden gezocht. We zaten hier in de Armeense wijk.
Gastheren in het Citadel waren twee Arabische jongens die elkaar om de paar dagen afwisselden. De Citadel was een opmerkelijk gebouw, opgetrokken uit grote stenen, met bogen en nissen in de meeste kamers. De eerste nacht sliepen we in de dormetory in de ‘kelder’, een ruimte pal achter de receptie, die op zich best knus en sfeervol was, maar helaas volgepropt met minstens 15 bedden van beroerde kwaliteit, en een armzalig toilet dat slechts door een simpel houten wandje van de slaapruimte was afgescheiden. Het bed naast het toilet werd dan ook afgeraden wegens stankoverlast…
De volgende ochtend kon Ferdie – een van de gastheren – ons een mooie en voordelige tweepersoonskamer aanbieden, die op de eerste verdieping lag en een wat beter bed had, maar helaas geen buitenraam. Door gebrek aan ramen bleek de kamer nogal vochtig, zodat we na twee nachten doorschoven naar een iets duurdere kamer op de tweede verdieping. Die had een raam op de binnenplaats, waar je overdag Arabische vrouwen kon horen kletsen onder het ophangen van de was, maar verder was het heerlijk rustig.
Het hostel beschikte over een klein keukentje voor gemeenschappelijk gebruik, waarin de elementaire benodigdheden zoals ijskast, tweepits gaskookstel, wat serviesgoed, afwasmiddelen en kruiden, koffie en theezakjes aanwezig waren. Douches en wc’s waren er op verschillende verdiepingen en werden dagelijks gepoetst, maar ze waren wel krap gebouwd en werkten niet altijd adequaat. Bij de receptie was verder een gratis computer met internetaansluiting beschikbaar, alsmede een muntjestelefoon en een zithoek met TV, die dag en nacht aanstond (meestal op een Egyptische zender). Een attractie van het Citadel was het dakterras, bereikbaar via een smal trapje, waarvan je een mooi uitzicht had op de Oude Stad met onder meer de Rotskoepel moskee en daarachter de Olijfberg. Je kon ook op het dak overnachten.
Naast de kamersleutel kreeg je de toegangscode van de buitendeur, zodat we dag en nacht konden in- en uitlopen. Inchecken kon tot 11 uur ‘savonds en uitchecken tot 11 uur ‘smorgens.
In het Citadel verbleven allerlei soorten gasten: een jong Aziatisch stelletje, een Nederlands echtpaar, een Duitse studente uit Tel Aviv die vriendinnen op bezoek had en met hen naar Jeruzalem was gekomen, een Italiaanse vrouw die een relatie had met een Britse Israëliër uit Haifa, en een Nederlandse vrouw die hier was voor de bruiloft van een familielid. De studente deed onderzoek naar de gecompliceerde relatie tussen Duitsland en Israël, waarvan ze onder meer te melden wist dat Duitsland pas heel laat officiële betrekkingen met Israël had aangeknoopt, omdat de Arabische landen hadden gedreigd om anders de DDR te erkennen, wat Duitsland niet wilde. De Italiaanse was lang huiverig geweest om haar vriend naar Israël te volgen vanwege het conflict en de voortdurende gewelddreiging; ze vond al die jonge, gewapende soldaten op straat maar niets. Op ons maakten de soldaten echter een doorgaans relaxte indruk, en we voelden ons juist erg veilig in Jeruzalem. Alleen de enkele keren dat we iemand zonder uniform met een geweer door de stad zagen lopen, hadden we een wat ongemakkelijk gevoel daarbij.
De Oude Stad bleek een doolhof van nauwe trapjes, straatjes en steegjes, deels overdekt of zelfs ondergronds, waar je ondanks de relatief kleine oppervlakte nog goed kon verdwalen. Het was een door de eeuwen heen gegroeide opeenstapeling van grote stenen, met weinig open ruimtes en nauwelijks groen. Er drongen zich bij de minste zichtbare twijfel over de juiste route al snel Arabische kinderen op, die je (tegen betaling) graag de weg wilden wijzen. Ook de talloze handelaren waren soms opdringerig en probeerden je met een praatje hun winkeltje in te lokken, waar alle mogelijke souveniers te krijgen waren. Het was kortom voor een paar dagen leuk, maar na een week verblijf werd het nogal claustrofobisch en waren we blij om verder te reizen. Natuurlijk niet voordat we een aantal van de belangrijke bezienswaardigheden hadden gezien, waaronder de Klaagmuur (naast de Tempelberg de enige plek binnen de Oude Stad met een strikte toegangscontrole), de Grafkerk en de Via de la Rosa (die niet erg verschilde van de andere Arabische winkelstraatjes). Naast het grote plein bij de Klaagmuur was ook een bezoek aan de daken na de smalle straatjes een verademing. Die waren bereikbaar vanuit een klein straatje in de Joodse wijk. Hier vonden zowel Joodse als Arabische kinderen ruimte om met een bal te spelen, en kon je door dakvensters de Souk van bovenaf bekijken.
Het plein bij de Tempelberg met rechts de Klaagmuur / Een Souk van bovenaf gezien
Op het pleintje binnen de Jaffa Poort en buiten de Damascus Poort (aan de Arabische kant van Jeruzalem) kon je ‘savonds laat prima zitten nakletsen op een bankje, en je verbazen over de passerende publiek. Alsof God geen dag en nacht had geschapen, struinden er groepjes orthodoxe priesters, nonnen en religieuze joden ‘snachts de Oude Stad in en uit. De enkele dronkelap of andere vrolijke seculier was zelfs op die uren sterk in de minderheid. Patrouillerende soldaten (vooral bij de Damascus Poort) groetten je vriendelijk of vroegen om een sigaret.
De Oude Stad was tot ver in de negentiende eeuw het hoofdbestanddeel van Jeruzalem. Vooral christelijke en Joodse immigranten uit Europa begonnen nederzettingen buiten de stadsmuren te bouwen, vooral in noordwestelijke richting. Nadat de Joden in de oorlog van 1948-1949 door het Jordaanse leger geheel uit de Oude Stad waren verdreven, ontwikkelde West-Jeruzalem zich als de Joods-Israëlische hoofdstad, totdat de stad in 1967 werd herenigd onder Israëlisch bestuur, waarbij de gemeentegrenzen fors werden uitgebreid en Oost-Jeruzalem geannexeerd. Echt herenigd is de stad nooit: Israëlische bussen rijden slechts mondjesmaat in het oostelijk deel, en de Arabieren hebben vlakbij de Damascuspoort hun eigen busstation. In de Tourist Office kon men ons niet eens wijzen naar een adres in het Arabische deel, al bleek dat na wat rondvragen op straat op loopafstand te liggen. De Arabische of Palestijnse Jeruzalemieten klagen dat de gemeente niets investeert in hun kant van de stad, er komt zelfs geen gemeentelijke vuilophaaldienst in sommige wijken. Volgens Walid Salem van het Panorama Center in Oost-Jeruzalem, wordt maar 5% van het geld besteed aan de uit eenderde van de bevolking bestaande Arabische sector van de stad. De Joodse Israëli’s brengen daarentegen ook het overgrote deel van de gemeentelijke belastingen op, en veel Arabieren gaan niet stemmen, al hebben ook degenen zonder Israëlisch staatsburgerschap (de meesten wezen dit af) gemeentelijk stemrecht. Een Amsterdamse Jood die in Jeruzalem woont vertelde ons dat de situatie inderdaad scheef is, maar al een stuk verbeterd ten opzichte van vroeger. Overigens betuigde hij dat hij zich in Jeruzalem veiliger voelde dan in Amsterdam, een gevoel dat wij eigenlijk wel met hem deelden. Dat geldt dan wel voor West-Jeruzalem. Een Belgische vrijwilliger die bij het Palestijnse Panorama Center werkt en in Oost-Jeruzalem woont, zei ons dat hij daar wel eens was uitgescholden en door een kind met steentjes bekogeld, omdat men hem voor een Jood aanzag…
Een bruisend uitgaansleven kent de Oude Stad niet. Daarvoor bezochten we West-Jeruzalem, met als kernpunt Ben Yehidah Street, waar onze favoriete Falafel Bar gevestigd was en je ook ‘savonds nog in kleine winkeltjes levensmiddelen en soeveniers kon bemachtigen. Er was zelfs een sieradenmarkt ‘savonds, er waren straatmuzikanten en artiesten en orthodoxe Joden die vanachter een klaptafeltje zieltjes probeerden te winnen. In het ‘waterpijpenstraatje’ keken jongeren op het terras naar voetbalwedstrijden (Jeruzalem tegen Tel Aviv) of naar gewaagde MTV-achtige clips die de orthodoxe Joden zeker niet zouden goedkeuren.
Het was opvallend dat er vrijwel geen openbare dronkenschap voorkwam. Alleen op het Zion pleintje troffen we eens een ruziënde man met schijnbaar teveel op, die door de soldaten tot bedaren moest worden gebracht. Toen Jeruzalem voor het eerst sinds lange tijd van Tel Aviv had gewonnen met voetballen, vierde een opgetogen menigte feest op het plein voor het stadhuis, maar de aanwezige soldaten konden het ontspannen gadeslaan.
Overdag kon je je boodschappen doen in een supermarkt of op de uitgebreide Souk van West-Jeruzalem. Voor een Europeaan is het wellicht meer ontspannen dan de Arabische souk, omdat alles gewoon zijn prijs heeft en je niet steeds hoeft af te dingen. Ten zuiden van het centrum liggen wat pittoreske oude straatjes die het zeker waard zijn om eens rond te struinen, en naar het noorden kom je in de orthodoxe wijk met meer monumentale gebouwen. Verder naar het westen liggen vooral na-oorlogse wijken met rijtjeshuizen en flats, waarna je bij de Knesset en andere regeringsgebouwen komt. Voor Yad Vashem, nog westelijker, is een bus aan te bevelen. Het museum ter nagedachtenis aan de Holocaust ligt op Mount Herzl, en biedt een indrukwekkende blik op de vernietiging van de Europese Joden en de teloorgang van het rijke Joodse leven in Europa in de eerste helft van de 20ste eeuw, met veel getuigenissen in schrift, foto, video en voorwerpen.
Ook buiten het museum zijn verschillende monumenten en gedenkstenen aangebracht, en een wandelpad brengt je naar een nabijgelegen begraafplaats op de berg, waar onder meer Yitzhak Rabin en zijn vrouw begraven liggen.
Synagoge in West-Jeruzalem / Uitzicht vanuit Yad Vashem
Jeruzalem is natuurlijk ook de plaats – naast Tel Aviv – waar alle mogelijke instellingen te vinden en te bezoeken zijn. Naast het eerder genoemde Panorama Center van Walid Salem, bezochten we ook één van de wekelijkse woensdagmiddag discussiebijeenkomsten van het IPCRI (een gezamenlijk Israëlisch-Palestijns vredesinitiatief) in het Ambassador Hotel in Oost-Jeruzalem. Tot onze verbazing werden daar onze tassen niet eens gecontroleerd, hoewel er een PLO onderhandelaar en een Israëlische minister onder de sprekers waren!
Met de medewerkers van IPCRI konden we een afspraak maken om een paar dagen later bij hen langs te gaan voor een gesprek over hun visie op het conflict. Met andere afspraken hadden we minder geluk. Vooral journalisten zijn druk bezet en kunnen weinig vastleggen, omdat er altijd ergens een bom kan ontploffen (bij wijze van spreken). Een correspondente van een Australische krant moesten we om die reden laten zitten, en RTL-correspondent Conny Mus kregen we pas bij de tweede poging te spreken.
Jeruzalem was ook een goede uitvalsbasis voor dagtochtjes naar Bethlehem en de Dode Zee:
Om in Bethlehem te geraken moet je nabij de Damascuspoort een Palestijns taxibusje nemen. De dienstregeling is niet erg doorzichtig, maar chauffeurs en omstanders spreken je meestal gelijk in het Engels aan en vragen naar je reisdoel. Ze vertrekken blijkbaar gewoon als het busje vol is, maar dat duurde in ons geval niet lang. Het busje brengt je naar de grensovergang die officieel geen grensovergang mag heten, maar de muur en checkpoint wekken wel héél sterk die indruk. Te voet passeerden we de controle, die op de zaterdagmiddag erg rustig was. Een schijnbaar verveelde soldate zat in een hokje en knikte dat we onze bagage op de lopende band door de scanner moesten laten gaan. In de gigantische checkpoint kon je haast nog verdwalen. Navraag bij iemand van een vredesorganisatie die de gang van zaken bij checkpoints monitort, leerde dat circa 5.000 Palestijnen dagelijks door de checkpoint naar hun werk gaan. Volgens hem waren er zelden problemen, en moesten Palestijnen er 5 minuten tot 3 kwartier wachten.
Aan de andere kant van de muur vochten minstens 10 wachtende taxichauffeurs voor de rit. Ze wilden ons een retourtje Bethlehem verkopen, maar wij stonden op een enkele reis. Na 5 minuten discussie haalde één taxichauffeur de woede van de rest op zijn hals door in te stemmen met een enkele reis. We waren er daarna in no-time, maar volgens de Tourist Office (aan het marktplein gelegen) hadden we ons toch nog laten afzetten met de prijs. De afstand bleek ook veel korter dan ons was voorgehouden.
Moskee op het grote plein tegenover Geboortekerk / Winkelende vrouwen in Bethlehem
De verplichte attractie in Bethlehem was de Geboortekerk, die naar verluid zou zijn gebouwd op de plek waar ooit de kribbe van Jezus had gestaan. Vooral groepen christelijke Amerikanen werden er met bussen tegelijk heengereden en rondgeleid. De exacte plek van de kribbe (!) was aangegeven met een metalen ster in de vloer van een klein kamertje.
In een souvenirwinkel aan het plein vertelde men dat de klandizie weliswaar de laatste jaren weer wat was aangetrokken, maar dat het gros van de buitenlandse toeristen in grote bussen kwam en ging, die bij grote winkels elders even werden uitgelaten om souvenirs te kopen.
We zagen voor het eerst een winkeltje met een grote wapperende Palestijnse vlag. Voor de Oslo akkoorden waren die verboden in de bezette gebieden. In de Tourist Office had men allerhande boeken en andere informatie over de Palestijnse kant van het conflict. We namen een Engelstalig krantje mee, dat een dubbel gevoel bij ons oproep: tussen objectief ogende nieuwsberichten stond er bijvoorbeeld een raar paniekverhaal over de bouw van een synagoge bij de Klaagmuur, die de Tempelberg zou bedreigen. We hebben die bouwaktiviteiten gezien in Jeruzalem, en genoemde synagoge lag helemaal aan de overkant van het plein, ver weg van de Tempelberg…
Wij wilden daarna vooral de stad verkennen en de sfeer opsnuiven. We hadden een bezoek aan de Hope Flowers School overwogen, die echter een stukje ten zuiden van Bethlehem lag, en het was onduidelijk hoe we er moesten geraken. Onze contactpersoon daar bleek ook nog eens op dat moment in Nederland te verblijven (of all places!).
Vanaf het marktplein deden we een rondje de heuvel over, waar de meeste winkeltjes lagen en ook een rommelmarkt werd gehouden. Ik kocht er een hemd.
Opvallend was een lange nieuwe trap die helemaal de heuvel afliep en een bordje droeg dat zij met Europees geld was gefinancierd als ontwikkelingshulp, en nog opvallender was een door o.a. de YMCA en een Waalse gemeente gesponsorde olijfboom op het marktplein die een plaquette met een protest tegen de ‘apartheidsmuur’ bevatte.
Ten oosten van het centrum kwamen we nog bij een schattig oud kerkje dat qua sfeer niet onderdeed voor de Geboortekerk, maar waar toevallig geen Messias ter wereld was gekomen. Er werd een -waarschijnlijk Palestijnse- schoolklas rondgeleid.
Toevallig passeerden we een souvenirwinkel waar vrijwilligers van een internationale christelijke vredesgroep op bezoek waren. We maakten een praatje over hun werk en over de ervaringen van de winkelier, waarbij we ook koffie en thee kregen aangeboden, en kochten er een paar souvenirs. Even verderop troffen we op het ‘Palestine Heritage Center‘, een organisatie die zich inzet voor het behoud van Palestijnse klederdracht en cultuur. Ook hier knoopten we een gesprek aan, maar bij een wat skeptische vraag raakte de beheerster gelijk opgewonden, en begon te tieren dat de Joden helemaal geen eigen cultuur zouden hebben, en dat ze in het museum in Haifa Palestijnse klederdrachten ten onrechte als Joods tentoonstellen. Daar mag wel of niet iets van waar zijn, maar waarom de eigen identiteit en rechten vooral benadrukken door die van de ander te ontkennen? Zoals Palestijnen vaak ook de historische connectie van de Joden met het land en met Jeruzalem ontkennen, en het feit dat Joden ook een volk zijn met recht op zelfbeschikking, zo ontkende deze vrouw het bestaan van een eigen Joodse klederdracht. In het Palestijnse narratief lijkt alles wat de Joden bezitten gestolen van de Palestijnen, en leven ze als parasieten op anderen. In de Arabische wereld worden de Joden veelvuldig als bloedzuigers en parasieten voorgesteld, wat overigens ook een klassiek thema in het Europese antisemitisme is. Het gesprek liet dan ook een nare nasmaak achter.
We zochten tenslotte nog de beruchte muur in Bethlehem, maar konden hem in eerste instantie niet vinden. Pas op weg terug naar de checkpoint kwamen we hem tegen, inclusief het rare hoekje waarin een huizenblok er aan drie kanten door wordt omsloten. Dit heeft ook de Nederlandse TV meermaals gehaald. De reden voor deze onlogisch ogende inham werd ons toen niet duidelijk, maar hierachter schijnt het graf van Rachel te liggen, dat de Israëli’s aan hun kant wilden hebben.
Terwijl aan de Israëlische kant van de muur een groot spandoek hangt met de tekst “Peace be with you“, is de Palestijnse kant van de muur gevuld met talloze meer en minder kreatieve veroordelingen ervan en oproepen tot verzet, inclusief onsmakelijke vergelijkingen met Nazi’s en het Warschau getto.
Het mooiste protest was een serie gigantische foto’s op de muur van allerlei mensen die gekke bekken trokken, een projekt van een kunstenaar.
De muur in Bethlehem, gesierd door een fotoprojekt van een kunstenaar / het bijna ingesloten huizenblok bij het graf van Rachel
Een ander dagtochtje voerde ons met een Israëlische lijnbus via de Westoever naar de Dode Zee. Onderweg door een heuvelachtig woestijngebied zagen we al snel her en der kleine Bedoeïenenkampjes liggen, opgebouwd uit tenten en krotwoningen.
In de buurt van de Dode Zee, weer binnen de pre-67 grenzen, waren verschillende palmboomplantages, maar tussen bergen en zee woonden nauwelijks mensen.
De Dode Zee zelf was – eerlijk gezegd – nogal een anticlimax. In de middle of nowhere was een soort entree aangelegd die het meeste aan een openluchtzwembad deed denken, met ruime parkeerplaatsen waar vooral bussen voor groepsreizen stopten, en achter de entree een kalige vlakte met rijen parasollen die wat bescherming moesten bieden tegen de hete zon. Het was ver in de 30 graden.
Met name door het grote waterverbruik is het waterpeil van de Dode Zee in de laatste decennia meters gedaald, en moet je een armzalig pad afdalen om bij het water te komen. Een noemenswaardig strand ontbrak, evenals bankjes, dus je ging op wat rotsen zitten. De hoofd attracties waren je laten fotograferen met een krantje in het water (waartoe dezelfde krant van hand tot hand ging) en je insmeren met klei die je wat verderop in het water kon vinden, waarvan eveneens een foto gemaakt moest worden.
Dobberen in de Dode Zee / Palmbomen deden het goed bij de tropische temperaturen
Normaal zwemmen in het water was vrijwel onmogelijk, en het zout beet in je ogen en in alle wondjes die je maar ergens op je lichaam had. Douches waren gelukkig wel aanwezig.
We ontmoetten aan het water een Duits stel, waarvan de vrouw regelmatig Israël bezocht en ook in Ber Sheba had gestudeerd. Sinds de laatste bomaanslag daar in 2004 nam ze nooit meer de bus, maar ze was uitzonderlijk betrokken bij het land (voor een niet-Joodse en niet-religieuze Europeaan). Ze had er wel veel op aan te merken, met name de beleid ten opzichte van de bedoeïenendorpen, maar thuis in Duitsland voelde ze zich genoopt om Israël te verdedigen tegenover de steeds feller en talrijker wordende criticasters…
Kiryat Shmona en Tel Hai (dinsdag 8 t/m vrijdag 11 mei)
Vanuit Jeruzalem namen we de bus naar Tiberias, maar bij aankomst oogde de stad zo grauw en onaantrekkelijk dat we doorreisden naar Kiryat Shmona, een ook wat troosteloos stadje, dat tijdens de Tweede Libanon Ooorlog door Hezbollah met raketten was bestookt. Even daarachter lag op een heuvel een door onze reisgids aangeprezen Youth Hostel in Tel Hai. Het bleek niet zozeer een jeugdherberg als een soort jeugdconferentieoord. Hele scholen kwamen erheen om van daaruit dagtochten in de omgeving en naar de Golan te maken. De kamers leken meer op hotelkamers, met douche, TV en een mini-ijskast. Desondanks waren ze goed betaalbaar.
Het openbaar vervoer was in deze uithoek van het land belabberd. We besloten te liften, en hadden daarbij veel concurrentie van lokale jongeren, vooral studenten en dienstplichtigen die naar huis terugkeerden. Met meerdere lifts en hulp van een mede-lifter bereikten we het Tel Dan natuurpark. Het park was prachtig, maar niet zo groot en behoorlijk aangeharkt, en we moesten moeite doen om niet continu tussen de schoolklassen te belanden die hier werden rondgeleid. Daarbij viel overigens op dat alle groepen een gewapende bewaker bij zich hadden.
In Tel Dan ontspringt de Dan, één van de rivieren die de Jordaan voeden. / Loopgraaf bij bunker met zicht op de Golan hoogte.
Tel Dan is meer dan alleen een natuurpark. Er liggen tevens de resten van de oude stad Dan, die opgegraven en tentoongesteld worden. Ook recenter is het van historisch belang, omdat hier vroeger de grens met Syrië liep, die voor de Zesdaagse Oorlog erg onrustig was. We konden een oude bunker compleet met loopgraven bezichtigen, van waaruit vroeger de grens in de gaten werd gehouden.
Eigenlijk hadden we bij Tel Dan het eerste traject van het Israel Trail, de landelijke lange-afstand wandelroute willen volgen, maar omdat we geen Hebreeuws verstonden en geen goede wandelkaart bij ons hadden, werd ons dit min of meer verboden door een ervaren gids die werkte bij het museum bij het startpunt. De wandelroute liep vrij dicht langs de Libanese grens, en voor je het wist kon je bij een verkeerde afslag in Libanon terecht komen en – God verhoede – in handen van de Hezbollah vallen. Wij wilden geen geschiedenis schrijven door de aanleiding te worden voor de Derde Libanonoorlog, dus we volgden zijn dringende advies maar op.
De volgende dag besloten we nochtans om een stukje van de tweede etappe van de Israel Trail te lopen, die vanaf even boven onze overnachtingsplaats aan Kiryat Shmona voorbij naar het zuiden liep. Ook hier passeerden we historische plaatsen, namelijk waar vroege kibboetsen hadden gelegen die herhaaldelijk na Arabische aanvallen ontruimd moesten worden. Er was een gedenkteken voor bij de begraafplaats waar de etappe begon, en nadien informatiebordjes langs het pad die aan de geschiedenis herinnerden. De route was gemarkeerd met oranje-blauw-witte strepen. Het duurde helaas niet lang voor het traject vastliep bij een gesloten poort, en we moesten een heel stuk terug en over de grote weg, voor we verderop de route weer konden oppikken. Daarbij moesten we enkele Hebreeuwse waarschuwingsborden trotseren, waarvan we de betekenis alleen maar konden gissen. We waren wel ver genoeg van de Libanese grens verwijderd, dus waagden we de gok. Via een dal met moderne kunstobjecten klommen we omhoog om langs de helling – waar bovenaan de grens met Libanon moest lopen – aan Kiryat Shmona voorbij naar het zuiden te wandelen. Helaas was het weer die dag nogal somber en liep de route grotendeels over brede paden, soms geasfalteerd. We hadden zin om te zwemmen, maar de kunstmatige poelen die verderop in het dal lonkten oogden niet als zwemwater. We zouden ze niet meer bereiken, want op het eind van Kiryat Shmona besloten we af te dalen en de sombere woonwijken van het stadje te inspecteren voor we op zoek gingen naar een falafeltent.
Israel Trail bij Kiryat Shmona / Uitzicht op Tel Hai (links midden) en Kiryat Shmona (rechts onder), met daarachter de Golan
Haifa (vrijdag 11 t/m zondag 13 mei)
Haifa is de meest gemengde stad van Israël, wat voor onder meer de uit Nederland afkomstige historicus Bert de Bruin reden was zich hier te vestigen. Na de verovering tijdens de Kruistochten werd op Carmel de kloosterorde der Karmelieten gesticht, en in de 19de eeuw vestigden zich hier Duitse Tempeliers, naar wie nog steeds de Duitse Kolonie is vernoemd. Haifa ontwikkelde zich tot een belangrijke havenstad, en werd in de 20ste eeuw de entree voor veel Joodse immigranten uit Oost-Europa. Ook de in Iran vervolgde Baha’i vonden hier later een toevluchtsoord.
Tijdens de Tweede Libanon Oorlog was Haifa tevens doelwit van de lange-afstandsraketten van Hezbollah.
Voor het begin van de Sabbat wilden we in Haifa genesteld zijn en wat boodschappen gedaan hebben. We vonden een prima hostel op Jaffa Road in het centrum van de stad, en na het uitpakken konden we nog met de trambaan een stuk de beroemde berg Carmel op. Van daar heb je een mooi uitzicht op de stad en de zee, en terug afdalend kom je langs de fameuze tempel en tuinen van de Baha’i. Een deel daarvan is vrij toegankelijk, voor het overige kun je aan een georganiseerde rondleiding meedoen. De Baha’i tempel ligt tegen de berg op, aan het begin van een trendy laan met druk verkeer en veel – vooral prijzige – eetgelegenheden. Vanwege ons budget zochten we in de Arabische buurt een falafeltentje op, en boodschappen deden we in een grote supermarkt met overwegend Russisch personeel en klandizie.
Uit zicht op Haifa met Baha’i tempel / Arabische buurt in het centrum van Haifa
Nabij het centrum was helaas maar een klein strandje, dat ook nog gesloten was toen wij daar kwamen. Vanwege de Sabbat was er geen openbaar vervoer, en moesten we een stevig eind lopen naar het strand. We vonden een mooie wandelroute door een langgerekt park, waarna we uitkwamen bij het Maritieme Museum en het Clandestiene Immigratie Museum. Enkele oorlogsscheepjes uit Israëls woelige verleden staan in de open lucht tentoongesteld.
Het was op het strand opmerkelijk rustig en vrij sober ingericht; de meeste strandgangers gingen met hun auto naar het luxueuzere strand aan de andere kant van de berg Carmel. Die afstand hebben wij ook te voet afgelegd. Terug naar het centrum liepen we door de nogal verwaarloosde woonwijken met oude flatgebouwen aan de voet van de Carmel. De volgende dag gingen we voor vertrek nog eens helemaal met de tramlijn naar boven, waar zich een drukker woon- en winkelcentrum bleek te bevinden dan beneden. Een heel lange afdaling te voet over schier eindeloze trappen bracht ons nog langs mooie en minder fraaie delen van de stad.
Sderot is op zich geen spannend stadje, maar is berucht geworden als belangrijkste doelwit van Qassam raketten, die Palestijnse terroristen al jaren vanuit de Gazastrook op Israël afvuren.
Met name sinds de Israëlische terugtrekking uit Gaza in 2005 zijn er duizenden raketten en granaten op Sderot en omgeving neergeregend. Een kwart van de inwoners heeft de stad inmiddels verlaten en de meeste kinderen leiden aan stresstoornissen.
Behalve vanwege de Qassams, bezochten we Sderot vooral om ook een echte kibboets gezien te hebben. Onze afspraak was echter niet op een traditionele landbouwkibboets, maar een moderne stadskibboets (urban kibbutz), waarvan de leden onder meer in het onderwijs, sociaal werk of IT werkzaam waren. Ieder had een eigen (gezins)woning, maar de inkomens werden grotendeels in een gemeenschappelijke pot gestopt en er was een gezamenlijk activiteitencentrum. Een bewoonster waarmee we spraken werkte voor het Peres Peace Center, opgericht door de huidige president, en ze deed met name projecten met Arabische en Joodse jeugd. De idealistische kibboetsniks waren zeker niet representatief voor de inwoners van Sderot: ze koesterden geen wrok tegen de Palestijnen van Gaza en waren zeer voor dialoog, zowel met Hamas als Hezbollah.
In afwachting van de bus terug naar Rehovot maakten we nog een wandeling door het centrum van het stadje en aten daar falafel. We hadden instructies gekregen wat te doen als er een Qassam alarm klonk: dekking zoeken achter een muurtje. Het was juist een paar dagen rustig geweest in Sderot, maar een dag na ons bezoek meldde het nieuws dat er weer Qassams waren gevallen.
De moderne stadskibboets / Vanuit Sderot kon je in de verte Gaza zien liggen.
De laatste dagen (dinsdag 15 t/m vrijdag 18 mei)
In de laatste dagen hadden we nog een aantal informatieve aktiviteiten gepland. Op 15 mei waren we te gast in het schrijverscafé van Tel Aviv, waar we onder meer van gedachten wisselden met een aantal Israëlische bloggers, waaronder Liza van “Something Something” en Stephanie van “Stefanella“.
Ze waren zeer geïnteresseerd in internationale kontakten, en tegelijkertijd verwonderd over de enorme internationale aandacht voor hun kleine landje. Hoewel zelf behoorlijk kritisch over bijvoorbeeld de nederzettingen, ervoeren zij de eenzijdige negatieve berichtgeving als zeer onterecht en onredelijk. Alles wat Israël doet wordt onder een vergrootglas gelegd…
De volgende dag hebben we nog met onze vrienden Ami en Joe rond de tafel gezeten om onze internationale Zionistische samenzwering te coördineren, en daarna haastten we ons naar Jeruzalem om nog het staartje mee te krijgen van de Jeruzalemdag, de viering van de hereniging van de stad in 1967, volgens de Joodse kalender exact 40 jaar geleden.
Na een laatste afscheidsrondje door Jeruzalem en nog wat extra foto’s, wachtte op vrijdagmiddag het vliegtuig terug naar Nederland. Ditmaal was er wel een uitgebreide controle van onze bagage, die tot 3 keer toe door een scanner moest, en zelfs de schoenen moesten uit…
We hadden bij verre niet alles gezien dat we wilden zien en lang niet iedereen gesproken die we wilden spreken, dus een vervolgreis zit in de planning.*
(* En we hebben Israël nadien nog driemaal bezocht, maar het kwam daarna niet meer van het schrijven van reisverslagen.)
“Israel & the Palestinian Territories” (editie 2007), van Lonely Planet, was de Engelstalige reisgids die we hadden aangeschaft. Hij bevatte veel informatie over het land die met name was toegesneden op backpackers en low-budget toeristen. Overnachtingplaatsen waren onderverdeeld in budget, midrange en top end. Wat helaas erg stoorde aan de gids was (naast het irritant popi toontje), de pro-Palestijnse politieke stellingnames in de beschrijvingen van de geschiedenis en andere aspecten van het conflict, die niet erg gepast zijn voor een toeristische reisgids.
De meest opvallende omissies in de uitvoerige geschiedschrijvingen waren het ontbreken van enige vermelding van Arabisch/Palestijns antisemitisme, inclusief de nazi-collaborateur Haj Amin al-Husseini, Moefti van Jeruzalem in de jaren ’20 en ’30. Van het Hamas handvest werd wel vermeld dat zij Israël willen vernietigen en er een islamitische staat stichten, maar zelfs hier werden de antisemitische passages verzwegen. Ook over de Palestijnse terreuraanslagen werd nauwelijks uitgewijd. Het roemen van de Arabische hartelijkheid en gastvrijheid geeft dan toch wel een erg eenzijdig beeld…
Enkele voorbeelden:
- Op pag. 39 worden de mislukte vredesonderhandelingen in 2000-2001 tussen Barak en Arafat besproken. Hoewel niet wordt beweerd dat het Israëlische eindbod onacceptabel was voor de Palestijnen, wordt als uitleg gegeven dat ‘Arafat wasn’t ready to move that fast’ – het ging de oude Arafat allemaal wat te snel. Een curieuze verklaring, gezien dat het vredesproces al enkele jaren vertraging had opgelopen: volgens Oslo had de Palestijnse staat er namelijk al in 1999 zullen zijn.
- Op pag. 45 wordt de ‘dubbele standaard’ gehekeld van de Wet op de Terugkeer voor Joden tegenover het afwijzen van terugkeer van de Palestijnse vluchtelingen en hun nakomelingen naar Israël. De bestaansreden voor Israël en de oorzaak van het Palestijnse vluchtelingenprobleem worden daarbij niet meegewogen (hoewel ze redelijk aan bod komen in het langere geschiedenisoverzicht): Iedere staat regelt zijn eigen immigratiepolitiek en geeft bepaalde groepen voorkeur boven anderen; Israël is mede gesticht om een veilige haven te zijn voor alle Joden wereldwijd; als je dat afkeurt, keur je de essentie van Israël en Joodse zelfbeschikking af.
- Op pag. 83 wordt bij de geschiedenis van de Oude Stad van Jeruzalem geen melding gemaakt van de verdrijving van de Joodse gemeenschap in 1948 en de daarop volgende vernielingen van synagogen en andere Joodse eigendommen. Ook vergeet men te vermelden dat Joden, in schending met het wapenstilstandsverdrag van 1949, de toegang tot de Klaagmuur werd ontzegd. Het Joodse kwartier werd na 1948 gevuld met moslims, die er na de Israëlische overwinning in 1967 op hun beurt weer uit werden verwijderd.
- Op pag. 302 wordt foutief beweerd dat het grootste deel van de afscheidingsbarrière een muur is en geen hek, en worden overigens ondeugdelijke cijfers gegevens over de omvang van het Palestijnse land dat achter de ‘muur’ komt te liggen. Als bron wordt dan ook aktiegroep Stopthewall.org genoemd. Ook elders worden veelvuldig pro-Palestijnse aktiegroepen genoemd en naar hun websites verwezen, wat deels de gekleurde weergave zal verklaren.
- Op pag. 389 wordt Rachel Corrie aangehaald als waarschuwing dat “activisme gevaarlijk kan zijn”, zonder te vermelden dat zij zich op een verboden terrein bevond, waar het Israëlische leger bezig was naar uit Egypte gesmokkelde explosieven te zoeken, en haar tragische dood mede door haar eigen roekeloosheid kwam.
- Men verwijst in Jeruzalem naar de Alternative Information Center als belangrijk informatiepunt naast de officiële tourist office. Dit bleek een klein erg radikaal clubje te zijn waar aktievoerende jongeren werken en bijvoorbeeld een brochure werd verspreid met allemaal tegenargumenten om tegen mensen die Israël verdedigen te gebruiken. De door de gids aanbevolen tours van de ICAHD (Israeli Committee Against House Demolitions, wiens leider Jeff Halper openlijk voor de opheffing van Israël pleit), naar de ‘muur’ en Palestijnse vluchtelingenkampen bleken alleen incidenteel voor vredesactivisten of actiegroepen te worden gehouden. Men was duidelijk wat te gretig met het willen aanbieden van andere informatie dan de officiële tourist office te bieden heeft.
© Dit artikel is copyright Israël-Palestina Informatie, afgezien van onderdelen waarvoor andere bronnen worden vermeld. Voor overname gelieve kontakt met ons op te nemen via het e-mail adres. Beperkte citaten voorzien van een link naar deze webpagina zijn toegestaan.
Andere reisverslagen en reistips voor Israël:
* “Waarom Israël een fantastisch vakantieland is” (Etsel op Infoteur)
* “Israël, land van contrasten” (op Andersreizen)
* “Vakantie in Israël” (tips op Het Joods Forum)