Beeldvorming over Israël en de Palestijnen en de media

Laatste update 26-5-2015

 


Inleiding

Er wordt veel over Israël-Palestina geschreven, en veel beweerd. In discussies over het conflict worden vaak verklaringen aangevoerd en analyses gegeven die diepzinnig klinken maar eigenlijk oppervlakkig zijn en de waarheid geweld aandoen. Zo lees je geregeld dat ‘de slachtoffers van toen de daders van nu’ zijn, de Palestijnen boeten voor de Holocaust in Europa, Israëls handelen vooral is ingegeven door trauma’s uit het verleden, en kritiek op Israël nog steeds erg gevoelig ligt en al snel met antisemitisme wordt verward. Ook het idee dat Israël vanwege de Holocaust met zaken wegkomt die andere landen zich niet kunnen permitteren, dat de pro-Israël lobby beter en professioneler te werk gaat dan de pro-Palestijnse/Arabische, en dat de Joden zich als uitverkoren volk zien en dus boven anderen verheven, zijn geregeld te lezen en horen in de media of in discussies.

Op het eerste gezicht klinken dergelijke noties en sentimenten wellicht plausibel, maar ze vertroebelen een genuanceerde en feitelijke kijk op het conflict. Er is ook mythevorming van de andere kant: de Joden kwamen in een leeg land en brachten de woestijn tot bloei, een klein en dapper volk bracht welvaart naar een verlaten en woest land. Israël reikte de Arabieren telkenmale de hand, maar de Arabische staten wilden slechts oorlog en vernietiging. Deze versie van de geschiedenis wordt nog maar door een kleine groep, vooral oudere en christelijke en Joodse Israël aanhangers, geloofd. Omgekeerd wordt het beeld van de machteloze Palestijn die uit pure wanhoop zichzelf opblaast of raketten afschiet, van het Palestijnse leiderschap dat wel wil maar door Israël en de VS wordt gefrustreerd, van dagelijkse zinloze en wrede pesterijen door een land dat steeds verder ontspoord, steeds populairder. Dit beeld wordt niet alleen uitgedragen door pro-Palestijnse groeperingen en enkele kritische journalisten, maar wordt gevoed en bevestigd door het NOS journaal, reportages op TV en in kwaliteitskranten (zie voor voorbeelden hiervan onder andere de onderzoeken naar de berichtgeving van NRC Handelsblad en het NOS journaal).

Voorvechters van beide kanten maken vaak gebruik van populaire sentimenten, en versimpelen de complexe geschiedenis tot een simpel goed-fout verhaal, waarin hun kant altijd al het slachtoffer was van de meedogenloze vijand. Sommige van deze misconcepties dragen een kern van waarheid in zich, anderen zijn geheel gebaseerd op onwaarheden. Hieronder behandelen we de veranderende beeldvorming over het conflict. In een afzonderlijk artikel worden een aantal specifieke mythes en misconcepties besproken, zie: Mythes en misconcepties over het Israëlisch-Palestijnse conflict.

Over de beeldvorming van het Midden-Oosten in Nederland gaat ook het boek van Joris Luyendijk “Het zijn net mensen – Beelden uit het Midden-Oosten”. Zijn eigen rol in die beeldvorming wordt in onze bespreking van het boek kritisch tegen het licht gehouden.

Sympathie voor Israël

Tot in de jaren 1970 waren Zionistische mythen en interpretaties van de geschiedenis dominant in Nederland. Er was veel sympathie voor het kleine en dappere Israël, dat tegen een ogenschijnlijke overmacht van vijandige Arabische staten stand wist te houden.

Velen geloofden tot dan toe dat de Joden zich een goeddeels verlaten en verwaarloosd gebied hadden gevestigd, waar zij het land tot bloei brachten wat ook de weinige Arabieren die daar woonden ten goede kwam, en daar verlichting, welvaart en hoogstaande idealen in de praktijk brachten. De Palestijnse vluchtelingen van 1948 waren vrijwillig vertrokken nadat zij hier door hun eigen leiders toe waren opgeroepen. Israël werd bewonderd om zijn progressieve idealen en de kibboets beweging. Bij velen speelden waarschijnlijk ook schuldgevoelens over de Holocaust een rol in de houding tegenover Israël. Kritiek op Israël werd dan ook vaak als ongepast beschouwd, en criticasters van Israël van antisemitisme beschuldigd.

Bij oorlogen stond Nederland massaal achter Israël; tijdens de Zesdaagse Oorlog stonden mensen in de rij om bloed voor Israël te doneren en ook in 1973 was de steun nog groot, al was er toen al voorzichtige kritiek te horen.  “Ik heb eens machteloos moeten toekijken toen ze werden weggevoerd; nu was ik in een positie waarin ik wat kon doen.”  Zo rechtvaardigde Henk Vredeling, minister van defensie in het kabinet Den Uyl, zijn besluit om tijdens de Yom Kippoer-oorlog in 1973 wapens aan Israël te leveren zonder overleg vooraf met het kabinet of de premier. Dit sentiment deelden velen in Nederland. De steun nam wel langzaam af: was in 1969 nog de helft van de bevolking uitgesproken pro-Israël, in de vroege jaren ’70 was dit gedaald naar minder dan 40% en koos ruim de helft voor een neutrale opstelling. In een opiniepeiling kort na de Yom Kippoer-oorlog gaf de helft van de bevolking aan neutraal te staan tegenover het conflict en 40% zei pro-Israël te zijn, maar als ze moesten kiezen gaf 72% de voorkeur aan Israël; de steun voor de Arabische kant was nihiel.

Omslag

Na 1967 was een religieus-nationalistische beweging opgekomen die de onverwacht snelle en grote overwinning in de Zesdaagse Oorlog als een teken van God beschouwde en de veroverde gebieden wilde koloniseren. In 1977 kwam bovendien een rechtse regering onder leiding van Menachem Begin aan de macht, die deze kolonistenbeweging ruim baan gaf om Joodse nederzettingen te stichten en dit aanmoedigde en faciliteerde. Hierdoor kreeg het voorheen als seculier en gematigd beschouwde Zionisme voor de buitenwereld een steeds religieuzer en radicaler imago. Het nederzettingenbeleid en de formele annexatie van Jeruzalem in 1980 leverden het land nu ook vanuit het Westen felle kritiek op.

Sabra-ShatillaDe omslag in de publieke opinie over Israël kreeg waarschijnlijk de sterkste impuls door de Libanon oorlog, de bombardementen op Beiroet die live op de TV te zien waren, en met name de slachtpartij in de vluchtelingenkampen Sabra en Shatilla, waarvoor Sharon als minister van defensie van Israël medeverantwoordelijk werd gehouden. Vervolgens droeg de harde repressie van de eerste intifada vanaf 1987 bij aan een beeld waarin Israël steeds meer als de agressor en onderdrukker werd gezien en de Palestijnen als het slachtoffer, dat niets anders dan stenen had om tegen Israëlische tanks te vechten. Ook deze beelden kwamen bijna dagelijks de huiskamers binnen. Mensen die Israël altijd hadden gesteund raakten ontgoocheld nu het geïdealiseerde beeld van het kleine land en dappere volk tegenover een overmacht niet meer te handhaven was. Het was nu zelf een regionale grootmacht geworden die anderen met grof geweld haar wil probeerde op te leggen, en de underdogs waren nu Libanezen en Palestijnen.

Het Oslo vredesproces en de Palestijnse zelfmoordaanslagen in de jaren ’90 stelden Israël weer in een wat gunstiger daglicht, maar in linkse kringen bleef men haar grotendeels als de bezetter en agressor beschouwen. Men keek ernaar als een noord-zuid conflict, waarin een moderne Westerse, volgens sommigen ook koloniale macht tegenover een minder rijke en ontwikkelde inheemse bevolking stond. Een ongelijkwaardig conflict waarin juist de zwakkere partij gesteund diende te worden. Na het vastlopen van het vredesproces en de Tweede Intifada werd dit beeld versterkt. Voor de vroegere Zionistische ‘mythen’ kwamen nu Palestijnse in de plaats: Israël had slechts ‘Bantoestans’ aangeboden tijdens de onderhandelingen in 2000, en misbruikte de Palestijnse zelfmoordaanslagen – wanhoopsdaden van een kleine groep – als alibi om de Palestijnen van hun land te verdrijven, te mishandelen en doden. Waar de Palestijnen bereid waren Israël te erkennen op 78% van hun oorspronkelijke land, weigerde Israël ieder compromis, als sterkste land in de regio telkens maar weer op zijn veiligheid hamerend. De bouw van de ‘muur’ (het overgrote deel is een hek), de opsluiting van Arafat in de Muqata (het hoofdkwartier van de PA) waar nog slechts één ruimte door het leger ongemoeid was gelaten, en de grootschalige vernieling van (deels met EU-geld gefinancierde) Palestijnse infrastructuur bij het neerslaan van de Tweede Intifada, deden bij velen het laatste beetje sympathie voor Israël verdwijnen, kapotgeschoten in een van de vele ‘represailles’. Ook hierbij speelden de televisiebeelden en berichtgeving een belangrijke rol. De beelden van de ruïne waarin Arafat zijn laatste levensjaren sleet, het kapotgeschoten vluchtelingenkamp van Jenin, en het jongetje Al Dura dat in de armen van zijn vader stierf, misten hun uitwerking niet. Vele malen herhaald staan ze nog velen op het netvlies gebrand.

Veranderd Israël

Israël en het conflict zelf zijn sinds 1967 ingrijpend veranderd. De Israëlische bevolking groeide van 2,5 miljoen tot ruim 7 miljoen, maar belangrijker, Israël werd een militaire macht van formaat en zou het op vijf na sterkste leger ter wereld hebben. Won Israël in 1948 en in 1967 vooral door vernuft, vermetelheid en Arabische onkunde gecombineerd met wat mazzel, nu heeft Israël het modernste materieel. Dat maakt het vaak niet meer zelf maar importeert het uit vooral de VS. Was de VS in 1967 nog een bondgenoot op afstand, waarvan Israël niet financieel afhankelijk was buiten de particuliere steun van Joodse Amerikanen, inmiddels krijgt Israël jaarlijks zo’n 3 miljard Dollar aan (vooral indirecte) steun en wapens, waaraan overigens wel een aantal voorwaarden zijn verbonden. Amerika heeft zich ontpopt tot belangrijkste speler en bemiddelaar in het conflict, en bondgenoot van Israël. Israël is een high tech land geworden met de meeste NASDAQ bedrijven per inwoner, de meeste Nobelprijzen voor wetenschap en het hoogste bevolkingspercentage met een universitaire opleiding. Terwijl de economie er weinig last heeft van de wereldwijde economische crisis, is echter ook het aantal mensen aan de onderkant gegroeid en een op de vier kinderen gaat geregeld met honger naar bed. Van een tamelijk egalitaire samenleving is het land opgeschoven naar een maatschappij met grote arm-rijk verschillen en een regering die doorgaans rechts staat van wat in West-Europa gangbaar is.

Het aantal ultra orthodoxen is sinds 1967 aanzienlijk gegroeid, en momenteel is al meer dan 10% van de bevolking ultra orthodox. Deze mensen komen geregeld negatief in het nieuws. Niet alleen gelden ze als de meest intolerante groep tegenover de Arabieren (wat niet geheel klopt, er zijn ook ultra orthodoxen die juist extreem anti-Israël zijn, en de religieuze Shas partij is doorgaans bereid zowel links als rechts beleid te steunen als er maar genoeg geld naar religieuze instellingen en vrijstellingen gaan), ze stellen zich ook steeds intoleranter op tegenover seculiere Israëli’s. Zo zijn er speciale buslijnen waar vrouwen achterin moeten zitten (door het Hooggerechtshof verboden maar het gebeurt toch nog), worden winkels vernield die op sabbath open zijn en reclameborden vernield waarop vrouwen te zien zijn. In orthodoxe wijken zijn daarom geen vrouwen meer te zien in reclames op straat. Vrouwen zijn aangevallen wanneer zij zich naar de smaak van ultra orthodoxen niet zedelijk genoeg kleedden en soms werden vrouwen gedwongen om aan de andere kant van de weg te lopen. Het gaat in dit soort gevallen om een kleine groep die zich zo extreem uit, maar zij krijgen vaak wel (gedeeltelijk) hun zin, en de ultra orthodoxe wijken waar deze zaken worden afgedwongen nemen toe.

Ook in de nederzettingen zijn het (hoewel een minderheid) vooral de religieuze en radicale kolonisten die het beeld zijn gaan bepalen door een continue stroom van berichten over gewelddadigheden en vernielingen richting Palestijnse buren en het bouwen van steeds nieuwe buitenposten. De Israëlische regering lijkt er steeds weer niet in te slagen deze extremisten een halt toe te roepen en de orde te handhaven. Ook de bezetting zelf, die in 1967 nog als een noodzakelijke en dus gerechtvaardigde situatie werd gezien, is 45 jaar en honderdduizenden kolonisten later niet meer legitiem volgens velen.

De VN en de Arabieren

In 1967 werd het conflict als een conflict met de Arabische buurlanden gezien, en de VN riep in resolutie 242 dan ook niet op tot een tweestatenoplossing, maar tot Israëlische terugtrekking uit bezette gebieden in ruil voor vrede en erkenning. In Israëlische besprekingen hierover werd in de eerste plaats gepraat over teruggave van de Westoever aan Jordanië en niet aan lokale Palestijnse groeperingen. Het aantal landen in de VN nam sterk toe sinds Israël stichting, en dit waren vooral landen in de derde wereld die vaak meestemmen met de Arabische en islamitische landen. De positie van Israël in de VN is dan ook verslechterd, en door de boycot van de Arabische landen komt zij voor tal van functies die zijn gebonden aan de regionale blokken niet in aanmerking (dit geldt voor deelname aan de meeste VN lichamen zoals de Veiligheidsraad, Mensenrechtenraad, UNESCO etc.; zie hiervoor ook ons artikel over Israël en de VN.) De isolatie in de VN en de vele veroordelingen door VN lichamen hebben aan de beeldvorming van een noord-zuid conflict tussen bezetter en inheemse bevolking bijgedragen. Tot slot zijn Israëlische journalisten zelf ook steeds kritischer geworden en worden bijna alle misstanden uitvoerig in kranten als de Haaretz behandeld.

Daarbij stellen de Arabische staten zich minder openlijk vijandig op tegenover Israël. Er wordt niet meer openlijk opgeroepen Israël te vernietigen (behalve door Iran en radikale organisaties als Hezbollah en Hamas). Een vijandige houding in de VN gaat gepaard met een gebaar zoals het Arabische vredesplan, waarin de Arabische staten Israël vrede in het vooruitzicht stellen bij volledige terugtrekking uit de Westoever, Golan en heel Oost Jeruzalem (inclusief de oude stad en Olijfberg). Voor Israël is een complete terugtrekking naar de wapenstilstandslijnen van voor 1967 echter onacceptabel. Bovendien is de vraag wat er met de Palestijnse vluchtelingen moet gebeuren. De verwijzing in het plan naar VN resolutie 194 (in de Arabische wereld algemeen uitgelegd als een recht op terugkeer voor de miljoenen vluchtelingen en hun nakomelingen) suggereert dat deze naar Israël moeten kunnen terugkeren. Dat staat op gespannen voet met de tweestatenoplossing in de zin van twee staten voor twee volken. Israël wees het plan al snel van de hand omdat de Arabische landen onverkorte acceptatie ervan eisten. Daardoor is echter het beeld blijven hangen dat Israël een kans voor vrede liet liggen.

De media

Het Israëlisch-Palestijns conflict werd meer en meer een media oorlog, waarin de Palestijnen in toenemende mate als slachtoffer werden geportretteerd. Zelfs op de meest gewelddadige momenten vielen er vergeleken met andere conflicten relatief weinig slachtoffers (in vijf jaar intifada vielen circa 1.000 Israëlische en 3.000 Palestijnse doden), en kwamen er weinig gruweldaden voor. Toch roept geen conflict zoveel woede en emoties op als dit, met name bij Israëlisch geweld. Zelfs nuchtere (en Joodse) journalisten kunnen hun emoties en verbijstering soms moeilijk onderdrukken. Zo hield voormalig NOS verslaggever Eddo Rosenthal een keer een kinderschoentje omhoog dat hij uit de overblijfselen van een Palestijns huis had gevist en vertelde met trillende stem op het NOS journaal dat dit het resultaat was van een Israëlische luchtaanval. Het beeld kwam nog dezelfde avond terug in de Zapservice van Pauw en Witteman. Toen NAVO troepen in Afghanistan in dezelfde periode circa 30 onschuldige burgers doodden omdat een bom per ongeluk op een bruiloft terecht kwam, werd dit zonder beelden en met een nuchtere stem bericht. Onnodig te melden dat in vele andere conflicten veel grotere aantallen burgers omkomen zonder dat dit tot woede en verontwaardiging leidt, en vaak zonder dat dit het journaal of zelfs de buitenlandpagina’s van de kranten haalt.

Voor deze buitenproportionele aandacht en kritischer houding tegenover Israël zijn verschillende redenen. In Israël zijn na New York en Brussel het grootste aantal correspondenten gevestigd, die hun verhalen in de kranten moeten zien te krijgen. Sensationeel nieuws, ‘sappige’ feiten en human interest verkopen altijd beter dan een nuchtere verhandeling over hoe het juridische systeem precies werkt, welk nieuw medicijn tegen kanker een bepaald ziekenhuis aan het ontwikkelen is of hoe men in gezamenlijke projecten wat aan de milieuvervuiling probeert te doen. Daarbij is Israël van underdog in regionale grootmacht veranderd, en zijn de verhalen over hoe de Joden de woestijn tot bloei brachten niet meer interessant. ‘Het sprookje is uitgewerkt’ aldus Hans Knoop in zijn boek ‘Israël van lieveling tot paria’. ‘Dat Joden huizen niet alleen kunnen verhandelen maar ook zelf bouwen is inmiddels geen nieuws meer’.

De human interest zit in dit conflict vooral aan Palestijnse kant. Hoewel een hele generatie kinderen in Sderot is opgegroeid met de dreiging van raketten en geregeld de schuilkelders in moet, is het leed aan Palestijnse kant groter en zichtbaarder. Vrouwen die bij een checkpoint bevallen omdat ze er niet door mogen, kinderen die via het riool naar school lopen omdat ze anders tien km om moeten lopen langs de ‘muur’, de muur die midden over een straat loopt en winkels ruïneert, eeuwenoude olijfbomen die door het leger of boze kolonisten zijn omgehakt, etc. Allemaal stof voor een indrukwekkende reportage. Daarbij zijn de Palestijnse gebieden makkelijk terrein voor journalisten, waar ze hun leven niet hoeven vrezen en wat toch de sfeer van een echt oorlogsgebied ademt. Vanuit het veilige Israël rijd je er in een half uur naartoe, en Palestijnen praten bovendien graag tegen buitenlandse journalisten. Hoewel Israël niet dol op ze is, hebben correspondenten er een flinke vrijheid vanwege het open en democratische karakter van de staat. Dat karakter zorgt er ook voor dat het makkelijk is om aan informatie te komen, en om met Israëlische journalisten en mensenrechtenactivisten te praten of een dagje mee te gaan. In Israël zijn tientallen zeer kritische mensenrechten en vredesorganisaties actief, en ook zij praten graag met buitenlandse journalisten.

De schaduw van de Holocaust

Volgens sommigen speelt latent antisemitisme, wellicht gecombineerd met schuldgevoel over de Holocaust, ook een rol in de negatieve berichtgeving over Israël. De Holocaust is langer geleden, en in reacties op websites van kranten steekt antisemitisme geregeld de kop op: ‘De Joden moeten niet zo hoog van de toren blazen / ze hebben teveel macht / ze voelen zich verheven boven anderen (uitverkoren volk) en ze denken dat ze alles kunnen maken vanwege de Holocaust. Sommige columnisten, intellectuelen en politici trekken parallellen met het nazi regime of met de Apartheid en noemen Israël een schurkenstaat. Een aantal mythes gaan over de Holocaust en de rol die zij heeft in het conflict, in Israël en de Europese geschiedenis. Door de Joden met de nazi’s te vergelijken of van genocide te beschuldigen, worden de nazi-misdaden, die Nederland heeft laten gebeuren en waar het gedeeltelijk aan heeft meegewerkt, wat minder extreem en de Joden wat minder onschuldig. Er is een breed gedragen sentiment dat juist de Joden vanwege hun geschiedenis verstandiger en ethischer zouden moeten zijn en nu geen ander volk mogen onderdrukken, en de Palestijnen nu de slachtoffers van de geschiedenis zijn. We voelen ons als Europeanen meer verantwoordelijk voor wat Israël doet dan wat bijvoorbeeld Chinezen of Sudanezen uitspoken. Daarbij verwachten we van Israël, een modern en Westers land, ook meer dan van de Arabieren. Wanneer Israëls sympathisanten wijzen op de veel ergere misdaden van bijvoorbeeld Syrië, maakt dat weinig indruk, want Israël is een democratie, Syrië niet. Daarbij wordt niet altijd rekening gehouden met het feit dat Israël grenst aan landen waar vaak het recht van de sterkste heerst en zaken met geweld worden beslecht, en het door militante groeperingen wordt bedreigd die zich aan internationaal recht en dergelijke weinig gelegen laten liggen.

Christenen en moslims

Uiteraard is de grote belangstelling voor het ‘Heilige Land’ ook ingegeven door de religieuze wortels van vooral het christendom. Israël is de bakermat van wat wel de joods-christelijke beschaving wordt genoemd (een problematische term omdat beide religies behoorlijk uit elkaar zijn gegroeid), en vooral de plaats waar Jezus leefde. In christelijke kringen woedt al jaren een gevoelige discussie over wat de onopgeefbare band die men met Israël heeft in de praktijk betekent en of de landsbelofte uit het Oude Testament nu nog geldt en op het huidige Israël van toepassing is, en of men niet juist de zwakkere partij en de Palestijnse christenen moet steunen.

In West-Europa hebben zich bovendien sinds de jaren ’60 een groot aantal moslims en Arabieren gevestigd, waarvan de sympathie en de identificatie ligt bij de Palestijnse en Arabische partijen. Ook dat heeft zijn weerslag op de opstelling van met name progressieve partijen als de PvdA, die een grote achterban in die kringen hebben.

 

Tot slot is er, met alle aandacht voor het conflict, ook sprake van een zekere moeheid en ongeduld. Ze moeten eens ophouden met vechten en het land gewoon delen, zo menen velen, en daarbij moet de sterkste partij de eerste stap doen en de spiraal van geweld doorbreken. Het begrip voor beide kanten is minder geworden, en daarbij komt de notie dat dit conflict de spanningen tussen het westen en de Arabische en islamitische landen onnodig op scherp zet, en daarmee ons allemaal in gevaar brengt.

Dit is een verre van uitputtende opsomming van de redenen en ontwikkelingen die hebben geleid tot een omslag in de beeldvorming rond Israël en de Palestijnen en wie daarbij primair als dader of sterkste partij wordt gezien en wie als de underdog. Concrete voorbeelden van eenzijdige of negatieve berichtgeving zijn te vinden in het onderzoek naar de berichtgeving in NRC Handelsblad en het NOS onderzoek, alsook diverse artikelen op de Actueel sectie.

Zie verder het artikel over de afzonderlijke mythes en misconcepties over het conflict.

 


© Dit artikel is copyright Israël-Palestina Informatie, afgezien van onderdelen waarvoor andere bronnen worden vermeld. Voor overname gelieve kontakt met ons op te nemen via het e-mail adres. Beperkte citaten voorzien van een link naar deze webpagina zijn toegestaan.  

 

 

Comments are closed.