jul 102012
 

IMO Blog 

Afgelopen week kwam er alweer een rapport uit, dit keer van ontwikkelingsorganisatie Oxfam, over de nederzettingen en hun negatieve gevolgen voor de Palestijnen. Op dezelfde dag werd bekend dat de VN alweer een onderzoek gaat doen naar de nederzettingen en hun kwalijke invloed op de Palestijnen. Het is een onderwerp waarover mensenrechten- en vredesorganisaties niet uitgepraat raken. Men komt steeds weer tot dezelfde conclusies en uit dezelfde beschuldigingen aan het adres van Israel: door de nederzettingen, de wegen ernaartoe en de afscheidingsbarrière worden de Palestijnen op tal van manieren gehinderd in hun leven, wordt hun economie gehinderd, hun bewegingsvrijheid beperkt. Deze rapporten melden ook altijd dat Israel water van de Palestijnen steelt (onevenredig veel water gebruikt), huizen en andere gebouwen afbreekt zonder enige reden, olijfbomen vernielt en dat kolonisten straffeloos Palestijnen molesteren. Het rapport van Oxfam legt de nadruk op de economische ontwikkeling die wordt belemmerd in de Jordaanvallei, maar ook hier ruimte voor kolonistengeweld, gebrek aan water en andere misstanden. De kern van al deze rapporten is dat a) de arme Palestijnen geen partij zijn voor het rijke Israel en ook arm zijn omdat Israel rijk is, ofwel zij worden bewust arm gehouden door Israel, en b) dat Israel sowieso niks te zoeken heeft op de Westoever en daar op moet zouten, en de EU/VN/VS daartoe meer druk moeten uitoefenen op Israel.

De conclusies in dergelijke rapporten zijn altijd gebaseerd op met name (pro)Palestijnse bronnen, zowel de mensen ter plekke die hun verhaal doen als organisaties als OCHA, Betselem, Palestijnse ministeries en Palestijnse mensenrechtenorganisaties.

Een deel van deze claims is aantoonbaar onjuist. Zo gebruiken de Palestijnen meer water en Israel minder dan in de Oslo Akkoorden overeen gekomen en kun je sowieso niet van ‘stelen’ spreken, daar het om aquifers gaat die ook gedeeltelijk onder ‘Israel proper’ liggen. Bovendien hebben de Palestijnen honderden illegalen bronnen aangeboord en brengen daarmee de drinkwatervoorziening voor zowel Israel als de PA in gevaar (in 2006 gebruikte Israel 170 kubieke liter water en de Palestijnen 129, terwijl dit in 1967 resp. 508 en 93 was. De Palestijnen zijn er sinds de Oslo akkoorden alleen maar op vooruit gegaan, en zitten nu ruim boven het minimum dat de Wereldgezondheidsorganisatie heeft vastgesteld, namelijk 100 kubieke liter per dag. Zie voor meer informatie en cijfers deze pdf: The Israeli-Palestinian Water Conflict: An Israeli Perspective). De Palestijnse economie is de afgelopen jaren sterk gegroeid, en een groot aantal checkpoints en andere obstakels zijn verwijderd. Het kan zeker beter, maar deze rapporten overdrijven de zaken schromelijk en doen alsof iedere Palestijn voor iedere verplaatsing uren in de rij moet staan bij een checkpoint. Toen wij in 2008 in Ramallah waren, hebben we aan een Palestijnse vrouw gevraagd hoe lang zij er meestal over deed, en zij zei dat het normaal gesproken redelijk vlot ging. Ook iemand van een vredesorganisatie die we een jaar eerder in Bethlehem ontmoette, zei dat Palestijnen meestal niet langer dan een half uur hoefden te wachten.

Er wonen ca. 250.000 Joodse kolonisten op de Westelijke Jordaanoever. Ongeveer een kwart daarvan woont er uit principiële en/of religieuze motieven. De meesten kwamen vooral af op gunstige aanbiedingen voor ruime woningen met tuin, de rust en natuur en de frisse bries die het lager gelegen kustgebied mist. Ca. 70% is volgens onderzoek van vredesorganisatie Peace Now bereid te verhuizen indien men wordt gecompenseerd. In 2005 heeft Israel de kolonisten in de Gazastrook ontruimd en er circuleerden plannen om ook een groot deel van de Westoever eenzijdig te ontruimen, maar die zijn door de duizenden raketten van Hamas de ijskast in geschoten. Velen zagen de ontruiming van de Gazastrook als een fiasco dat slechts tot meer geweld en radikalisme aan Palestijnse zijde heeft geleid.

Kortom: de nederzettingen vragen om een politieke oplossing, waarbij een deel ontruimd zal moeten worden en een ander deel via grenscorrecties en landruil bij Israel kan worden getrokken. Gezien de animositeit en wederzijdse haat en wantrouwen, lijkt het uitgesloten dat er nederzettingen als Joodse gemeenschappen in Palestijns gebied kunnen blijven, zoals er in Israel Arabische steden zijn. De Palestijnse Autoriteit zal hun veiligheid niet kunnen garanderen (integendeel: PA politiemannen namen in 2002 deel aan het lynchen en op walgelijke wijze verminken van twee Israelische soldaten, en er zijn meer voorbeelden waaruit deze haat blijkt). Ook wonen in juist de kleinere nederzettingen die diep in Palestijns gebied liggen relatief vaker fanatieke en gewelddadige kolonisten.

Zolang er geen politieke oplossing is moeten beide groepen zo goed en kwaad als het kan samenleven, en dat lukt op sommige plaatsen beter dan men zou verwachten. In verschillende nederzettingen werken Joden en Palestijnen samen en zijn er goede onderlinge kontakten. Er zijn ook projecten en organisaties die zich richten op samenwerking en dialoog tussen Palestijnen en kolonisten. Verder moet het leger erop toezien dat de wet niet wordt overtreden, en dat kolonisten en Palestijnen die dat wel doen, worden gestraft. Dat klinkt voor de hand liggend, maar in de praktijk licht het leger niet zomaar een paar stenen gooiende Palestijnen van hun bed, met het risico op escalatie en alle internationale veroordelingen van dien. Bovendien liggen de nederzettingen allemaal in het zogenaamde C gebied dat onder volledige Israelische controle valt, en de Palestijnse plaatsen voornamelijk in A of B gebied, met gedeelde of Palestijnse controle. En de PA treedt niet snel op tegen de eigen bevolking, die in hun ogen terecht strijdt tegen de nederzettingen. Het leger zou natuurlijk harder moeten optreden tegen gewelddadige kolonisten, maar dat ligt weer moeilijk bij de rechtse coalitiepartners van Netanyahu.

Vergeleken met echte oorlogsgebieden is er echter weinig geweld in Israel en op de Westoever. Zo vielen er in 2011 welgeteld 20 Palestijnse en 16 Israelische slachtoffers. De alarmklok die de VN en mensenrechtenorganisaties vaak luiden, lijkt dan ook ietwat overdreven en mede ingegeven door politieke motieven. Men vindt heel erg dat de Joodse kolonisten er niet thuishoren en daarom weg moeten. Daartoe roept men alsmaar weer op om de druk op Israel te verhogen en somt de misstanden, vanuit eenzijdig perspectief en vaak uitvergroot, nog maar eens op. De veel voor de hand liggender oplossing, dat beide partijen moeten gaan praten en Abbas bereid moet zijn zonder voorwaarden vooraf aan de onderhandelingstafel plaats te nemen, wordt genegeerd. Door deze eenzijdige nadruk op de nederzettingen als enige obstakel voor vrede verliest men bovendien andere obstakels uit het oog: de verheerlijking van geweld en (zelfmoord)terrorisme door de PA, en het in stand houden van het vluchtelingenprobleem met een idiote definitie van wie een Palestijnse vluchteling is, en de weigering van de PA en de Arabische landen om verantwoordelijkheid voor deze mensen te nemen en mee te werken aan permanente huisvesting.

Zolang de Palestijnen vasthouden aan het zogenaamde recht op terugkeer van meer dan vier miljoen nakomelingen van de vluchtelingen, is vrede niet in zicht. De VN en ontwikkelingsorganisaties bezien het Israelisch-Palestijns conflict enkel door een Noord-Zuid bril, en zien een rijk westers land en een onderdrukt inheems volk. Pas wanneer men die bril afzet en onbevooroordeeld kijkt naar het conflict, kan men een bijdrage leveren aan de oplossing. Tot dan toe zijn deze rapporten onderdeel van het probleem en verdienen niet de aandacht die zij in de media steeds krijgen.

Ratna

 

Share