Het nieuwe gebouw van de LJG
Zie ook deel 1.
Hans Moll begon zijn presentatie met een filmpje waarop een belangrijke leider van de Moslim Broederschap, Al Qaradawi, opriep de Al Aqsa Moskee te bevrijden. Hij stond op het Tahrirplein voor een grote menigte die enthousiast op zijn woorden reageerde. In de media werd een heel ander beeld van de demonstraties op het Tahrirplein gegeven, en stonden jonge, vaak westerse demonstranten daar leuzen tegen Mubarak te scanderen. Wanneer er al aandacht was voor dergelijke opruiende taal van radikale moslims, dan werd benadrukt dat zij maar weinig mensen trokken. De algemene tendens was dat de radikale moslims een kleine minderheid vormden waar we ons geen zorgen over hoeven maken.
Ook voor Palestijns extremisme heeft de NRC geen aandacht, aldus Moll. Toen de aan Shas verbonden rabbijn Ovadia Yosef zei dat de vijanden van Israel, waaronder Abbas, dood moesten, stond dit op de voorpagina van de NRC. Maar wanneer Palestijnse leiders en geestelijken dergelijke taal bezigen, wordt dat genegeerd. Voorts haalde hij een voorbeeld aan van een onderzoek naar moslims, waaruit blijkt dat zij in meerderheid niet anti-Westers zijn. De onderzoeker, Esposito, was echter behoorlijk omstreden. Moll sprak de betreffende redacteur aan en vroeg waarom men niet vermeldde dat er de nodige kritiek op de onderzoeker was, waarop die zei ‘ja, onder neo-cons ja’. Met andere woorden: als alleen zogenaamde neo-cons ergens kritiek op hebben kunnen we dat als krant niet echt serieus nemen. Er bleek bij de NRC nogal veel als ‘neo-con’ te worden afgedaan.
Moll dacht dat men over Israel zo eenzijdig bericht vanuit deze negatieve houding jegens alles wat ‘neo-con’ is. De idee dat het Israelisch-Palestijns conflict onderdeel is van een grotere clash of civilisations (en Israel daarin bij het Westen hoort en dus onze steun verdient) wordt eveneens als een ‘neo-con theorie’ afgedaan. Tot een paar jaar geleden wist Moll niet wat neo-con eigenlijk betekende, maar het bleek voor veel te staan waar hij het mee eens was.
Een verschil tussen mij en Hans Moll is dat hij ook veel aandacht heeft voor het islamdebat en de berichtgeving van de krant daarover bekritiseert, terwijl ik mij tot Israel-Palestina heb beperkt. Ik heb ook de indruk dat beide voor Moll nauw samenhangen, terwijl dat voor mij in mindere mate het geval is. Ik deel zijn kritiek wel dat de NRC nogal politiek correct is en er weinig ruimte lijkt te zijn voor islamkritische visies, maar ik sta op mijn beurt zelf wel kritisch tegenover sommige van deze mensen en de websites waar dat soort visies dominant zijn. Wat ik mis is een plek waar deze visies naast de zogenaamde politiek correcte visies staan en men elkaar op grond van argumenten bestrijdt. Van een kwaliteitskrant mag je verwachten dat men open staat voor verschillende visies, mits onderbouwd, maar dat valt dus ook wat dit betreft nogal tegen.
Joep Schaper van de UvA had een ander verhaal. Hij deelde onze visie dat er vaak te weinig context en achtergrondinformatie wordt gegeven, maar meende dat dat evengoed in het nadeel van de Palestijnen werkt. Zijn onderzoek toonde geen kleuring ten nadele van Israel aan, eerder omgekeerd. Het onderzoek waarbij hij betrokken was, context en kleuring, werd kort na de Palestijnse staatsuitroeping in de VN gepresenteerd. Het bestaat uit vijf deelonderzoeken over verschillende periodes met een wat andere vraagstelling per deelonderzoek, waarvan hij er twee toelichtte. In mooie grafiekjes kregen we te zien hoe men bij de berichtgeving tijdens de tweede intifada Israel bevoordeelde. Via een zogenaamde ‘handmatige inhoudsanalyse’ werd aangetoond dat wanneer Israel de dader was en een Palestijn het slachtoffer, de NRC vaker een Israelische bron aanhaalde dan wanneer een Palestijn dader was en een Israeli het slachtoffer er een Palestijnse bron werd aangehaald. En daarom was de krant in dit voorbeeld pro-Israelisch. Die Israelische bron kon immers het Israelische geweld mooi goedpraten terwijl een Palestijnse bron daartoe minder vaak de gelegenheid had wanneer een Palestijn de dader was. Het klinkt nogal vergezocht allemaal. Ten eerste is een Israelische bron nog geen pro-Israelische bron; denk aan de vele vredes- en mensenrechtenorganisaties in Israel die veelvuldig worden aangehaald in Nederlandse media. En ten tweede kan die bron ook een algemene uitspraak doen die het geweld allerminst goedpraat, of zelfs nog erger maakt wanneer die bron een radikale kolonist is of een nogal nationalistisch politicus. Pas wanneer je naar de inhoud kijkt, dus naar wat de bron zei en hoe dit werd weergegeven (neutraal, afkeurend, etc.) kun je bezien of het ten voordele of ten nadele van Israel heeft gewerkt.
Uit de tekst over het onderzoek:
Ook in de geboden context bij de dader en het slachtoffer zijn opmerkelijke verschillen tussen de kranten te vinden, met name in NRC Handelsblad. Zo wordt in NRC Handelsblad in 34 procent van de artikelen met Israël als dader gesproken over negatieve aspecten van de dader. In 60 procent van de artikelen met Palestijnen als dader gebeurt dit. In De Telegraaf komt in 18 procent van de artikelen met Israëlische daders de negatieve aspecten van de dader naar voren. In 40 procent van de artikelen met Palestijnse daders gebeurt dit.
Daarbij moeten we echter bedenken dat Palestijnse daders tijdens de tweede intifada vaak zelfmoordterroristen waren die zich in bussen, markten en restaurants opbliezen met tientallen doden en een veelvoud aan gewonden als gevolg. De Israelische daders waren soldaten die (met soms gevaar voor eigen leven) probeerden deze terroristen te pakken te krijgen voordat zij toesloegen. Okay, aan Israelische kant werd soms ook best grof geweld gebruikt, maar je kunt dit niet met de zelfmoordaanslagen, gericht op het doden van zoveel mogelijk onschuldige burgers, op een lijn stellen. Het is dus niet zo vreemd dat er wat negatiever over de Palestijnse daders werd gesproken.
Een ander onderdeel ging over de Gaza oorlog. Hierin werd de berichtgeving van de kranten (NRC, Volkskrant en Telegraaf) vergeleken met de rapporten van Amnesty International en het Goldstone rapport over de Gaza oorlog. Deze werden dus als ijkpunt en neutraal beschouwd.
Andere aspecten waar met behulp van de handmatige inhoudsanalyse naar is gekeken richten zich op hoe de betrokkenen zich tot elkaar verhouden. In andere woorden, wie wordt als agressor en wie als slachtoffer gepresenteerd in het nieuws. Tevens is gekeken naar de evaluatieve en oordelende uitspraken in Nederlandse dagbladen over de partijen in het conflict.
Als we kijken naar de zinnen waarin beide partijen elkaar steunen en bekritiseren (zowel in woord als daad) zien we verschillen tussen de dagbladen ten opzichte van de rapporten. In de rapporten wordt Israël duidelijk als agressor van het conflict gepresenteerd; 140 uitingen met een gemiddelde waarde van |AMP|#8208;0,97. NRC Handelsblad benadert deze situatie het meest. Uit de berichtgeving van dit dagblad blijkt duidelijk dat Israël, net als in de rapporten, de agressor is in het conflict. De Volkskrant laat een zelfde maar gematigder beeld zien.
Men komt dus ook tot de conclusie dat in alle kranten, het meest nota bene in de NRC, Israel als de agressor werd neergezet en de Palestijnen als slachtoffers. Dat dat in de rapporten nog extremer het geval was, doet daar niks aan af. Men concludeert echter:
Opvallend is dat de berichtgeving over de Gaza|AMP|#8208;oorlog een totaal ander beeld schetst. Tijdens deze periode werden lezers van het NRC Handelsblad het meest neutraal voorgelicht in vergelijking met berichtgeving van VN en Amnesty International rapporten en de andere dagbladen.
‘Neutraal’. Israel als de agressor neerzetten valt bij de UvA dus onder ‘neutrale berichtgeving’ omdat Amnesty en de VN dat ook doen. Nergens een kritische noot over deze rapporten, die beide vooral op Palestijnse bronnen waren gebaseerd en waarin honderden Palestijnse slachtoffers ten onrechte als burgers werden geclassificeerd, terwijl zij duidelijk op de lijsten van Hamas, de Islamitische Jihad of andere ‘gewapende groeperingen’ stonden. Ik wees daar in mijn reactie op de presentatie van Schaper op, waarop hij stelde dat men nou eenmaal een ijkpunt nodig had en daarom voor deze rapporten had gekozen. De discussieleider, Machiel Keestra, kwam daar bij de vragen nog even op terug. Want hoe bepaal je wat objectief is? Schaper wees erop dat het op zichzelf niet zo vreemd is dat tijdens de Gaza oorlog Israelisch geweld centraal stond, want er was nou eenmaal meer en grootschaliger Israelisch dan Palestijns geweld. Dat mag zo zijn, en ik verwacht ook niet dat de kranten evenveel aandacht aan de raketten van Hamas hadden besteed als aan het Israelische geweld, maar nu werden die raketten in de NRC nauwelijks genoemd, en wist de lezer bijvoorbeeld ook niet dat een miljoen mensen onder raketbereik leefde, en in dat hele gebied mensen een groot deel van de tijd in schuilkelders doorbrachten.
Ratna Pelle