Geschiedenis Israël, de Palestijnen en het Midden-Oosten conflict (2)

De intifada en het vredesproces

1987 – 2010

Laatste update 5-3-2013
 
De geschiedenis van het conflict tussen Israël en de Palestijnen voor 1987 is te vinden op de pagina: “Geschiedenis van het Israëlisch-Arabische conflict“.
 
INHOUD:
  1. De eerste Intifada
  2. Het Oslo vredesproces
  3. Camp David en tweede Intifada
  4. Routekaart en Geneefs Akkoord
  5. De afscheidingsbarrière (Apartheidsmuur, veiligheidshek)
  6. Disengagement plan, Kadima, en Israël na Sharon
  7. De Tweede Libanon Oorlog
  8. De Palestijnen na Arafat: machtsstrijd Abbas en Hamas
  9. Annapolis: nieuwe vredesonderhandelingen
  10. Recente ontwikkelingen (2009-2010)
 
Het beeld van de eerste Intifada werd vooral bepaald door Palestijnse
jongeren die stenen gooiden naar Israëlische soldaten en tanks.

De eerste Intifada

Met de PLO verdreven naar het verre Tunis, en de Arabische staten onwillig of niet in staat veel voor de Palestijnen te doen, namen de Palestijnen in de bezette gebieden het heft in eigen hand, en kwamen in 1987 massaal in opstand tegen de bezetting. Grote demonstraties, stakingen, woedende menigten die naar Israëlische legerposten trokken en deze met stenen en molotov cocktails bekogelden en barricades opwierpen. Winkeliers werden gedwongen te staken, en politie en ambtenaren die met de Israëlische autoriteiten samenwerkten werden gedwongen hun ambt neer te leggen. Collaborateurs werden opgespoord en wreed gestraft. Lokale comités namen de leiding, en radicale islamitische organisaties zoals de pas opgerichte Hamas en Islamitische Jihad, en de islamitische universiteit, speelden ook een actieve rol. Na de verdrijving van de PLO en het succes van de Hezbollah in het verdrijven van Israël uit Libanon groeide de invloed van deze radicale groepen op het Palestijnse nationalisme. Bovendien konden zij aanvankelijk hun gang gaan en zag Israël ze zelfs als een welkome rivaal van de zo gehate PLO, die overigens achter de schermen een behoorlijke invloed op de lokale comités wist te krijgen. De intifada was zowel veroorzaakt door, alswel versterkte een gevoel van kracht en Palestijns zelfbewustzijn. Het succes van de Hezbollah, een geslaagde ontsnapping van Palestijnse militanten uit de gevangenis, en andere successen in de bezette gebieden, droegen hieraan bij. De Palestijnen maakten bovendien bewust gebruik van Israëls zwakke kant door vuurgevechten te mijden en zich te beperken tot ‘low-level’ geweld zoals stenen gooien. Dit gaf hun de status van David tegenover Goliath (een positie die Israël ook graag claimde in zijn strijd met de Arabische wereld), en leidde tot wereldwijde sympathie voor de Palestijnse zaak.

Aanvankelijk dacht Israël dat de opstand van voorbijgaande aard zou zijn – er waren vaker dergelijke protesten geweest – en trad de IDF niet erg hard op. Bovendien was het leger niet uitgerust voor het bestrijden van massaprotesten. Al in het begin van 1988 concludeerde minister van defensie Rabin dat de intifada niet met militaire middelen alleen bestreden kon worden, en er een politieke oplossing – door onderhandelingen – gevonden moest worden. Het doel was dan ook meer de zaak enigszins in de hand te houden dan de opstand keihard neer te slaan. Desondanks trad het leger soms hard en wreed op, door veelvuldig gebruik van de wapenstok, alsmede rubber en plastic kogels. Ook werden massale arrestaties verricht, werden opstandelingen soms maanden zonder proces vastgehouden, en werden dorpen en steden afgesloten van de buitenwereld, alsmede huizen van opstandelingen vernield. Dit leidde tot verhitte discussies binnen het leger en protesten zowel binnen het leger als binnen het Israëlische publiek. Israëli’s begonnen zich de noodzaak van de bezetting voor Israëls veiligheid af te vragen, en werden zich bewust van de hoge prijs die hiervoor in moreel opzicht betaald moest worden. 

Het Oslo vredesproces

De intifada bracht de twee-staten oplossing, die na de afwijzing van het VN-verdelingsplan door de Arabieren in 1947 van de agenda was verdwenen, terug op de agenda. Had de PLO tot dan toe altijd opgeroepen tot de ontmanteling van Israël door middel van geweld, nu riep men op te onderhandelen op basis van VN-resoluties 242 (na de Zesdaagse Oorlog aangenomen) en 338 (na de Yom Kippur Oorlog aangenomen). Dit wil echter niet zeggen dat de PLO Israël opeens erkende als Joodse staat, en velen zagen onderhandelingen slechts als een ander middel om uiteindelijk hetzelfde doel te bereiken. Ook Israël was nog niet toe aan het erkennen van de PLO of de noodzaak van een onafhankelijke Palestijnse staat. Terwijl de Likoed sowieso tegen teruggave van de bezette gebieden (Judea en Samaria in hun terminologie) was, stond de Arbeidspartij teruggave van het merendeel van de Westelijke Jordaanoever aan Jordanië voor, met een blijvende Israëlische aanwezigheid in de Jordaanvallei. Jordanië had echter in 1988 officieel afstand gedaan van zijn claim op de Westoever, waarmee deze optie kwam te vervallen.

In eerste instantie was de Israëlische regering bereid te onderhandelen met het lokale leiderschap op de Westoever, maar bleven onderhandelingen met de PLO taboe. Al snel bleek echter dat zonder de PLO erbij te betrekken, geen bindende afspraken met de Palestijnen konden worden gemaakt, en werden in het geheim onderhandelingen met de PLO gevoerd in Oslo, terwijl in Madrid ondertussen de officiële besprekingen onder leiding van de VS op niets uitliepen. Tijdens de onderhandelingen wisselden Arafat en Rabin brieven uit, waarin Israël de PLO als vertegenwoordiger van het Palestijnse volk erkende, en Arafat Israëls bestaansrecht erkende, en Arafat terrorisme afzwoer en zich uitsprak voor onderhandelingen op basis van resoluties 242 en 338 en op basis van het principe van ‘land voor vrede’. De geheime onderhandelingen leidden tot de ‘Declaration of Principles‘ (DOP) in 1993, waarin zowel Israël als de Palestijnen elkaars ‘legitieme rechten’ erkenden. Israël zou zijn leger uit de Gazastrook en Jericho terugtrekken, en het bestuur zou worden overgedragen aan een interim Palestijns bestuur (Palestijnse Autoriteit), waarvoor verkiezingen zouden worden gehouden. Binnen vijf jaar zou een permanente regeling op basis van resoluties 242 en 338 getroffen worden, waarin zaken als grenzen, Jeruzalem, vluchtelingen, en de nederzettingen geregeld worden. In 1995 werd de Oslo interim overeenkomst getekend, waarin een verdere Israëlische terugtrekking uit de meeste Palestijnse steden werd overeengekomen, alsmede graduele terugtrekking van het platteland. Israël zou bovendien een groot aantal Palestijnse gevangenen vrijlaten, en de PLO zou zijn convenant, waarin de ontmanteling van Israël tot doel werd gesteld, aanpassen en de PA zou terrorisme vanuit de gebieden onder zijn controle verhinderen door middel van een uitgebreid politieapparaat.

De beroemde handdruk tussen Rabin en Arafat in 1993, met Clinton als seremoniemeester (bron).

Zowel de Hamas en Islamitische Jihad als Joodse extremisten probeerden vrede te verhinderen door aanslagen te plegen. In februari 1994 schoot een Joodse extremist, Baruch Goldstein, 29 Palestijnen dood in een moskee in Hebron. In dezelfde periode pleegde Hamas verschillende aanslagen. De aanslagen leidden tot toenemend verzet in Israël tegen de akkoorden, en een vertraging van de overeengekomen overdracht van gebieden. De PA arresteerde weliswaar af en toe enkele Hamasleden, maar trad bewust niet te hard tegen ze op, zowel om eigen populariteit niet te verliezen, alsook omdat men de aanslagen als een welkom drukmiddel op Israël beschouwde. Op 4 november 1995 schoot de jonge religieuze extremist Yigal Amir premier Rabin dood tijdens een vredesdemonstratie. In de maanden ervoor had de rechtse oppositie, zowel seculier als religieus, zich steeds feller tegen het vredesproces uitgesproken en sommigen hadden de regering Rabin vergeleken met de Judenrat. Shimon Peres volgde Rabin op, maar een serie aanslagen door Hamas en Islamitische Jihad leidde tot een overwinning van Likoed-kandidaat Benjamin Netanyahu bij de verkiezingen in 1996.

Onder Netanyahu werd de bouw van nederzettingen, door Rabin drastisch ingeperkt maar niet geheel gestopt, weer voortvarend ter hand genomen. Vanwege stagnatie in de uitvoering van de akkoorden en de opening van een omstreden tunnel onder de Al Aqsa Moskee (waar de fundamenten van de vroegere Joodse tempel liggen), braken er in september 1996 op grote schaal rellen uit in Jeruzalem waarbij vele slachtoffers vielen. In 1997 trok het leger zich  terug uit het merendeel van Hebron en werd de Wye River overeenkomst getekend, die in verdere terugtrekking voorzag, alsmede gedetailleerde aanwijzingen om het terrorisme en opruiing tegen Israël tegen te gaan. Beide partijen hielden zich niet, of slechts zeer gedeeltelijk, aan hun afspraken.

Camp David en tweede Intifada

In 1999 kwam Ehud Barak van de Arbeidspartij aan de macht en kreeg een ruim mandaat voor zijn belofte het stukgelopen vredesproces voortvarend ter hand te nemen. Hij wilde af van de ‘salami-strategie’ (kleine stukjes land voor kleine stukjes vrede, die de extremisten aan beide kanten volop de gelegenheid gaven de boel te saboteren), en begon, onder leiding van US-president Clinton, in juli 2000 in Camp David onderhandelingen met de Palestijnen voor een definitieve vredesregeling. Hoewel Barak grotendeels de Amerikaanse voorstellen accepteerde (o.a. een deling van Jeruzalem waarbij de meeste Arabische buurten in Oost-Jeruzalem aan de Palestijnen werden overgedragen), kwamen die onvoldoende tegemoet aan de wens van de Palestijnen voor een volledig soevereine staat in geheel de Westelijke Jordaanoever en Gazastrook. Israël wilde de meeste nederzettingen behouden en de grote blokken annexeren. De Palestijnen op hun beurt hielden vast aan het ‘recht op terugkeer’ van alle Palestijnse vluchtelingen en hun nakomelingen, wat hoogstwaarschijnlijk tot een Arabische meerderheid in Israël zou leiden en dus een einde zou maken aan Joodse zelfbeschikking. Ook wilden zij soevereiniteit over de gehele oude stad van Jeruzalem. Volgens Palestijnse bronnen bood Israël de Palestijnen slechts “Bantustans”, oftewel enclaves, die door Israëlische nederzettingen en te annexeren gebied van elkaar gescheiden zouden blijven. Dit betreft aanvankelijke Israëlische voorstellen, maar in de loop van de onderhandelingen gingen de Israëlische voorstellen verder, en uiteindelijk accepteerden zij een voorstel van de VS waarin 91% van de Westelijke Jordaanoever, in een aaneengesloten gebied, samen met de gehele Gazastrook, een Palestijnse staat zou vormen (zie kaart).

 

Deze en andere kaarten met toelichting van de voorstellen van Barak en Clinton zijn te vinden op MidEastWeb:
“MAPS: Projections of the Israeli offer at Camp David, the Israeli offer to Palestinians in December 2000, the Bridging Proposal of US President Clinton and the Israeli Offer of January 2001”

 

Op 28 september 2000 bezocht Sharon, de nieuwe leider van de Likoed, de Tempelberg. Barak had dit goedgekeurd zolang hij niet de Moskee zou betreden of opruiende taal zou gebruiken. Dit leidde tot grootschalige rellen, aanvankelijk in Jeruzalem, maar al snel in alle bezette gebieden, en markeerde het begin van de tweede intifada, ook wel Al-Aqsa Intifada genoemd. Hoewel de woede over Sharon’s provocatieve bezoek aan de Tempelberg oprecht was, en frustraties over het vastlopen van de onderhandelingen en de weinige verbeteringen die al die jaren van praten hadden opgeleverd, een uitweg vonden, zijn er sterke aanwijzingen dat de intifada niet geheel spontaan was, en Sharon’s bezoek slechts de aanleiding vormde voor een gewelduitbarsting die mede door de PLO en de PA was voorbereid. Vanaf het begin namen PA-politieagenten deel aan de rellen, en zonden radio en TV opruiende boodschappen uit. In juli 2000, vlak na het mislukken van de Camp David onderhandelingen, zei PA-official Abu Ali Mustafa: “The issues of Jerusalem, de refugees and sovereignty will be decided on the ground and not in negotiations. On this point it is important to prepare the Palestinian public on the next step, because without doubt we shall find ourselves into conflict with Israel in order to create new facts on the ground…. I believe the situation will be more violent than the intifada”. Enkele maanden na het uitbreken van de tweede intifada vertelde PA communicatie minister Imad Al-Faluji tijdens een bijeenkomst voor vluchtelingen, dat de intifada was gepland door het PA leiderschap na het mislukken van Camp David (Morris, Righteous Victims, 2001, blz. 662).

Waarschijnlijk vormde het succes van de Hezbollah in Libanon, evenals bij het uitbreken van de eerste intifada, een inspiratiebron voor de Palestijnen. In mei 2000 had het Israëlische leger zich geheel teruggetrokken uit Libanon, zonder vredesakkoord, zonder staakt-het-vuren. Dit werd alom als een nederlaag en teken van zwakte beschouwd: waarom pijnlijke concessies aan Israël doen als het ook zonder kon?

De VS riepen een topontmoeting bijeen tussen beide partijen, in samenwerking met president Mubarak van Egypte en koning Hussein van Jordanie, om een einde aan het geweld te maken en de vastgelopen onderhandelingen te heropenen. Zowel Israël als de Palestijnen beloofden een einde aan het geweld, en men kwam overeen dat een onderzoekscommissie onder leiding van de VS de oorzaken van het geweld zou onderzoeken en verslag zou uitbrengen aan de VN. Dit leidde tot het Mitchell verslag. Echter kort hierna werd op verzoek van Arafat een Arabische top gehouden in Cairo, waarin de Arabische Liga zijn steun voor de intifada uitsprak en een andere – door de VN in plaats van de VS geleide – onderzoekscommissie eiste ‘om de Israëlische misdaden tegen de Palestijnen’ te onderzoeken. Kort hierna maakte een zelfmoordaanslag in Jeruzalem ook in daden een einde aan de eerder overeengekomen wapenstilstand. Hoewel Barak aanvankelijk weigerde verder te onderhandelen zolang het geweld voortduurde, stemde hij hiermee uiteindelijk toch in. Zowel Clinton als Barak stonden kort voor verkiezingen en wilden koste wat het kost snel resultaat boeken. Een vredesakkoord was de enige hoop het geweld alsnog te kunnen stoppen, en zonder dit zou Barak de verkiezingen vrijwel zeker verliezen. Dit bracht hem er dan ook toe de ‘bridging proposals’ van de VS te accepteren als basis voor een vredesakkoord. De Palestijnen aarzelden en gaven geen duidelijke reactie.

 
 

 

Deze en andere kaarten met toelichting van de voorstellen van Barak en Clinton zijn te vinden op MidEastWeb:
“MAPS: Projections of the Israeli offer at Camp David, the Israeli offer to Palestinians in December 2000, the Bridging Proposal of US President Clinton and the Israeli Offer of January 2001”

 

Deze voorstellen, die overigens niet erg gedetailleerd zijn, bevatten een aaneengesloten Palestijnse staat in ca. 95% van de Westoever met compensatie voor 1-3%, de ontmanteling van de meeste nederzettingen, deling van Jeruzalem en Palestijnse soevereiniteit over de Tempelberg en Israëlische over de Klaagmuur, en compensatie (maar geen ‘recht op terugkeer’ naar Israël) voor de vluchtelingen. Yasser Abed Rabbo, een PA-minister en vredesonderhandelaar, noemde deze voorstellen “one of the biggest frauds in history, like the Sykes-Picot Agreement” (Morris, Righteous Victims, 2001, blz. 671) (Volgens dat akkoord deelden Groot-Brittannië en Frankrijk na WOI delen van het op de Ottomanen veroverde Midden-Oosten onder elkaar op, waardoor Palestina onder Brits bestuur kwam). De Saudi-Arabische prins Bandar Ibn Sultan zei over de bridging proposals: “If Arafat does not accept what is available now, it won’t be a tragedy, it will be a crime” (Dennis Ross, The Missing Peace, 2004, blz. 748). De Palestijnen hielden echter, met steun van de Arabische Liga, vast aan soevereiniteit over geheel Oost-Jeruzalem inclusief de oude stad, en recht op terugkeer van alle vluchtelingen; uiteindelijk wees Arafat alle voorstellen van Clinton af. [Zie ook op ‘Israeli-Palestinian ProCon’ en op ‘Peace With Realism’.]

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Deze en andere kaarten met toelichting van de voorstellen van Barak en Clinton zijn te vinden op MidEastWeb:
“MAPS: Projections of the Israeli offer at Camp David, the Israeli offer to Palestinians in December 2000, the Bridging Proposal of US President Clinton and the Israeli Offer of January 2001”

 

 

 

 

 

 

 

 

 

De vredesbesprekingen die in januari 2001 in Taba werden gehouden in een laatste poging tot overeenstemming te komen, leverden niets op, hoewel beide kanten aangaven dat er vooruitgang was geboekt en in een gemeenschappelijke verklaring aangaven dat zij “nog nooit zo dicht bij een overeenkomst waren geweest”. Er bleven echter vele meningverschillen, onder andere over de vluchtelingen. Barak verbrak de besprekingen nadat Arafat een bijzonder hatelijke speech hield op het wereld economisch forum in Davos, waarin hij Israël ‘fascistisch, kolonialistisch en moorddadig’ noemde, en het ervan beschuldigde met uranium verrijkte granaten te gebruiken. Op 6 februari 2001 werd de hardliner Sharon tot nieuwe premier van Israël gekozen. Zowel Clinton als Barak verklaarden dat hun voorstellen persoonlijk waren geweest, en hun geldigheid hadden verloren nu de besprekingen hadden gefaald. Een oorzaak van de vele misverstanden over wat wel en niet is aangeboden aan de Palestijnen, is dat er tijdens de onderhandelingen geen kaarten openbaar zijn gemaakt. Daardoor konden allerlei groeperingen vrij interpreteren wat volgens hun al dan niet geboden was. De eerste twee kaarten die hier staan afgebeeld komen uit het boek van Dennis Ross, die het Amerikaanse onderhandelingsteam voorzat, en geven de Amerikaanse voorstellen weer. De bridging proposals, non-paper van Moratinos, communique van de Arabische top in Cairo (zie de gelinkte webpagina’s) en andere schriftelijke bronnen spreken voor zich zelf. Voor een analyse en opinie over het mislukte Oslo-vredesproces zie “The Peace Process is Dead, Long Live the Peace Process“.

De tweede intifada was vanaf het begin gewelddadiger dan de eerste. De met stenen gooiende massa’s waren vergezeld door PA politie- en veiligheidsmensen, en militanten schoten op Israëlische posities. Schietincidenten, en bomaanslagen vormden de essentie van de intifada. Aanvankelijk richtte het geweld zich vooral op nederzettingen alsook religieuze symbolen in de Westelijke Jordaanoever, zoals Jozefs graf in Nablus, Rachels graf in Bethlehem en de synagoge in Jericho, maar na verloop van tijd vormden zelfmoordaanslagen op burgerdoelen in Israël, zoals restaurants en bussen, een steeds belangrijker onderdeel. Men wilde Israël in haar kerngebied raken, en de boodschap was duidelijk: zolang wij niet vrij en veilig zijn, zullen jullie dat ook niet zijn. Sommige Israëli’s lezen hier ook de boodschap in dat de Palestijnse extremisten inderdaad heel ‘historisch Palestina’ wilden bevrijden, en geen onderscheid zien tussen nederzettingen in de bezette gebieden en Israëlische steden.

Was Israëls reactie aanvankelijk, ondanks valse aantijgingen van de Palestijnen van het gebruik van gifgas en grootschalige moordpartijen, relatief terughoudend, dit veranderde zowel vanwege de zelfmoordaanslagen als een gunstiger internationaal klimaat voor harde actie na de aanslagen op de Twin Towers. Ook het onderscheppen van een schip volgeladen met illegale wapens voor de Palestijnen, afkomstig van Iran, en Palestijnse demonstraties voor Bin-Laden, droegen hieraan bij. Israël begon met het gericht liquideren van leiders van terroristische organisaties, en nadat in maart 2002 een record aantal aanslagen waren gepleegd waarbij 120 burgers omkwamen, herbezette Israël een aantal Palestijnse steden. Met name in Jenin, vanwaaruit de meeste aanslagen werden gepleegd, is hard gevochten, en de Palestijnen beweerden dat Israël hier massaslachtingen van honderden, zoniet duizenden burgers had aangericht, waarna demonstraties in de Arabische wereld en wereldwijde afkeuring van Israëls optreden volgden. De VN eiste een onderzoek, maar Israël maakte bezwaar tegen de samenstelling en opdracht van de VN-missie. Het wantrouwen tegen de VN was groot, mede aangewakkerd door de blamage van de anti-racisme conferentie in Durban in 2001. Tenslotte volstond Kofi Annan met rapportages van derden die Jenin bezochten, waaronder Human Rigths Watch. Hoewel diverse mensenrechtenschendingen werden bericht, bleek van een massaslachting geen sprake. In Jenin waren ruim 50 Palestijnen omgekomen, waarvan de meesten gewapend. (Uitvoerig VN-rapport over Jenin / een weerwoord op JVL)

Tijdens de bezetting van Ramallah bemachtigde Israël documenten waaruit bleek dat Arafat persoonlijk betrokken was bij de organisatie van terroristische cellen, en dat het PA ministerie van financieën de terroristen had betaald voor de aanschaf van explosieven. Israël omsingelde Arafats hoofdkwartier, de Muqata, en de Geboortekerk in Bethlehem waar Palestijnse militanten zich hadden verschanst. Na weken werd een compromis gevonden waarbij sommige terroristen werden verbannen of gevangen genomen, en andere vrijuit gingen. Onder druk van de VN en de VS trok Israël zich gedeeltelijk terug uit Palestijnse steden, maar viel opnieuw binnen na een golf van aanslagen. Ook de Muqata werd opnieuw omsingeld, en voor een groot deel verwoest. Velen dachten dat Israël Arafat zou doden, en opnieuw werden internationaal harde veroordelingen uitgesproken. De – ook in de Arabische wereld veel bekritiseerde – Arafat veranderde in een levende martelaar, terwijl verschillende internationale vredesactivisten naar de Muqata kwamen om als menselijk schild te dienen. Ondertussen probeerde de VS, die alle belang had bij rust tussen beide partijen vanwege zijn conflict met Irak, de partijen tot onderhandelingen te bewegen, en riep op tot diepgaande hervormingen van de PA, ontmanteling van de terroristische organisaties en de oprichting van een Palestijnse staat.

Op 31 juli 2002 werd de kantine van de Hebreeuwse Universiteit in Jeruzalem verwoest bij een bomaanslag door Hamas; er vielen 9 doden en 14 zwaargewonden.
 
Tweede foto: een zelfmoordaanslag op een bus in Jeruzalem eiste ook zeer jonge slachtoffers.

 

 

 

 

 

De Israëlische mensenrechten organisatie Betselem houdt het aantal doden aan beide kanten bij sinds het uitbreken van de Tweede Intifadah. Tot eind 2008 kwamen volgens hun cijfers 4.908 Palestijnen om door Israëlisch toedoen en 1.062 Israëli’s (inclusief Israëlische Arabieren) door Palestijns toedoen, naast 64 buitenlandse burgers en 594 Palestijnen door intern Palestijns geweld.

Routekaart en Geneefs Akkoord

De VS vormde samen met de EU, Rusland en de VN het zogenaamde “Kwartet”, dat probeerde het vredesproces weer op de rails te krijgen. Daartoe presenteerde het in september 2002 een “Routekaart naar de Vrede“, die door Israël en de PA met de nodige reserveringen en tegenzin werd geaccepteerd. In april 2003 werd, onder druk van zowel de VS als hervormingsgezinde Palestijnen, Machmoud Abbas tot premier benoemd, en kort daarna ontmoetten hij en Sharon elkaar. Abbas riep op tot een einde aan het geweld. Deze oproep werd spoedig beantwoord door de Hamas met nieuwe aanslagen, en Israëlische liquidaties van Hamasleiders. Abbas ondernam enige actie om het terrorisme tegen te gaan zoals vereist in de Routekaart, maar werd tegengewerkt door Arafat, die de veiligheidsdiensten terug in handen van zijn supporters bracht. In september trad Abbas af, en benoemde Arafat hardliner Achmed Qurei tot nieuwe premier. Het is nooit tot een ontmoeting tussen Qurei en Sharon gekomen. Als gevolg van de herbezetting van Palestijnse steden en verkregen inlichtingen nam het aantal zelfmoordaanslagen in de loop van 2002 af, terwijl het aantal verijdelde aanslagen onverminderd hoog bleef.

In het najaar van 2003 presenteerden oppositieleiders van beide kanten het ‘Geneefse Akkoord‘, waarin beide kanten historische concessies deden om tot een vredesregeling te komen. Er zou een Palestijnse staat komen in bijna geheel de pre-1967 grenzen, met een één-op-één land ruil van zo’n 3% voor enkele Israëlische nederzettingenblokken. Jeruzalem zou worden gedeeld met Palestijnse soevereiniteit over de Tempelberg en Israëlische over de Klaagmuur. De Palestijnse vluchtelingen konden terugkeren naar de toekomstige Palestijnse staat, en een symbolisch aantal naar Israël. Hoewel het akkoord geen enkele formele status had, kreeg het wereldwijde publiciteit en spraken verschillende mensen, waaronder VS minister van buitenlandse zaken Colin Powell, er hun steun voor uit. Sharon sprak zijn afkeuring uit en de opstellers van het akkoord kregen veel kritiek in eigen land.

De afscheidingsbarrière (Apartheidsmuur, veiligheidshek)

In 2003 begon Israël met de bouw van een afscheidingsbarrière rond de Westoever om aanslagen in Israël tegen te gaan. Het was oorspronkelijk een plan van de Arbeidspartij, maar dan wel langs de Groene Lijn (pre-1967 grens). De Likoed nam het idee over maar wilde hem om een aantal nederzettingen heen bouwen, waardoor de route voor een groot deel over bezet gebied, en soms dwars door Palestijnse dorpen kwam te lopen. De barrière riep dan ook veel verzet op van Palestijnen, Arabische landen en vredesactivisten, die een intensieve campagne startten, en de VN wijdde er een speciale noodzitting aan, en droeg het Internationale Hof van Justitie (ICJ) op een onderzoek te doen naar de legaliteit van deze barrière en een juridisch advies te geven. Israël boycotte het ICJ grotendeels, en de VS en de meeste leden van de EU vonden dat het ICJ hier niet over moest oordelen omdat het een politieke kwestie was, geen puur juridische. Tijdens de hoorzittingen organiseerden sympathisanten voor beide kanten demonstraties, en Israël bracht een door een aanslag vernielde bus naar Den Haag. Zowel de hoorzitting als de uitspraak betroffen niet alleen de muur, maar de bezetting en de Israëlische nederzettingen, en de muur werd voor velen een symbool van de bezetting en de onderdrukking van de Palestijnen.

Op 9 juli 2004 gaf het ICJ haar advies, dat vernietigend was voor Israël en de Palestijnen volledig in het gelijk stelde, en opriep tot het afbreken van de barrière voor zover die buiten de Groene Lijn liep. Hoewel Israël direct aangaf zich hier niet aan te zullen houden, is onder druk van het Israëlische hooggerechtshof de route meermaals aangepast ten gunste van de Palestijnen, en kwam uiteindelijk nog ca. 7% in plaats van de oorspronkelijke 16% van de Westelijke Jordaanoever aan de Israëlische kant van de barrière. Desondanks bleven pro-Palestijnse groeperingen beweren dat Israël met de ‘muur’ de Westoever in verschillende enclaves wil opdelen en ca. 50% ervan (inclusief de hele Jordaanvallei) bij Israël wil annexeren. De route van de afscheidingsbarrière wordt nog steeds aangevochten voor Israëlische rechtbanken en regelmatig aangepast om aan Palestijnse belangen tegenmoet te komen. Wel is duidelijk dat de barrière één van de maatregelen is die het aantal Palestijnse terreuraanslagen sterk hebben teruggebracht.

 
Kaart met toestemming overgenomen van “Israeli Security Barrier (“Wall”)– Current Status (2006)” van MidEastWeb for Coexistence.

Disengagement plan, Kadima, en Israël na Sharon (2005-2006)

Net als de afscheidingsbarrière was het plan om zich eenzijdig terug te trekken (disengagement) uit delen van de bezette gebieden, oorspronkelijk afkomstig van de Arbeidspartij, en zwaar bekritiseerd door de Likoed. Eind 2003, toen Arafat nog hoofd van de Palestijnse Autoriteit was, sprak Sharon voor het eerst over eenzijdige terugtrekking uit de Gazastrook. Zolang er geen vredesakkoord met de Palestijnen kon worden gesloten, moesten de afscheidingsbarrière en eenzijdige terugtrekking de frictie met de Palestijnen verminderen, in afwachting van betere tijden. Sharons plannen werden fel bekritiseerd door de meeste andere Likoed-ministers, en tijdens een stemming onder leden in mei 2004 werd het plan afgewezen. Likoed is altijd principieel tegen het opgeven van (delen van) Gaza, Judea en Samaria (zoals zij de Westelijke Jordaanoever noemen) geweest, zowel om religieuze, nationalistische als veiligheidsredenen. De redenen om Gaza te verlaten waren vooral strategisch: steeds meer mensen zagen in dat het onhoudbaar is 7.000 kolonisten tussen 1,2 miljoen vijandige Palestijnen te handhaven, en dat Gaza toch nooit een onderdeel van Israël zou worden. De bezetting van Gaza had aan beide kanten al tot veel slachtoffers geleid: het meeste geweld vond plaats in Gaza. Een meerderheid van de Israëli’s was dan ook voor de ontruiming, en na de nodige politieke trammelant werd in februari 2005 de ontruiming van de Gazastrook en 4 geïsoleerde nederzettingen op de Westoever, door zowel de regering als de Knesset goedgekeurd.

Ontruiming van Netzarim op 22-8-2005; op de achtergrond de synagoge waarop de meegenomen menora stond.

Ontruiming van Netzarim op 22-8-2005; op de achtergrond de synagoge waarop de meegenomen menora stond.

Ondanks felle protesten vanuit zijn eigen partij en het opstappen van enkele ministers, was Sharon vastbesloten het plan uit te voeren. Israëls rechterkant, met name de religieuze Zionisten, protesteerden hevig en sommigen waarschuwden zelfs voor een burgeroorlog als ‘Joden Joden van hun land zouden verdrijven’. Er was echter ook kritiek van links: sympathisanten van de Palestijnen beweerden dat het plan een truuk zou zijn om de Westelijke Jordaanoever te kunnen houden. Hoewel het zeker Sharons doel was zoveel mogelijk hiervan te kunnen houden, was dit plan veeleer ingegeven door de situatie in Gaza, alsmede internationale (met name Amerikaanse) druk. De evacuatie in augustus verliep uiteindelijk rustig, en zowel voor- als tegenstanders waren verrast door dit goede verloop. Begin september verliet ook het IDF de Gazastrook. Israël bleef haar grens met Gaza controleren alsmede het luchtruim en de kust. Egypte controleerde de zuidgrens na afspraken met Israël en het Westen. De terroristische beweging Hamas, verantwoordelijk voor de meeste Israëlische slachtoffers in Gaza, claimde dat zij met haar verzet de Israëli’s uit de Gazastrook had verdreven. Zij deed in januari 2006 voor het eerst mee aan de Palestijnse parlementsverkiezingen en werd de grootste partij.

Nadat Amir Peretz de verkiezingen voor het leiderschap van de Arbeidspartij won en deze zich uit de regeringscoalitie terugtrok, brak premier Sharon met zijn partij Likoed, en richtte de nieuwe centrumpartij Kadima op, waarmee hij de parlementsverkiezingen in maart 2006 wilde ingaan. Door twee hersenbloedingen raakte Sharon echter begin januari in een coma, waarmee zijn politieke rol definitief was uitgespeeld. Zijn vice-premier en opvolger als Kadima-leider Ehud Olmert won daarop de verkiezingen en vormde een nieuwe regering met o.a. de Arbeidspartij, waarvan de verwachting was dat deze tot verdere eenzijdige terugtrekkingen uit delen van de Westelijke Jordaanoever zou besluiten. Hiervoor was aanvankelijk draagvlak onder de Israëlische bevolking, maar de sterk toegenomen raketbeschietingen met Qassams vanuit de Gazastrook op met name de Israëlische stad Sderot verkleinde dit draagvlak sterk, evenals de toegenomen wapensmokkel vanuit Egypte naar de Gazastrook, en de ontvoering van een Israëlische soldaat door Hamas in juni 2006. Na de  tweede Libanon oorlog werd besloten om verdere disengagement-plannen voorlopig in de ijskast te zetten.

De Tweede Libanon Oorlog (zomer 2006)

De Libanon oorlog brak op 12 juli onverwacht uit nadat Hezbollah een overval op een Israëlische grenspatrouille had gepleegd, waarbij twee soldaten werden ontvoerd en een aantal anderen gedood. Tegelijkertijd bestookte Hezbollah Israëlische grensplaatsen met raketten waarbij twee doden vielen. Israël reageerde met een grootschalig offensief, waarbij het  Hezbollah-lokaties, zowel in het zuiden als in Beiroet, en Libanese infrastructuur zoals wegen en bruggen en ook een electriciteitscentrale bombardeerde. De bombardementen konden niet voorkomen dat Hezbollah gedurende weken duizenden Katjoesja raketten op Israël afvuurde. Pas na lang aarzelen stuurde Israël alsnog grondtroepen om Zuid-Libanon te bezetten. Na 34 dagen oorlog had de VN-veiligheidsraad Resolutie 1701 aangenomen die opriep tot een wapenstilstand en ontwapening van Hezbollah, een versterking van de internationale troepenmacht in Zuid-Libanon alsmede stationering van het Libanese leger. De oorlog had desastreuze gevolgen voor Libanon, met een miljardenschade en meer dan 1.000 doden (waarvan het merendeel burgers), maar werd desondanks door Hezbollah als een overwinning gevierd omdat Israël de raketten niet kon stoppen en het leiderschap van Hezbollah ongedeerd bleef. Voor Israël was het om deze redenen een relatieve nederlaag, met eveneens grote schade en circa 160 doden. In Haifa hadden 93 raketten tot 11 doden geleid, en was de halve bevolking de stad ontvlucht. Door de strategische en logistieke fouten kwam de regering Olmert in Israël onder zware kritiek te staan, terwijl de internationale gemeenschap vooral Israëls aandeel in de oorlog fel veroordeelde.
(Zie ook het commentaar: “De gevolgen van de Libanon oorlog“.)

Ami Peretz werd zowel als partijleider van de Arbeidspartij als defensieminster vervangen door de voormalige premier Ehud Barak, maar premier Olmert bleef ondanks harde kritiek op zijn optreden zitten. De dode lichamen van de twee ontvoerde soldaten werden in juli 2008 aan Israël teruggegeven in ruil voor de vrijlating van de Libanese moordenaar Samir Kuntar en vier krijgsgevangenen alsmede de lichamen van eerder omgekomen Palestijnen en Libanezen. Van de ontwapening van Hezbollah kwam niets terecht, daar noch de versterkte UNIFIL troepen, noch het Libanese leger de confrontatie met Hezbollah aandurfden. Ook werd er nauwelijks opgetreden tegen de herbewapening van Hezbollah via Syrië, zodat gevreesd moet worden voor een nieuw conflict.

De Palestijnen na Arafat: machtsstrijd Abbas en Hamas (2004-2008)

Op 11 november 2004 stierf de Palestijnse leider Yasser Arafat in een ziekenhuis in Parijs. Zijn Fatah medestander Machmoud Abbas won in januari 2005 met een ruime meerderheid de Palestijnse presidentsverkiezingen. In tegenstelling tot Arafat veroordeelde Abbas de intifada en zei op een vreedzame manier voor een Palestijnse staat te zullen strijden. Hij stelde zich echter compromisloos op wat betreft Jeruzalem en de vluchtelingen. Kort na zijn verkiezing had Abbas ontmoetingen met zowel Bush als Sharon, die beiden altijd hadden geweigerd Arafat te ontmoeten, en beloofden beiden een einde aan het geweld. De meeste Palestijnse gewapende groepen kwamen kort daarna een Tahadiyeh, een periode van kalmte, overeen, waarna Israël zich uit enkele Palestijnse steden terugtrok. Zowel Israël als de PA verijdelden verschillende aanslagen. Beide kanten schonden echter het informele staakt-het-vuren, en kwamen ook hun verplichtingen wat betreft de Routekaart niet na: Israël kondigde uitbreidingsplannen voor de nederzettingen aan en de Palestijnen weigerden de militanten te ontwapenen en gezochte personen te arresteren. Deze militanten pleegden succesvolle en onsuccesvolle aanslagen en raketaanvallen. Israël arresteerde en liquideerde verschillende militanten en verijdelde diverse aanslagen, waaronder een poging van een Palestijnse vrouw zich op te blazen in een Israëlisch ziekenhuis waar zij werd behandeld. Pogingen van Abbas de facties aan het staakt-het-vuren te houden, en zijn uitnodiging om deel te nemen in de regering, hadden geen succes, en Israël startte een militaire campagne tegen de Hamas en Islamitische Jihad. De terugtrekking uit de Gazastrook in zomer 2005 kon de impasse niet doorbreken. Israël was van mening dat de Palestijnen nu aan zet waren, door te laten zien dat ze in de Gazastrook de orde konden handhaven en het terrorisme bestrijden. De Gazastrook leek echter te vervallen in anarchie en geweld.

In januari 2006 werden de Palestijnse parlementsverkiezingen gewonnen door Hamas, dat -in strijd met de Oslo akkoorden- voor het eerst mocht meedoen, en dat vervolgens de nieuwe regering vormde nadat Fatah deelname aan een coalitieregering geweigerd had. De Palestijnse Autoriteit, waarvan Abbas nog steeds president was, raakte verwikkeld in een machtsstrijd. Intussen werd de internationale steun aan de PA grotendeels opgeschort, daar zowel de VS als de EU Hamas als een terroristische organisatie beschouwen. Voor hervatting van de steun werd geëist dat Hamas Israël erkent, verklaart eerdere akkoorden van de PLO met Israël te zullen eerbiedigen, en het geweld afzweert.

Terwijl er internationaal afspraken werden gemaakt om de Palestijnse bevolking te ondersteunen buiten de Hamas om, voerden terroristische groepen zoals de Islamitische Jihad hun beschietingen van Israël met Qassam raketten op. Hamas ontkende zelf bij de Qassambeschietingen betrokken te zijn maar veroordeelde ze niet en trad er niet tegen op. Het Israëlische leger voerde tegenbeschietingen uit op de Gazastrook. Op 9 juni 2006 kwamen 8 leden van een Palestijnse familie op het strand van Gaza om door een explosie. Israël ontkende hiervoor verantwoordelijk te zijn, maar voor de Hamasregering was dit aanleiding om de ‘kalmte’ te beëindigen en met nieuw geweld te dreigen. Kort daarop, op 25 juni, werd een Israëlische soldaat ontvoerd en twee andere gedood door Hamas. Nadat bemiddeling niets opleverde, viel het Israëlische leger de Gazastrook binnen om hem te bevrijden en om de Qassam beschietingen te stoppen en wapensmokkel tegen te gaan. Na een maandenlange campagne, waarbij enkele honderden Palestijnen omkwamen, trok het Israëlische leger zich in november terug zonder haar doelen bereikt te hebben. Wel werd op 26 november een nieuwe wapenstilstand in Gaza overeengekomen tussen Israël en Hamas, maar groepen als de Islamitische Jihad hielden zich hier niet aan en bleven Qassams en mortiergranaten afvuren. In mei 2006 werd een nationaal verzoeningsdocument opgesteld door Palestijnse militanten in Israëlische gevangenschap (het zg. “Palestijnse Gevangenendocument“), dat door velen ten onrechte werd uitgelegd als een impliciete erkenning van Israël.

Nadat Abbas dit document aanvankelijk leek te willen gebruiken om zijn positie tegenover Hamas te versterken, bereikten Fatah en Hamas later overeenstemming over een aangepaste formulering van het gevangenendocument, waarbij de tekst op aandringen van Hamas werd aangescherpt. Op basis hiervan probeerden Fatah en Hamas in het najaar van 2006 een gezamelijke regering te vormen. Het voornaamste twistpunt bleef hierbij dat Abbas eiste dat Hamas zich zou moeten uitspreken voor erkenning van Israël en het respecteren van eerdere overeenkomsten. Nadat Abbas in november met nieuwe verkiezingen dreigde, brak op grote schaal geweld uit tussen aanhangers van Hamas en Fatah, met name in de Gazastrook. Hieraan kwam een einde toen op 8 februari 2007 alsnog een Palestijnse eenheidsregering werd overeengekomen, die op 17 maart werd geinstalleerd en haar programma presenteerde. Dit regeerakkoord kwam onvoldoende tegenmoet aan de Westerse voorwaarden voor hervatting van de financiële steun, maar kon op meer goodwill van de islamitische landen rekenen, zoals Saoedi-Arabië, dat had bemiddeld tussen Fatah en Hamas. De eenheidsregering kwam echter al in juni ten val, toen Hamas met geweld de macht veroverde in de Gazastrook. Abbas riep daarop de noodtoestand uit, ontbond de regering op de Westoever, en stelde een nieuwe voorlopige regering samen zonder Hamas, die internationaal werd erkend als de enige legitieme vertegenwoordiging van de Palestijnen.

Hamas hield de controle over de Gazastrook, ondanks een internationale boycot en grensblokkade door Israël en Egypte. Onder het Hamasbewind werden Fatah leden opgepakt, media onder druk gezet, en onder meer alcoholverkoop en dansen aan banden gelegd. Er werden verschillende aanslagen op christelijke doelen gepleegd, die door Hamas werden veroordeeld. De smokkel van wapens en andere goederen via honderden tunnels onder de grens met Egypte zou geheel onder controle van Hamas zijn gebracht. Sinds de coup van Hamas is ook de humanitaire situatie in de Gazastrook drastisch verslechterd. Hamas gaf daar Israël de schuld van, dat alleen nog voedsel en humanitaire hulp doorliet, en vanwege de voortdurende raketaanvallen en aanvallen op grensposten in het najaar van 2007 ook de levering van diesel beperkte. Terwijl er volgens Israël geen sprake was en is van een humanitaire crisis, is er volgens hulporganisaties een tekort aan zowel levensmiddelen als andere humanitaire goederen. Hamas op haar beurt gebruikte de ellende in Gaza ook voor eigen politieke doeleinden, en wist met propaganda stunts internationale sympathie op te wekken, door de situatie voor de bevolking van Gaza dramatischer voor te stellen dan ze was en Israël daarvan de schuld te geven. Vooral een ‘uitbraak’ van honderdduizenden Gazanen nadat de grensbarrière naar Egypte was opgeblazen begin 2008, leverde veel media aandacht en sympathie voor de bevolking van Gaza op. Na het bestoken van de Israëlische kuststad Ashkelon met in Iran gefabriceerde Katjoesja raketten, deed het IDF eind februari een inval in de Gazastrook, waarbij circa 100 Palestijnen omkwamen. Na internationale kritiek en druk werd deze operatie afgebroken.

Sinds Israëls terugtrekking is de status van Gaza onduidelijk en omstreden. Volgens velen is er nog steeds sprake van een Israëlische bezetting omdat Israël de grenzen, luchtruim en kust controleert, en is het daarmee nog steeds verantwoordelijk voor de bevolking in de Gazastrook. Volgens Israël is de bezetting geëindigd met de terugtrekking van de kolonisten en het leger in 2005. Bovendien controleert men de grens met Egypte niet meer, zoals duidelijk bleek tijdens de uitbraak in januari. Na de terugtrekking was er een overeenkomst gesloten waarbij Israel wel enige indirecte controle had, en EU waarnemers aan de grens waren gestationeerd die in Israël resideerden en niet zonder Israëls toestemming hun werk konden doen. Hamas stuurde deze na haar coup weg, waarna Egypte de grensovergang meestal gesloten hield. Volgens de Geneefse Conventie is alleen sprake van een bezetting wanneer de bezettende macht het daadwerkelijke gezag in het bezette gebied uitoefent, wat bij de Gazastrook evident niet het geval is. Desondanks beschouwen de VN en mensenrechtenorganisaties de Gazastrook als nog steeds door Israël bezet, en stellen Israël verantwoordelijk voor het welzijn van de bevolking. Ervan uitgaande dat er sprake is van een oorlogssituatie tussen de Hamasregering in Gaza en Israël, is dat een unieke situatie.

Van 19 juni tot 19 december 2008 was er een fragiel staakt-het-vuren van kracht tussen Israël en de Gazastrook. Israël hoopte dat dit een gevangenenruil en dus vrijlating van de ontvoerde soldaat dichterbij zou brengen, maar Hamas heeft de voorwaarden daarvoor steeds verder opgeschroefd.

In de zomer van 2008 liepen de spanningen tussen Hamas en Fatah opnieuw op nadat Hamas de met Fatah verbonden Hilles Clan versloeg en honderden van hen de grens met Israël over vluchtten. Daarop trad de Palestijnse Autoriteit harder op tegen Hamas op de Westoever, arresteerde Hamas activisten en sloot door Hamas gedomineerde instellingen. Pogingen tot een dialoog en een eventueel herstel van de eenheidsregering zijn  tot dusver zonder resultaat gebleven.

Annapolis: nieuwe vredesonderhandelingen (2007-2008)

Op initiatief van VS president George W. Bush werd er in november 2007 een grote conferentie gehouden in het Amerikaanse Annapolis met als doel het vredesproces weer op de rails te krijgen. Zowel Westerse als Arabische landen waren hierbij aanwezig. Het streven was om binnen een jaar tot een vredesakkoord tussen Israël en de Palestijnse Autoriteit onder leiding van Abbas te komen. Pogingen om voorafgaand aan Annapolis een gezamelijke intentieverklaring op te stellen van Israël en de PA mislukten. Na de conferentie gingen besloten onderhandelingen van start tussen beide partijen. Tegelijkertijd liet Israël enkele honderden Palestijnse gevangenen vrij en werden geleidelijk circa 100 wegblokkades en checkpoints op de Westelijke Jordaanoever opgeheven. Voor de nederzettingen buiten (groter) Jeruzalem werd een uitbreidingsstop afgekondigd, waarover de berichten echter tegenstrijdig zijn. De Palestijnse Autoriteit kreeg geld en nieuwe wapens om de orde beter te kunnen handhaven en op te treden tegen terroristische groepen, en in Jenin en Nabloes werden de bevoegdheden van de PA veiligheidstroepen uitgebreid, met enig succes. De PA trad op de Westoever vooral op tegen Hamas in reaktie op de aanvallen van Hamas op Fatah in de Gazastrook.

De onderhandelingen verliepen moeizaam, en werden volgens de Palestijnen gefrustreerd door de Israëlische uitbreidingsplannen binnen bestaande wijken in Oost-Jeruzalem en de grote nederzettingen. Israël beweerde geen totale bouwstop te hebben toegezegd, en weet de moeizame onderhandelingen aan de onbuigzaamheid in de Palestijnse standpunten, met name betreffende de vluchtelingen en Jeruzalem. In augustus 2008 bracht Israël voor het eerst een concreet vredesvoorstel naar buiten, waarbij de Palestijnen 93% van de Westoever zouden krijgen, met een compensatie van 5% land aansluitend bij de Gazastrook en een corridor tussen de Westoever en Gazastrook. Dit werd door de Palestijnen direct afgewezen omdat Jeruzalem en de vluchtelingen er niet in werden geregeld. Israël wilde Jeruzalem pas in een later stadium bespreken omdat de Shas partij anders uit de regeringscoalitie zou stappen.

Egypte en Saoedi-Arabië bleven streven naar verzoening tussen Fatah en Hamas met als doel een nieuwe eenheidsregering, die echter onverenigbaar zou zijn met de vredesonderhandelingen met Israël. Tussen Israël en Syrië vonden via Turkse bemiddeling oriënterende gesprekken plaats om de in 2000 afgebroken vredesonderhandelingen te hervatten. Deze gesprekken werden vanwege de Gaza Oorlog afgebroken en zijn sindsdien niet meer hervat. 
Zie ook afzonderlijk artikel: De Gaza Oorlog (dec. 2008-jan. 2009)

Het in juni informeel afgesproken bestand tussen Israël en Hamas liep in december ten einde en werd niet verlengd. Een hernieuwde regen van Qassam raketten en mortiergranaten op Israëlische grensplaatsen leidde eind december 2008 tot de drie weken durende Gaza Oorlog, waarmee alle vredesbesprekingen voorlopig stil kwamen te liggen. Tijdens deze oorlog kwamen 13 Israëli’s en tussen 1.100 en 1.400 Gazanen om het leven. Evenals tijdens de Tweede Libanon Oorlog werd Israël ook nu beschuldigd van disproportioneel geweld en schendingen van het internationaal recht. Na aanhoudende beschuldigingen van corruptie diende premier Ehud Olmert in september 2008 het ontslag van zijn kabinet in. Zijn opvolgster als Kadima-leider, Tzipi Livni (minister van buitenlandse zaken), slaagde er niet in een nieuwe regeringscoalitie samen te stellen, zodat nieuwe verkiezingen werden uitgeschreven voor 10 februari 2009. Livni’s partij won die verkiezingen met 1 zetel verschil van de rechtse oppositieleider Benjamin Netanyahu van Likoed, maar door de nieuwe rechtse meerderheid in de Knesset slaagde deze erin een coalitie te vormen, waartoe naast de rechtse Yisrael Beteinu van Avigdor Lieberman en de religieuze Shas partij ook de progressieve Arbeidspartij van Ehud Barak toetrad.

Recente ontwikkelingen (2009-2010)

In januari 2009 trad in de Verenigde Staten de nieuwe Amerikaanse president Barack Obama aan, die een aktievere opstelling in het conflict beloofde dan zijn voorganger Bush. De regering Obama probeerde de vredesbesprekingen weer op gang te brengen door enerzijds Israël te dwingen tot een volledige bouwstop in de nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever en in Oost-Jeruzalem, en anderzijds de Arabische landen te bewegen om enkele concessies aan Israël te doen door de Arabische boycot te verzachten en enige betrekkingen met de Joodse staat aan te knopen. Dat laatste lukte vrijwel niet, waarna hij van Israël genoegen nam met een gedeeltelijke bouwstop. PA president Abbas had zijn eis echter overgenomen, en weigerde aan de onderhandelingstafel terug te keren totdat Israël een volledige bouwstop afkondigde, naast andere voorwaarden. De bouwstop werd door Netanjahoe in november 2009 afgekondigd voor alle nederzettingen buiten Jeruzalem, voor zover nog geen funderingen waren gelegd, maar Abbas bleef weigeren met Israël te onderhandelen, en stemde pas in het voorjaar van 2010 onder grote Amerikaanse druk in met indirecte onderhandelingen. In september 2010 begonnen dan eindelijk directe vredesonderhandelingen, die door het aflopen van de bouwstop en Abbas’ dreiging eruit te stappen als die niet wordt verlengd, direct al onder druk kwamen te staan.

Eind mei 2009 organiseerden verschillende organisaties een vloot om de blokkade van de Gazastrook te doorbreken. Van de zes boten hadden er drie humanitaire hulp aan boord; op de andere boten zaten alleen activisten. Op de grootste boot, de Mavi Marmara, zaten circa 50 leden van een radikaal islamitische Turkse organisatie, de IHH, bewapend met onder andere messen. Israël verzocht het flottilje om te keren of aan te meren in de haven van Ashdod, waar de goederen na inspectie alsnog naar de Gazastrook zouden worden gestuurd. Nadat dit werd geweigerd enterde Israel de boten en bracht ze naar Ashdod. Op de Turkse boot vielen daarbij bij hevige gevechten acht doden onder de IHH activisten, die de militairen onder meer met ijzeren buizen aanvielen. Dit riep een storm van internationaal protest op, en Israël stemde uiteindelijk in met een internationaal onderzoek naast twee eigen onderzoeken naar de precieze toedracht. Kort na de entering versoepelde Israël de blokkade, en werd de lijst met toegestane goederen afgeschaft. Ook bouwmateriaal werd weer beperkt toegelaten. Pro-Israëlbloggers wijzen op de vele luxe winkels, residenties en recreatieoorden die ondanks de blokkade in Gaza werden gebouwd. Een ander gevolg van dit vloot incident is de verdere bekoeling van de relaties tussen Israël en Turkije. Tijdens de Gaza Oorlog liepen die al een flinke deuk op, maar na de vloot actie bereikten zij een voorlopig dieptepunt. De diplomatieke betrekkingen zijn echter ondanks Turkse dreigementen niet verbroken.

Sinds het Annapolis vredesproces zit de Palestijnse economie in de lift. Mede door de honderden checkpoints en roadblocks die Israël weghaalde en internationale hulp en investeringen groeide de economie en verrezen op de Westoever luxe winkelcentra, woningen, bioscopen en uitgaansgelegenheden. Er is een complete nieuwe stad, Rawabi, in de maak. Door de afname van het aantal aanslagen heeft het Israëlische leger zich uit de meeste steden teruggetrokken en hebben PA veiligheidsdiensten de ordehandhaving op zich genomen, al behoudt Israël zich het recht voor om verdachte personen te arresteren of zelfs te doden.

 


© Dit artikel is copyright Israël-Palestina Informatie, afgezien van onderdelen waarvoor andere bronnen worden vermeld. Voor overname gelieve kontakt met ons op te nemen via het e-mail adres. Beperkte citaten voorzien van een link naar deze webpagina zijn toegestaan.

 

One Response to Geschiedenis conflict 2

  1. Pingback: “Het is een treurigmakend toneelstukje” | CampusJournaal