apr 232013
 

– IMO Blog –

Zoals gezegd heeft het Adviesorgaan voor Internationale Vraagstukken afgelopen week op verzoek van de Eerste Kamer een advies uitgebracht over de Nederlandse positie met betrekking tot het Israelisch-Palestijns conflict. Het is een zeer eenzijdig stuk dat voornamelijk anti-Israelische maatregelen voorstelt.

Oslo vredesproces

Het advies begint met een beschrijving van eerdere vredesvoorstellen en besprekingen, waarin men het doet voorkomen alsof de Palestijnen en Arabische staten niets liever willen dan vrede en Israel alles afwijst. Men schrijft:

Twee maanden na de ondertekening van Oslo-II, in november 1995, werd premier Yitzhak Rabin, de belangrijkste pleitbezorger van het Oslo-proces in Israël, vermoord door een Joodse rechts-extremistische activist. In mei 1996 kwam de Likud-partij van Benjamin Netanhayu [sic] aan de macht en in 1997 besloot de Israëlische regering om de gebiedsoverdracht aan de Palestijnen overeenkomstig de Oslo-akkoorden stop te zetten. Hiermee kwamen de onderhandelingen over de final status-onderwerpen feitelijk tot stilstand.

In de maanden voor de vervroegde Israelische verkiezingen in 1996 pleegden Palestijnse terreurorganisaties doelbewust tientallen zelfmoord aanslagen, met als gevolg dat Peres, die aanvankelijk veel meer steun genoot dan Netanyahu, de verkiezingen verloor. Onder Netanyahu stagneerde inderdaad het vredesproces, hoewel hij wel nog met tegenzin het Wye Akkoord ondertekende en instemde met overdracht van het grootste deel van Hebron aan de Palestijnen. Ondertussen deed Arafat niets tegen het terrorisme en gaf er zelfs steun aan, en hielden de Palestijnen zich niet aan talloze andere afspraken uit de Oslo akkoorden. Het AIV advies doet echter alsof het alleen Israel is aan te rekenen dat de Oslo Akkoorden niet geheel werden uitgevoerd. Het advies schrijft:

In een laatste poging een vredesakkoord tot stand te brengen, nodigde president Clinton de partijen in december 2000 opnieuw uit, voor onderhandelingen op basis van de zogenoemde Clinton Parameters. Deze parameters hielden in dat een groot deel van Gaza en de Westoever teruggegeven moest worden aan de Palestijnen; dat Israël de belangrijkste nederzettingen zou behouden, waarvoor de Palestijnen deels werden gecompenseerd; dat de nieuwe Palestijnse staat gedemilitariseerd werd; Jeruzalem werd opgedeeld naar bevolkingssamenstelling; er een vorm van gezamenlijke soevereiniteit zou komen over de stad; en dat een deel van de Palestijnse vluchtelingen zich zou vestigen in de nieuwe Palestijnse staat. Beide partijen accepteerden uiteindelijk de parameters, zij het met voorbehouden, en ze vormden de basis voor vervolgbesprekingen in Taba in januari 2001. Hier werd verdere vooruitgang geboekt, maar een akkoord bleef ook dit keer uit, wederom als gevolg van gebrek aan overeenstemming over de definitieve grenzen, Jeruzalem, en de Palestijnse vluchtelingen.

Rechts Israëls laatste voorstellen op Camp David onderhandelingen, links hoe de Palestijnen die brachten

Rechts Israëls laatste voorstellen op Camp David onderhandelingen, links hoe de Palestijnen die brachten

Israel accepteerde de parameters met een aantal opmerkingen, maar Arafat wees ze feitelijk geheel af. In een uitgebreide brief van onderhandelaar Yassed Abed Rabbo wees men alle punten af: de voorgestelde percentages, de veiligheidsprovisies, de vluchtelingen en de gedeelde soevereiniteit over Jeruzalem en met name de heilige plaatsen, en, last but not least, de zogenaamde ‘end of conflict’ provisie (Zie wat dit betreft Benny Morris, “One state, two states”, blz. 146-148, waarin de Palestijnse brief wordt geciteerd). Bill Clinton nam Arafat dat persoonlijk kwalijk en sprak van een ‘kolossale blunder’. En onderhandelaar Dennis Ross waarschuwde de Palestijnse onderhandelaar Achmed Qurei vlak nadat de deadline was verlopen (en er nog geen Palestijns antwoord was), dat de VS zich van de zaak zouden distantiëren en de voorwaarden onder een nieuwe Israelische regering (er waren binnenkort verkiezingen en Sharon stond op winst) veel slechter zouden zijn. In Ross’ boek The Missing Peace staan kaarten van de Bridging Proposals en de voorstellen van Barak die laten zien dat Barak geen ‘bantustans’ aanbood zoals de Palestijnen beweren maar een aaneengesloten staat. In Taba ‘bleef een akkoord uit’ omdat de Palestijnen vasthielden aan het zogenaamde ‘recht op terugkeer’ van alle miljoenen nakomelingen van de vluchtelingen naar Israel. Mideastweb schrijft hierover:

In last minute negotiations at Taba on January 21-27 2001, under European and Egyptian patronage, the sides failed to reach a settlement despite further Israeli concessions. Though both sides agreed to a joint communiqué saying they had never been so close to agreement, substantive disagreements remained about the refugee issues and  final settlement maps. Israeli PM Barak broke off negotiations on January 28, 2001, suspending them until after the elections. Barak had hoped to reach a deal he could present to the Israeli public, and was angry and disappointed. Negotiations were terminated because Barak, who had furthered the peace process, was voted out of office at the beginning of February and replaced by a right wing government headed by Ariel Sharon.

Arabisch vredesplan

Het AIV advies gaat vervolgens door over het Arabische vredesplan, dat natuurlijk fantastisch is en de zoveelste uitdrukking van Arabische redelijkheid. Men vergeet te vermelden dat de Arabische Liga in oktober 2000 in een speciale top bijeen kwam waar de intifada werd geprezen en Arafat aangemoedigd vooral geen concessies te doen aan Israel. Ook beweert het AIV ten onrechte dat de zelfmoordaanslagen tijdens de tweede intifada voornamelijk door Hamas werden gepleegd. Hamas begon hier inderdaad mee, maar de aan Fatah gelieerde Al Aqsa Martelaren Brigade en de Tanzim volgden snel. Marwan Barghouti, actief bij Tanzim, zit drie keer levenslang uit voor betrokkenheid bij diverse dodelijke aanslagen. Nou ja, je kan ook niet alles hebben. Het is al heel wat dat de geleerde heren en dame van het AIV wisten te vermelden dat er ook zelfmoordaanslagen werden gepleegd tijdens de tweede intifada en die niet alleen uit harde Israelische repressie bestond.

Een paar weken later presenteerde Saudi-Arabië tijdens een bijeenkomst van de Arabische Liga in Beiroet een vredesvoorstel voor het Israëlisch-Palestijnse en het Israëlisch-Arabische conflict. Het plan, dat bekend werd als het ‘Arabische Vredesinitiatief’, werd op 28 maart 2002 aanvaard door de Arabische Liga en omvatte de volgende elementen: volledige terugtrekking van Israël uit de gebieden die sinds juni 1967 zijn bezet; de vestiging van een onafhankelijke Palestijnse staat in Gaza en de Westoever, met Oost-Jeruzalem als hoofdstad; een rechtvaardige oplossing van het Palestijnse vluchtelingenvraagstuk, op basis van Veiligheidsraadsresolutie 194 uit 1948; een einde aan het Israëlisch-Arabische conflict; en vrede en normalisatie van de verhoudingen tussen Israël en de Arabische wereld. Israël en de VS toonden weliswaar enige – zij het gereserveerde – belangstelling voor het plan, maar in concreto gebeurde er weinig mee.

Over het Arabische vredesplan schreven we op IPI onlangs:

“Het Saoedische (en later Arabische) vredesplan kwam 35 jaar te laat, en had zelfs in 1967 niet echt voldaan. Nadat Israel in 1967 de oude stad van Jeruzalem had veroverd (of heroverd, of bevrijd volgens sommigen), was een volledige terugtrekking hieruit al vrijwel meteen ondenkbaar. De oude stad bevat enkele van de voor religieuze Joden meest heilige plaatsen en was ook voor veel seculiere Joden een symbolisch belangrijke plaats als de hoofdstad van de vroegere Joodse natie, het Zion uit “zionisme“, en overigens de eerste stad waar de Joden  (weer) in de meerderheid waren tot hun verdrijving door het Jordaanse leger. Bovendien gaf dit vredesplan geen eenduidige oplossing voor het ‘recht op terugkeer’ dat de Palestijnen claimen en als hun sterkste troefkaart tegen Israel beschouwen. Het plan werd voorts gelanceerd nadat de Israeli’s juist alle vertrouwen in het vredesproces hadden verloren, en een ‘sterke man’ hadden gekozen die de terreur van de Tweede Intifada moest bedwingen, die in de ogen van veel Israeli’s de oogst was van het Oslo vredesproces en de Israelische terugtrekking uit een deel van de Westelijke Jordaanoever. Het plan bood vrede en veiligheid voor alle staten in de regio aan, maar pas nadat Israel aan alle voorwaarden van het plan had voldaan.”

Israel reageerde gereserveerd maar zei ook het als beginpunt van onderhandelingen te zien, van waaruit verder gepraat kan worden. Voor de Arabische Liga was het echter een alles of niets; zij eisten dat Israel het in zijn geheel accepteert. Dat is nog steeds het geval, en de Palestijnse onderhandelaar Saeb Erekat maakte dat onlangs nog duidelijk aan John Kerry.

Libanon en Gaza oorlogen

De AIV schrijft voorts:

De periode na 2005 werd gekenmerkt door nieuwe episodes van geweld. Tijdens de oorlog in Libanon in 2006 vielen meer dan 1.000 Libanese doden, voornamelijk burgers, en sloegen meer dan een miljoen mensen op de vlucht; aan Israëlische zijde vielen 114 doden in het leger en 43 burgerdoden en werden meer dan 250.000 mensen geëvacueerd. Voor Israël waren oplopende spanningen in Gaza, die gepaard gingen met een toename van beschietingen op zijn grondgebied, aanleiding in december 2008 – januari 2009 een militair operatie in Gaza, Operation Cast Lead, uit te voeren. Aan Palestijnse zijde kwamen rond de 1.300 mensen om, naar wordt aangenomen voornamelijk burgers; aan Israëlische zijde vielen er 13 doden – allen soldaten.

‘Naar wordt aangenomen’: die aanname is waarschijnlijk gebaseerd op Palestijnse bronnen, waar Palestijnse doden per definitie onschuldig en burgers zijn, al sterven ze met een wapen in de hand. Tijdens de Gaza oorlog was het merendeel van de Palestijnse doden geen burger maar strijder, waarbij ik de Hamas politie en veiligheidsdiensten ook tot de strijders tel. Velen van hen schoten ’s nachts raketten af, zo gaven ze zelf toe, en uit vergelijkingen van de dodenlijsten blijkt dat honderden doden ten onrechte als burgers werden beschouwd. Ook Hamas gaf later toe dat veel meer strijders waren omgekomen, dit om het beeld onder Palestijnen tegen te gaan dat zij zelf nauwelijks bloedden tijdens deze oorlog omdat men zich laf verschool terwijl de burgers alle klappen opvingen.

De aanleiding voor de tweede Libanon oorlog was de ontvoering van twee Israelische soldaten en de dood van acht anderen op Israelisch grondgebied. Een dergelijke vorm van agressie is een casus belli volgens het oorlogsrecht. Ook werd Israel met raketten beschoten. De Libanese doden waren, evenmin als die uit Gaza, ‘voornamelijk burgers’. De schattingen van de percentages lopen uiteen, waarbij Libanon natuurlijk beweert dat iedere dode onschuldig is en Israel de gedode Hezbollah strijders benadrukt. Er zijn echter honderden Hezbollah strijders omgekomen. Daarbij hielden zowel in de Libanon Oorlog als de Gaza Oorlog strijders zich vaak schuil tussen burgers. Legio zijn de verslagen van Israelische soldaten die in dorpen in Zuid-Libanon wapenopslagplaatsen in huizen aantroffen, wat uiteraard door de bewoners werd ontkend. Dit gebeurde overigens niet altijd vrijwillig; de burgers zaten soms letterlijk tussen twee vuren.

Obama

De AIV schrijft:

De Amerikaanse president Barack Obama ondernam tijdens zijn eerste termijn een aantal pogingen om de onderhandelingen tussen beide partijen nieuw leven in te blazen (in september 2010 werden premier Netanyahu en president Abbas onder meer uitgenodigd in Washington voor een serie besprekingen), maar deze sorteerden weinig effect (zie ook de hoofdstukken II en IV). De nederzettingenpolitiek van Israël vormde hierbij een belangrijk struikelblok.

Je kan ook zeggen: de voorwaarden die Abbas stelde vormden een belangrijk struikelblok. Israel had een (beperkte) bouwstop van 9 maanden aangehouden, maar dat mocht niet baten. Zonder Oost Jeruzalem daar bij te voegen zou niet worden onderhandeld. Het is onlogisch dat een partij voor de onderhandelingen al allemaal eisen kan stellen en dit druist ook in tegen het land voor vrede concept. Later in het rapport wordt nog vaak herhaald dat de nederzettingen het hoofdprobleem zijn, en worden Abbas, de Palestijnse Autoriteit en Fatah voortdurend als redelijk en gematigd en vredelievend neergezet, zonder dat dit enige basis heeft in de realiteit. De enige compromisbereidheid van de laatste tijd was te zien tijdens de Annapolis besprekingen in 2007 en 2008, toen er achter de schermen door beide partijen compromissen zijn voorgesteld en men elkaar dicht zou zijn genaderd. Hoe groot men de kans achtte dat die voorstellen op korte termijn werkelijkheid konden worden, valt echter te betwijfelen. Abbas en de PA bleven naar buiten toe roepen dat men nooit een compromis zou accepteren wat betreft het ‘heilige recht op terugkeer’, Palestijnse terroristen bleven helden op TV, in media en op scholen en Israel bleef ‘bezet Palestina’. Wanneer men dacht dat er enige kans was dat de voorstellen de muren van de vergaderruimtes binnen afzienbare tijd zouden verlaten en op straat zouden komen, zou men immers wel duidelijk willen maken waarom het van belang is om compromissen te sluiten en met geweld te stoppen? Toen de voorstellen door de zogenaamde Palileaks toch naar buiten kwamen haastten Palestijnse leiders zich dan ook om ze te bagatelliseren. Op dezelfde wijze haastte de woordvoerder van Abbas zich, na een paar milde opmerkingen over het vluchtelingenprobleem, te zeggen dat hij uiteraard het recht op terugkeer niet zou opgeven.

Voorwaarden aan Palestijnen

Palestijnse leiders die werkelijk een compromis voorstaan en dat tegenover hun volk verdedigen, en die zouden erkennen dat ook de Joden rechten hebben in het land, lopen een groot risico. Op  verraad staat nog altijd de doodstraf, en Palestijnse journalisten die het wagen zich kritisch op te stellen worden soms zomaar opgepakt. Er is geen echte democratie in de Palestijnse gebieden, geen vrijheid van meningsuiting, en geen cultuur van debat en meningsverschillen en zelfkritiek. Dat is een van de grootste problemen en obstakels voor vrede. Zolang een Palestijns Peace Now, Betselem of Breaking the Silence ondenkbaar is, zolang er geen equivalent van Haaretz is, van Amira Hass of Gideon Levy, zolang er geen historici zijn die de eigen zwarte bladzijden naar buiten brengen, zolang er kortom geen vuile was buiten gehangen wordt, zolang is vrede zeer, zeer moeilijk. Het is de olifant in de kamer die de westerse adviseurs en diplomaten allemaal pretenderen niet te zien, want het is tegenwoordig niet PC om hierop te wijzen. De Palestijnen zijn immers de underdog, dus daar mag je zulke dingen niet van verwachten. Wel, misschien inderdaad niet in die mate als in Israel (waar de zelfkritiek ook wel extreme proporties aan kan nemen), maar als een fractie daarvan al bij de Palestijnen door zou dringen waren we al een heel eind. Daar kan het Westen en preciezer gezegd de EU haar eigen kleine bijdrage aan leveren door op te houden met de Palestijnen voortdurend de hand boven het hoofd te houden, en eisen te gaan stellen.

Om in staat te zijn een eigen staat te runnen die geen bron van instabiliteit zal zijn zullen de Palestijnen aan allerlei voorwaarden moeten kunnen voldoen, van fatsoenlijk bestuur en het aanpakken van corruptie, het onderhouden van fatsoenlijke relaties met de belangrijkste buur Israel en tot het tegengaan van terrorisme en gewapende groeperingen. Tot nu toe lukken die zaken zeer matig, en een van de redenen daarvoor is de kritiekloze hulp die men ontvangt van de EU, de UNRWA en andere landen en organisaties. In Palestina zitten meer donororganisaties dan waar ook, en dat heeft niet alleen positieve gevolgen.

De AIV draagt met haar rapport dan ook niet bij aan vrede, maar bevestigt de heersende trend van Israel bashing. Daarbij doet men de geschiedenis geweld aan en dat is gezien het aanzien dat deze adviesraad geniet, eigenlijk ronduit gênant. Misschien is het wat teveel gevraagd dat een adviesraad, die slechts uit een vrij beperkte groep drukbezette mensen bestaat, meerdere deskundige adviezen per jaar uitbrengt over zeer uiteenlopende onderwerpen?

Ratna Pelle

 

Share