apr 222013
 

– IMO Blog –

ME-peacebirdAfgelopen week bracht de Adviesraad Internationale Vraagstukken op verzoek van de Eerste Kamer een advies uit over hoe Nederland kan bijdragen aan vrede tussen Israel en de Palestijnen. Het is een sterk anti-Israel getint stuk, gebaseerd op Israel kritische bronnen en eerdere uitspraken en visies, zoals de uitspraak van het Internationaal Gerechtshof over de ‘muur‘, uitspraken van EU commissaris Catharine Ashton, de VN mensenrechtenraad, VN organisatie OCHA, Avi Shlaim en anderen. Er is voor dit advies met verschillende mensen gesproken, waaronder voormalig minister van Buitenlandse Zaken en voormalig Europees Commissaris voor Buitenlandse Betrekkingen Hans van den Broek, Speciaal Coördinator voor het Midden-Oosten Vredesproces van de VN Robert Serry en voormalig Speciaal Rapporteur van de VN inzake de schending van mensenrechten en humanitair recht in het bezette Palestijnse gebied John Dugard.

Aanbevelingen

Deze bronnen en gesprekspartners geven al aan in welke richting we het moeten zoeken. Voordat ik in ga op de vele omissies en halve waarheden of zelfs gehele onwaarheden over bijvoorbeeld de geschiedenis van het conflict en de vredespogingen zoals die is weergegeven, wil ik op de praktische kant focussen. Men wil een oplossing voor het conflict dichterbij brengen en doet daar aanbevelingen voor. Men maakt zich – terecht – zorgen over het uitblijven van een oplossing en de impasse waarin beide partijen verkeren. Men vindt dat beide partijen meer vredeswil moeten tonen en zich aan het internationaal recht moeten houden. So far so good. Maar wanneer dat wordt geconcretiseerd, en vooral wanneer er voorstellen worden gedaan hoe de partijen daartoe kunnen worden aangespoord, stelt men een kil en keihard beleid voor tegenover Israel, en meer steun voor de Palestijnen. Een citaat:

Het spreekt vanzelf dat de vredeskansen in het Midden-Oosten vooral worden bepaald door de bereidheid van beide partijen de onderhandelingen te goeder trouw te hervatten. Hiervan zal alleen sprake zijn indien Israëliërs en Palestijnen in meerderheid de overtuiging hebben dat een vredesregeling op basis van een tweestatenformule uiteindelijk in het belang van beide partijen is. Aan Palestijnse kant moet worden erkend dat de bezorgdheid in Israël over de verzekering van zijn veiligheid, nu en in de toekomst, legitiem is. Van de Palestijnen mag ruime medewerking worden verlangd om die bezorgdheid zoveel mogelijk weg te nemen. Die medewerking kan onder andere bestaan uit doeltreffend optreden tegen radicale Palestijnse groeperingen die op gewelddadige wijze strijden tegen de aanwezigheid van Israël als staat van het Joodse volk in de Arabische wereld. Uiteraard doet zich hier vooral een probleem voor met betrekking tot strijdgroepen in Gaza, welk gebied buiten de feitelijke controle valt van de Palestijnse Autoriteit. Een verzoening tussen Fatah en Hamas is daarom zeer gewenst. Contacten met Hamas mogen niet uit de weg worden gegaan.

Van Israëlische kant moet op korte termijn een radicale ommekeer in het nederzettingenbeleid worden geëist. De praktijk van de vestiging van Israëlische nederzettingen ver op Palestijns grondgebied staat immers op gespannen voet met de ruimte die er nog is om een levensvatbare Palestijnse staat te stichten. Met het negeren van herhaalde oproepen en waarschuwingen van de internationale gemeenschap om te stoppen met de uitbreiding van de nederzettingen, roept de Israëlische regering sterke twijfel op aan de ernst van haar verklaarde vredesintenties.

Indien Israël onverhoopt niet bereid blijkt een einde te maken aan de groeiende kolonisering van de bezette gebieden, ontkomen verantwoordelijke actoren binnen de internationale gemeenschap er niet aan op woorden van protest ook daden te laten volgen. Met andere woorden, aan aanhoudende schendingen van het internationale recht en bindende uitspraken van de Veiligheidsraad moeten in de geschetste situatie consequenties worden verbonden. Voor de Europese Unie zou dat een beperking of bevriezing van haar betrekkingen met Israël kunnen betekenen (in elk geval geen opwaardering van de samenwerkingsrelatie) en, als uitvloeisel van internationale juridische verplichtingen, het afkondigen van een verbod op importen van producten uit de Israëlische nederzettingen in de bezette gebieden.

En:

Tot slot moet Nederland er in algemene zin met gelijkgezinde landen op toezien dat beide partijen hun verplichtingen op grond van het internationale recht nakomen en dit zo nodig helpen effectueren. De historische banden en verbondenheid met Israël mogen geen reden zijn Israël te ontzien op het punt van het schenden van rechtsregels.

Maar de banden met Palestina en het misplaatste schuldgevoel tegenover hen mogen ook geen reden zijn de Palestijnen te ontzien op het punt van het schenden van de rechtsregels, lijkt me zo. Het verschil in toonzetting is opvallend, en dit wordt verder nergens toegelicht: “Van de Palestijnen mag ruime medewerking worden verlangd om die bezorgdheid zoveel mogelijk weg te nemen.” Terwijl: “Van Israëlische kant op korte termijn een radicale ommekeer in het nederzettingenbeleid worden moet worden geëist.”, waarbij precies uit de doeken wordt gedaan hoe het land gestraft moet worden als het zich hier niet onmiddellijk naar schikt. Bevriezing en zelfs beperking van akkoorden en diplomatieke samenwerking, en een boycot van alles wat met de nederzettingen te maken heeft. Toe maar. Zover gaan we bijna nooit, en we hebben goede banden en werken nauw samen met tal van landen waar de mensenrechten op grotere schaal en grovere wijze worden geschonden. En de Palestijnen?

Ondertussen verdient het aanbeveling om de Palestijnen betalingsbalanssteun te geven en hen te ondersteunen bij de versterking van de Palestijnse staatsinstellingen. Verder pleit de AIV ervoor dat de EU eventuele juridische steun verleent aan diegenen aan Palestijnse zijde die het slachtoffer zijn van het Israëlische beleid. In dit verband roept de AIV in herinnering dat EU-Heads of Mission in Jeruzalem en Ramallah in het verleden diverse mogelijkheden voor rechtsbijstand hebben voorgesteld. Het komt er nu op aan deze te realiseren.

Een dergelijke EU-inzet (die neerkomt op enerzijds het consistent toepassen van internationale rechtsregels en hieraan ook consequenties verbinden – zie ook het volgende hoofdstuk – en anderzijds ondersteuning van Palestijnse zijde waar mogelijk) kan zorgen voor een nieuwe dynamiek in het vastgelopen vredesproces en kan partijen er wellicht toe bewegen de gang naar de onderhandelingstafel weer te overwegen – hetgeen een eerste vereiste is voor de hervatting van het onderhandelingsproces.

Ferme dwang

De Palestijnen krijgen, ongeacht of zij meewerken aan de onderhandelingen en bereid zijn aan Israels veiligheidswensen tegemoet te komen, meer geld en juridische steun. Het rapport stelt meermaals dat aan de aanbevelingen en voorstellen consequenties moeten worden verbonden, en dat juist het ontbreken daarvan een oorzaak is dat het vredesproces op zijn gat ligt. Er zijn teveel factoren aan beide kanten die implementatie van de al zo vaak voorgestelde maatregelen in de weg staan, en daarom moeten zij van buiten onder druk worden gezet om dit wel te doen, aldus het rapport. Waarna men alleen concrete voorstellen doet om Israel onder druk te zetten. Hoewel het rapport meermaals benadrukt dat de bevolking aan beide kanten warm gemaakt moet worden voor vrede, en beide partijen het zelf moeten willen, wil men Israel via ferme dwang aanpakken. Iedere logica hiervoor ontbreekt, maar tussen de regels door is duidelijk dat men Israel als sterkere partij hoofdverantwoordelijk houdt en denkt dat als zij maar genoeg concessies doet, er vanzelf vrede komt. Men wijt het Palestijnse extremisme vooral aan de bezetting, dus dat is daarmee opgelost, en ook Hamas zou best bereid zijn tot vrede indien met zachte hand bewogen tot verzoening met Fatah – dat zoals we weten, Israel allang heeft erkend en niet kan wachten op de dag dat de vrede uitbreekt. En Hamas en een zachte hand gaan ook prima samen, zo leert te ervaring.

Het vreemde is dat men met al die nadruk op steun vanuit de bevolking geen enkel oog heeft voor hoezeer Israel zich al geïsoleerd voelt. De geschiedenis van Israel is getekend door een gevoel er alleen voor te staan en alleen door zeer slim te opereren met gebrekkige steun toch steeds weten te overleven. Vaak dacht men dat dit het einde zou zijn, of dat het zionistische project überhaupt niet zou slagen. De steun van Amerika, vanaf 1967 Israels trouwste bondgenoot, is overigens ook niet altijd even royaal geweest, en daartegenover staan vele tientallen landen die Israel ronduit vijandig gezind zijn en het land diplomatiek consequent tegenwerken. Of het nou gaat om het Rode Kruis, om UNESCO, om vertegenwoordiging in talloze VN instituties, internationale evenementen van allerlei aard, steeds weer wordt Israel gedwarsboomd door de Arabische, islamitische en zogenaamde niet-gebonden landen. De EU neemt daarbij lafhartig vaak een neutrale positie in, en steun krijgt Israel dan vooral van de VS, Canada en nog enkele landen. En vaak verliest het de diplomatieke strijd, want de VS wil er ook niet continu zijn handen aan branden en heeft bovendien eveneens sterke banden met de Arabische wereld. Israelische instellingen, zowel in Israel zelf als op de Westoever, zijn geregeld doelwit van boycots. Israelische sporters kunnen rekenen op fluitconcerten, scheldpartijen en soms erger, en Arabische tegenspelers weigeren geregeld tegen ze te spelen. Israelische wetenschappers worden soms uitgesloten van internationale conferenties en artiesten weigeren steeds vaker in Israel (dus niet op de WB) op te treden. Dit alles geeft, nog bovenop de Joodse geschiedenis van uitsluiting en vervolging, een diep gevoel van isolement, onrecht en er alleen voor staan.

Diplomatie

De in het rapport voorgestelde sancties zullen dat gevoel verder versterken en daarmee de rechtse en nationalistische tendensen in politiek en samenleving versterken. Het zal zelfs voor linkse en kritische mensen moeilijk zijn om de rechtvaardigheid van een dergelijk eenzijdig rapport in te zien. Ook bekende vredesactivisten zoals Amos Oz hebben zich in het verleden fel verzet tegen eenzijdige boycots en sancties en ik denk niet dat zij achter de voorgestelde maatregelen zullen staan. Stel dat de Nederlandse regering de voorstellen uit het advies allemaal overneemt, dan is de kans dat Israel zich daar iets van aantrekt nihil, wat vervolgens tot de eeuwige verzuchting zal leiden dat Israel zich nooit wat aantrekt van internationale kritiek. Het advies staat overigens ook vol met die bewering, en daarom vindt men het tijd voor hardere maatregelen. Die aantijging is niet geheel terecht. Israel heeft zich van sommige kritiek wel degelijk wat aangetrokken, en houdt bij veel acties rekening met de sentimenten in de internationale gemeenschap. Bij sommige zaken zou dat nog wel wat meer mogen, maar dat bereik je niet altijd door hard te schreeuwen en een grote stok mee te brengen. Vaak is een mengeling van de ‘carrot’ en de ‘stick’ nodig, en is lobbyen achter de schermen effectiever dan je spierballen laten zien.

Het rapport ademt een sfeer van frustratie, ongeduld en de idee dat wie niet wil luisteren maar moet voelen. Maar zo werkt de internationale diplomatie niet. Israel is geen kind dat opgevoed moet worden, maar een zelfstandig land met eigen belangen en een gezond wantrouwen naar paternalistische Europeanen, die de geschiedenis blijkbaar even zijn vergeten en voor hen willen bepalen wat zij moeten doen en hoeveel risico’s voor vrede men moet nemen. En hoewel het rapport wel zegt dat Israels veiligheid gegarandeerd moet worden, blijkt daarvan niks in de concrete uitwerking en voorstellen. Men stelt de positie van de Palestijnse Autoriteit en de PLO en ook Hamas veel te rooskleurig voor en miskent de diepe haat tegen Israel en Joden die de Palestijnse samenleving, evenals de Arabische wereld, kenmerkt. In een volgende blog ga ik verder in op hoe men eerdere vredesonderhandelingen beoordeelt, en op wat volgens mij beter zou helpen om tot vrede te komen.

Ratna Pelle

 

Share