mrt 122012
 

Bron: Sarah Whitlau / NIW ~ 6 maart 2012

 

Discussies over of Israël nu wel of geen rechtsstaat is worden eindeloos gevoerd. Maar hoe werkt het eigenlijk? Het Israëlisch rechtssysteem voor beginners. De staat Israël heeft vanaf haar ontstaan in 1948 een parlementair systeem gehad. Het parlement, de Knesset, heeft 120 leden die in directe verkiezingen worden gekozen. De minister-president wordt direct gekozen. De president van de staat wordt gekozen door Knessetleden. De functie is vooral ceremonieel.

De theorie

Het rechtssysteem in Israël is een zogenaamd gemengd rechtssysteem. Dat betekent dat, hoewel het zijn basis vindt in het Engels gewoonterecht (common law), het ook facetten van staatsburgerlijk recht (civil law) kent. Common Law rechtssystemen ontstaan uit wat men gebruikelijk acht (gewoonterecht) en jurisprudentie (case law). Daarbij hoort ook een jurysysteem, dat in Israël echter nooit is ingevoerd. De meeste Europese landen hebben een rechtssysteem, waarbij de wet- en rechtsvorming gebaseerd is op het oude Romeinse rechtssysteem, waarbij de wet vastgelegd is in wetboeken. De mengeling die Israël kenmerkt vindt zijn oorsprong in de geschiedenis. Onder het Brits Mandaat werd veel van de wetgeving verengelst, maar de Britten behielden het Ottomaanse systeem van familierecht dat religieuze hoven van de verschillende religies de ruimte geeft om hun wetten te implementeren. Nog steeds valt familierecht in Israël onder religieuze gerechtshoven.

Geen grondwet

Toen Israël in 1948 onafhankelijk werd, werd meteen de Law and Administration Ordinance doorgevoerd, waarin stond dat de wetten die tot dan toe gebruikt werden in het gebied, geldig zouden blijven, zolang ze niet in tegenspraak waren met de principes van De Onafhankelijkheidsverklaring. In de verklaring zelf staat dat er voor 1 oktober 1948 een grondwet moest komen. Dat is er nooit van gekomen. De Onafhankelijkheidsverklaring zelf wordt ook niet gezien als een constitutioneel document. Wel moeten wetten geïnterpreteerd worden in overeenstemming met de Onafhankelijkheidsverklaring.

Het Hararibesluit

In 1950 nam de Knesset het zogenaamde Hararibesluit. In plaats van onmiddellijk een complete grondwet te ontwerpen, zou het document in delen gevormd worden. Elk onderdeel zou een Basiswet heten en tezamen zouden zij een grondwet vormen. De Basiswetten zijn verschillende onderdelen met wetgeving die de politieke structuur van de staat afbakenen. Tussen 1958 en 1988 passeerden negen Basiswetten de Knesset, die allen over staatsrechtelijke functies en instellingen gingen. In 1992 werden de eerste twee Basiswetten actief die over menselijke rechten gingen: de Wet Menselijke Waardigheid en Vrijheid en de Wet Vrijheid van Beroepsuitoefening.

Suprematie

Hoewel het zijn basis in gewoonterecht kent, gaat het systeem steeds meer richting een gecodificeerd staatsrechtsysteem. In 1977 werd het strafrecht gecodificeerd. En sinds de jaren 90 is het ministerie van Justitie bezig met het codificeren van het burgerlijk recht. In Israël geldt het zogenaamdestare decisis, dat wil zegen dat een regel of wet, uitgevaardigd door een hof, geldt voor alleen lagere hoven. Zoals gezegd kent het geen jurysysteem. In plaats daarvan is de rechter degene die de situatie beoordeelt in het licht van het recht. Het systeem hanteert het principe dat een verdachte onschuldig is tot het tegendeel bewezen is.

Gerechtshoven

Er zijn drie soorten rechtshoven: de ‘gewone’ rechtbank (beet mishpat hashalom), de arrondissementsrechtbank (beet mishpat mechozi) en het hooggerechtshof (beet mishpat elion). De ‘shalomrechtbank’ wordt voorgezeten door een rechter en gaat over alle civielrechtelijke zaken tot aan een miljoen sjekel (ongeveer 200.000 euro), uitgezonderd zaken over eigendom van land, en strafzaken waarbij de maximale straf zeven jaar of meer is. De arrondissementsrechtbank gaat over alle civiele en strafrechtelijke zaken die niet onder de jurisdictie van de shalomrechtbank vallen. De rechtbank heeft of een of drie rechters. Deze rechtbank hoort beroepszaken van de shalomrechtbanken.

Hooggerechtshof

Het hooggerechtshof (Supreme Court of beet mishpat elion) staat bovenaan in de hiërarchie van de rechtspraak. Het is de laatste mogelijkheid voor beroep, maar heeft ook een andere functie, die van High Court of Justice in Israël Bagatz genoemd naar het Hebreeuwse acroniem in het Hebreeuws. In die hoedanigheid doet het uitspraken over zaken die individuen aanspannen tegen de overheid of publieke instanties.

Joods en democratisch

De staat Israël is in de Onafhankelijkheidsverklaring omschreven als zowel een Joodse staat als een democratie die mensenrechten respecteert. Hoewel het Joods recht niet overal is geïmplementeerd, is het Joodse karakter van de staat wel te zien in bepaalde wetgeving. Bijvoorbeeld in de wet Recht op Terugkeer uit 1950, die zegt dat in ieder geval iedereen met een Joodse grootouder het recht heeft op Israëlisch staatsburgerschap. Tot slot is het zo dat, mocht er geen antwoord gevonden worden op een juridische kwestie in de geschreven wet, in de jurisprudentie of door analogie, ‘er besloten moet worden in het licht van de principes van vrijheid, gerechtigheid, billijkheid en vrede van het Israëlisch erfgoed’.

De praktijk

Heel mooi allemaal, maar hoe werkt het in de praktijk? Itay Frost is jurist. Hij is tweede in rang bij het kantoor van de Openbare Aanklager in het district Tel Aviv. Daarnaast is hij filosoof. Hij maakt het systeem in de dagelijkse praktijk mee en publiceert daar ook over. Hij kan antwoord geven op vragen als: hoe werkt het met de scheiding der machten in Israël? „Wij hebben hier een uitvoerende, een wetgevende en rechterlijke macht, die onafhankelijk van elkaar opereren. Ons rechtssysteem is daarbij zo min mogelijk politiek. Er is weliswaar sprake van politieke spanningen binnen de rechterlijke macht, maar die hebben meer te maken met een dispuut tussen een formalistische manier van rechtspreken en een activistische manier van rechtspreken. De eerste richt zich vooral op de letter van de wet, de tweede vooral naar de geest van de wet en die vindt dat de reikwijdte van de wet verder moet gaan.”

Keerpunt

1992 vormt een keerpunt in het rechtssysteem van Israël. Het is het jaar dat de Basiswet Menselijke Waardigheid en Vrijheid tot stand komt. „Meestal ontstaat een grondwet op een dramatisch moment in de geschiedenis van een land, zoals bijvoorbeeld in de Verenigde Staten of Frankrijk. Bij ons was dat niet zo. De Basiswetten zijn stuk voor stuk geschreven in de laatste decennia. De laatste twee Basiswetten zijn het Recht op Menselijke Waardigheid en Vrijheid, en de wet Vrijheid van Beroepsuitoefening. In de piramide van de rechtsorde staan deze twee bovenaan.” De Wet Menselijke Waardigheid en Vrijheid bestrijkt allerlei vrijheden, zoals het recht op leven, de integriteit van het lichaam, waardigheid, eigendom en privacy, maar niet alles. „Vrijheid van meningsuiting staat bijvoorbeeld niet in de Basiswet. Dat betekent niet dat er geen wetten over bestaan, in het gewoonterecht is daar rechtspraak over.” Tot 1992 was de heersende visie dat pas bij de samenvoeging van alle Basiswetten sprake zou zijn van een hogere normatieve status van deze wetten. In 1995 echter erkende het Hooggerechtshof dat zelfs vóór het compleet worden van een enkele grondwet, de twee Basiswetten Menselijke Waardigheid en Vrijheid, en Vrijheid van Beroep, een hogere normatieve status hebben. De Basiswetten bestrijken nog steeds niet alle constitutionele kwesties, en er is geen deadline gesteld voor het afronden van het proces. Volgens Frost functioneren de Basiswetten niet als volwaardige grondwet. „Het zijn nog steeds slechts wetten en ze kunnen dus veranderd worden.”

Dilemma

Maar Israël zit met een dilemma: in de Onafhankelijkheidsverklaring staat dat de staat Israël een Joodse staat is, en een democratie. Gaat dat samen? „Soms wel, en soms niet.” Frost geeft voorbeelden: „Een mooi voorbeeld is de zaak van Mustafa Dirani. Dirani, is een van de kidnappers van piloot Ron Arad, die in 1988 in Libanon in handen viel van de Sji’itische Amalbeweging. In 1994 nam Israël Dirani gevangen, onder meer om informatie over het lot van Arad te krijgen. In 2000 wendde Dirani zich tot de arrondissementsrechtbank in Tel Aviv voor een schadevergoeding van zes miljoen sjekel (ongeveer 1,2 miljoen euro). Hij zou tijdens zijn ondervragingen gemarteld en verkracht zijn. In 2004 werd hij bij een gevangenenruil vrijgelaten. Na terugkeer in Libanon liet Dirani weten dat Amal samenwerkte met Hezbollah, en dat hij aan het hoofd van deze organisatie stond. De staat wendde zich tot de rechtbank met het verzoek om de aanklacht van Dirani ongegrond te verklaren. Hij was immers een vijand van de staat. Het verzoek werd afgewezen: Dirani mag zijn aanklacht doorzetten.” Dat klinkt behoorlijk democratisch.

Gezinshereniging

Soms wel betekent dus ook soms niet. Een actueel voorbeeld laat de andere kant zien. „Een heel recente beslissing van Bagatz is dat de Wet Burgerschap en Immigratie in Israël grondwettelijk is. De wet werd in 2003, tijdens de Tweede Intifada ingevoerd en voorkomt hereniging van Israëlische Arabieren met echtgenoten uit de Palestijnse gebieden, of landen, zoals Iran, Irak, Libanon en Syrië. Bij invoering was het doel, en dus de argumentatie vooral: veiligheid. Maar volgens sommigen geldt dat argument niet meer, en is de wet in strijd met de Basiswet Menselijke Waardigheid. Bagatz heeft besloten dat dat niet zo is.” Op het oog zou de wet geen ongelijkheid in de hand werken. Immers, het geldt ook voor Joodse Israëli’s dat ze niet meer kunnen trouwen en samenwonen met iemand van de Westelijke Jordaanoever. Maar Joden trouwen zelden met Palestijnen.

Westelijke Jordaanoever

Naast de ingewikkelde combinatie Joodse staat en democratie heeft Israël te maken met nog meer problemen die elders niet gelden. Welk rechtssysteem geldt eigenlijk op de Westelijke Jordaanoever? „Israël heeft het bestaande Jordaanse rechtssysteem in tact gelaten, maar in principe is de Palestijnse Autoriteit met eigen rechtbanken en een eigen politie nu verantwoordelijk voor zijn burgers. Voor het in de gebieden aanwezige leger geldt de Militaire Wet. Daarin is ruimte voor wat Defense Emergency Regulations heet, verordeningen die in noodsituaties kunnen worden uitgevaardigd om de staat of burgers te beschermen. Dat is eigenlijk een soort superwet die zegt: we kunnen doen wat we willen.” De wet is een erfenis van de Britten, en geeft de regering ‘potentieel het recht om burgers te arresteren en vast te houden zonder opgaaf van reden, om bezittingen te vorderen en het civielrechtelijke systeem te omzeilen’, zoals een commentator het in Ha’aretz formuleerde. De aanwezigheid van Israël op de Westelijke Jordaanoever levert interessante problemen op, legt Frost uit. „Kolonisten werden in eerste instantie vervolgd binnen de Israëlische wet, maar zij zeiden: wij zijn geen Israëli’s want we wonen niet in Israël. Dat is niet ontvankelijk verklaard. Ook kunnen inwoners van de Westelijke Jordaanoever zich wel tot Bagatz wenden, hoewel ze dus geen inwoners van Israël zijn.”

Bijzondere situatie

Doordat Israël constant in staat van oorlog is ontstaat er een bijzondere situatie. „In zekere zin staan mensenrechten ons daarbij in de weg. Veiligheid is soms belangrijker dan die rechten, zou je kunnen zeggen. Dat ligt heel ingewikkeld. Die situatie heeft wel tot gevolg gehad dat ons hooggerechtshof zaken heeft behandeld die nergens anders in de wereld zijn besproken. Zo heeft het bijvoorbeeld uitspraken gedaan over martelen. Daar zijn door de rechtspraak kaders voor gesteld. Een ander voorbeeld is het doden van een terrorist voordat hij een terroristische daad begaat. Daar is nu rechtspraak over.”

Share