Haifa 1949; de vestiging van de Joodse staat was een tragedie voor veel Palestijnse Arabieren, maar een nieuw begin voor veel ontheemde Joden. [Foto van Flickr/Jewish Agency onder Creative Commons License]
De verovering van Israël
Gepubliceerd op 29 februari 2012 in het Friesch Dagblad
“Ik heb veel gedood. Ik vocht voor mijn land. Dat deden we allemaal. De oorlog heeft ons zo gemaakt, we konden niet anders, begrijp je. Ja, het is fout, een gat in onze ziel. Maar dat land, dat was van ons. Eindelijk. Niet weer delen met vreemdelingen. Weg ermee!”
Aan het woord is Leah, afkomstig uit Roemenië, die kort na de onafhankelijkheid naar Israël emigreerde. Ze zat bij de Palmach en vertelt hoe ze huizen van Arabieren afpakten en hoe ze eigenhandig Arabieren doodschoot die ’s nachts terugkwamen om hun spullen op te halen.
Ruth de Jong-Hotze tekent haar verhaal op in haar wekelijkse column voor het Friesch Dagblad. Even daarvoor legt Hotze uit dat ‘na de onafhankelijkheidsverklaring de oorlog pas goed losbreekt, en duizenden Arabieren uit hun grote huizen in Haifa vluchtten’. In feite was de strijd om Haifa echter al voorbij; die had circa drie weken eerder plaats gevonden, voor de invasie van de Arabische buurlanden. Hotze is vaker slordig met feiten en laat veel essentiële context weg. Zo hebben zowel de Britten als de Joodse leiders in Haifa de Arabieren gesmeekt om te blijven na de overwinning van de Haganah. De Arabische leiders stonden er echter op dat de stad geëvacueerd moest worden en riepen alle Arabieren op te vertrekken. Men verzocht hiervoor zelfs de zionisten om assistentie. Op Arabische radiozenders werd gemeld dat een invasie eraan kwam en de zionisten spoedig verslagen zouden worden.
Er was natuurlijk chaos, er waren Joodse strijders (vooral van de Lechi) die Arabische huizen plunderden, maar het beeld dat Hotze schetst is op zijn best misleidend. De Joden waren bereid Haifa (en Palestina) te delen met de Arabieren. Zij hadden met het VN delingsplan ingestemd en waren uitzinnig van vreugde toen dat een tweederde meerderheid kreeg. Hotze beschrijft dit delingsplan als volgt: “Het is november 1947. De VN hebben zojuist besloten dat Palestina het thuisland voor de Joden gaat worden”. De 45% van het mandaatgebied (waarvan in 1922 al Transjordanië was afgesplitst) die aan de Arabieren was toegewezen wordt gemakshalve vergeten. Slordigheid? Of passen een aantal feiten niet in het beeld dat zij (steeds) wil geven: dat Israël voor de Joden een mooi land is, maar dat met de stichting de Arabieren een groot onrecht is aangedaan. In haar columns worden zij doorgaans als slachtoffers neergezet, als passief, zoals in dit verhaal waarin vluchtelingen zomaar uit hun huizen worden verdreven en door zionisten als Leah worden doodgeschoten. Misschien wilde Leah het land echt niet delen met de Arabieren; misschien was zij blij om iedere Arabier die vertrok. Maar dat was niet het beleid van het zionistische leiderschap en daarna de staat Israël. De Arabieren zijn gevlucht uit angst voor oorlogsgeweld, vanwege geruchten over vreselijke slachtingen, daadwerkelijke gevechten, verdrijving en oproepen van het Arabische leiderschap te vertrekken. Voordat de grote massa’s vluchtten waren de notabelen en lokale leiders al vertrokken.
Het verlies van een groot deel van de Arabische samenleving in Palestina is zeker tragisch. Zo’n 700.000 Arabieren zijn gevlucht en meer dan 400 dorpen verwoest. Zij waren zelf echter alles behalve passief. Leah heeft het niet meegemaakt, maar in de maanden voor haar komst zag het ernaar uit dat de Yishoev, de Joodse gemeenschap in Palestina, de oorlog zou verliezen. Jeruzalem was geblokkeerd en de 100.000 Joden daar dreigden te verhongeren. Ook andere (afgelegen) plaatsen konden niet worden bevoorraad, omdat er continu overvallen werden gepleegd op Joodse konvooien. De Britten keken toe, en de Haganah was niet in staat de konvooien voldoende te beschermen. Ondertussen dreigden de buurlanden met oorlog als de Britten vertrokken, en in de VN werd al gesproken over het opschorten van het delingsplan (en daarmee van het Joodse recht op zelfbeschikking en de mogelijkheid de honderdduizenden overlevenden van de Holocaust die – zoals Leah – deels in kampen op Cyprus waren geïnterneerd, binnen te halen). Zelfs Amerika dreigde haar steun voor deling in te trekken omdat de Joden hun staat niet zouden kunnen verdedigen tegen de Arabieren en die daarom niet levensvatbaar zou zijn. In die omstandigheden besloot de Yishoev tot de aanval over te gaan in de hoop het tij te keren voor het vertrek van de Britten.
Het is mooi dat mensen als Leah zo openhartig praten over wat ze deden en zichzelf niet sparen, al kunnen herinneringen na 60 jaar aardig vertekend raken. Het is ook mooi dat mensen als Hotze hierover berichten. Het is niet mooi, en vooral ook niet juist, wanneer in die stukjes Israël telkens als de agressor wordt neergezet en de Arabieren als slachtoffers.
Ratna Pelle
medewerkster www.israel-palestina.info