feb 012012
 

Op dinsdag 24 januari is in het Friesch Dagblad een interview verschenen tussen Lodewijk Born en Wim Minnaard, waarin de ervaringen van Minnaard als waarnemer van verdrukte Palestijnen aan bod komen.

Hij verblijft sinds november vorig jaar als vrijwilliger voor een project van de Wereldraad van Kerken op de Westelijke Jordaanoever en houdt zich daar vooral bezig met de situatie van de mensenrechten.

Het vraaggesprek laat weer het bekende beeld zien van de oppermachtige onderdrukker Israël tegenover machteloze inwoners van de Westbank. Bovendien worden de waarnemingen alleen vanuit Palestijns perspectief bekeken. Opvallend is de motivatie waarmee de heer Minnaard zijn werk als waarnemer doet. Hij groeide op in de jaren na de tweede Wereldoorlog. Men had toen nog bewondering voor het kleine en dappere Israël. In de loop der jaren kreeg Minnaard steeds meer oog voor recht en onrecht en raakte in de Afrika – Midden-Oosten – afdeling van ICCO zijdelings betrokken bij wat er in Israël en Palestina gebeurde. Hij vond dat Israël steeds meer fouten maakte. Er zijn talloze voorbeelden van deze veranderende inzichten die mogelijk reacties op de jaren na de Tweede Wereldoorlog zijn en nu naar de andere kant doorslaan.

Er wordt in het vraaggesprek expliciet genoemd dat er sprake is van een voortdurende bezetting van Palestijnse gebieden. Dit zo te noemen ziet de heer Minnaard niet als eigen verzinsel want hij beroept zich op allerlei, niet bij name genoemde, relevante resoluties van de VN Veiligheidsraad. Dit is een argument wat vaak bij missies van hulporganisaties in de Palestijnse gebieden wordt gebruikt. Wanneer de VN iets in het nadeel van Israël vastlegt, dan wordt dat als correct aangenomen. Vergeten wordt dat de landen die anti Israël zijn, een van doorslaggevende invloed hebben op de uitkomst van resoluties. Juridisch gezien is de status van bezetting van de Palestijnse gebieden echter onduidelijk en die moet daarom in onderhandelingen worden vastgesteld. Bovendien werd in de zomer van 2005 de Gazastrook ontruimd en kreeg de Westelijke Jordaanoever na de Oslo-akkoorden in 1994 in bepaalde gebieden een beperkte autonomie. Het Palestijnse bestuur in deze gebieden werd de Palestijnse Autoriteit. Om het onderscheid tussen gebieden met beperkte Palestijnse autonomie en gebieden onder volledig Israëlische bestuur te omschrijven, werd het gebied ingedeeld in, A: Civiel en militair bestuur door de Palestijnse Autoriteit, voornamelijk steden. B: Civiel bestuur door Palestijnse Autoriteit, militair bestuur door Israël, voornamelijk platteland. C: Civiel en militair bestuur door Israël, met name gebieden met veel nederzettingen en rond de afscheiding barrière.

Minnaard vindt het van het grootste belang dat er naar de Palestijnen wordt geluisterd, wier stem “al decennia niet gehoord wordt, niet door Israël en niet door de internationale gemeenschap”. Dit komt absoluut niet overeen met de werkelijkheid. Al tientallen jaren wordt er mondiaal heel veel aandacht geschonken aan de Palestijnen en hun positie, waarbij tegelijk aan de belangen van Israël voorbij wordt gegaan.

Minnaard heeft tijdens zijn waarnemingen gezien dat er bijvoorbeeld huizen werden verwoest. Die zijn echter meestal illegaal gebouwd en een ieder die zonder bouwvergunning bouwt in de C gebieden loopt het risico dat zijn bouwsel moet worden afgebroken. Volgens Missing Peace treden de Israëlische autoriteiten in de praktijk minder vaak op tegen Arabische illegale bouw dan tegen de illegale bouw door kolonisten. In de strijd om het land bouwen beide kanten regelmatig zonder vergunning en deels op land dat zij niet in eigendom hebben. Zo staan hele Arabische wijken en zelfs een vluchtelingenkamp op grond die ooit door het Jewish National Fund was aangekocht en na 1948 door Jordanië was bezet.

De IDF zou volgens Minnaard alleen maar eigen burgers beschermen. In de Gedragscode van de IDF tegen militanten en Palestijnse burgers uit 1992 staat dat de militairen waardigheid en eerbied aan de Palestijnse bevolking moeten tonen. Israëlische militairen die zich misdragen tegenover Palestijnse burgers kunnen en moeten daarvoor in Israël worden gestraft.

De aanvallen van kolonisten op Palestijnse dorpen, die de waarnemer van op afstand heeft meegemaakt, moeten uiteraard worden afgekeurd maar er wordt voorbij gegaan aan de afschuwelijke moord in Itamar waar Palestijnse terroristen vijf onschuldige burgers, waaronder een baby’tje van vier maanden, met messteken om het leven hebben gebracht.

Uitgezonden worden met een speciale opdracht kan op zichzelf positief zijn, maar de missiedrang van de heer Minnaard is enkel maar gericht op de belangen van Palestijnse burgers en kan daarom onmogelijk als goed gekwalificeerd worden. Wim Minnaard heeft oog voor het Palestijnse leed maar kijkt de Israëlische kant van het conflict weg.

Opvallend is dat aan het eind van het interview het begrip ‘oecumenische betrokkenheid’ wordt aangehaald. Oecumene is de beweging die verbroedering van de hele wereld nastreeft. Daar hoort Israël zeker ook bij. Waarnemingen die geen oog hebben voor de Israëlische kant van het conflict kunnen daarom niet onder de noemer ‘oecumenische betrokkenheid’ worden geplaatst.

Tj T

(Een kortere versie hiervan verscheen als ingezonden brief in het Friesch Dagblad.)

Share

  One Response to “Als waarnemer ogen en stem van verdrukte Palestijnen”

Comments (1)
  1. “[area] C: Civiel en militair bestuur door Israël, met name gebieden met veel nederzettingen en rond de afscheiding barrière.” Dat is wel meer dan 60% van de Westoever!

    En waarom wordt er “illegaal” gebouwd? Omdat Palestijnen er geen bouwvergunning kunnen krijgen.