Verschenen in het Friesch Dagblad van 2 april 2012.
Standaard persberichten doen Israël tekort.
Internationale persbureaus schrijven vaak kritisch over Israël. Het Friesch Dagblad moet dergelijke berichten van de juiste context voorzien.
Opinie
Vrijdag 23 maart werd in het Friesch Dagblad een kort bericht gepubliceerd over onderzoek van de VN-raad naar Joodse nederzettingen; ‘VN-raad onderzoekt Joodse nederzettingen’. Gelet op de inhoud van dit bericht zal het waarschijnlijk niet zijn opgesteld door journalisten in dienst van het Friesch Dagblad zelf, en in plaats daarvan overgenomen is van een groot persbureau. Een selectie maken van het buitenlandse nieuwsaanbod wat afkomstig is van internationale persbureaus zoals Reuter en Associated Press, of van het ANP, kan op zichzelf een goede manier zijn om nieuws in de eigen krant te plaatsen, maar dan moet het nieuws wel goed en correct gebracht worden. Bij de berichtgeving over Israël blijven deze grote bureaus vaak in gebreke. Dit bericht is daar een pijnlijk voorbeeld van.
Dictaturen
Het begint met de melding dat de Mensenrechtenraad van de VN op donderdag 22 maart een onderzoek heeft gelast naar de vraag in hoeverre de Joodse nederzettingen in bezet gebied de rechten van de Palestijnen schenden. Dat lijkt op het eerste gezicht plausibel maar dat is het niet. De Mensenrechtenraad wordt namelijk gedomineerd door dictaturen die mensenrechtenschendingen begaan die vele malen erger zijn dan die van Israël. De afgelopen tijd heeft de Raad ruim 90 resoluties aangenomen: daarvan gingen 23 tegen Israël en 1 tegen Syrië en Iran. De Raad bracht destijds het Goldstonerapport uit, dat onderzocht of er oorlogsmisdaden waren gepleegd tijdens Operatie Cast Lead eind 2008-begin 2009 in de Gazastrook. Bij nader inzien trok Goldstone het rapport terug, naar eigen zeggen omdat hij aanvankelijk niet wist wat hij later zou aantreffen. Het uiteindelijke rapport van de Amerikaanse rechter Mary McGowan Davis stelde dat: “Israël diverse bronnen beschikbaar had gesteld om de 400 beschuldigingen van operationele misdragingen in Gaza te onderzoeken” terwijl “ de gezaghebbende autoriteiten in Gaza (Hamas) geen enkele medewerking gaf ten opzichte van een onderzoek over de lancering van raketten en mortiergranaten tegen Israël.”
Pakistan had namens de Organisatie van Islamitische Samenwerking om het onderzoek naar de Joodse nederzettingen op de Westbank verzocht. Het onderzoek valt onder de noemer fact-finding missions, met toezicht vanuit de VN en de bedoeling om feiten op te sporen. Meestal gaan dergelijke missies naar onrustige’ of oorlogsgebieden. Het doel van de Organisatie van Islamitische Samenwerking is echter om de belangen van de moslims wereldwijd te behartigen. Dus niet die van Israël, wat ten onrechte het meest veroordeelde land door de Mensenrechtenraad is. Extreme schenders als Soedan of Syrië worden door die Raad niet of veel milder bekritiseerd.
Als Israël alle VN-resoluties zou opvolgen dan zou dat het eigen voortbestaan in gevaar brengen.
Voorts wordt in het bericht opgemerkt dat het volkenrecht het kolonialiseren van bezet gebied verbiedt. Maar het volkenrecht heeft als doel: Het primair reguleren van de betrekkingen tussen staten, behartigt daarnaast ook gemeenschappelijke belangen van staten en realiseert internationaal overeengekomen doelstellingen. Het verbieden van kolonisatie in bezet gebied valt daarbuiten. Bovendien bestaat geen overeenstemming over welke status de West Bank officieel heeft. Israël wijst er op dat het geen bezet gebied maar betwist gebied betreft, omdat onduidelijk is aan wie de Westoever in feite toebehoorde of toebehoort. Jordanië annexeerde in 1948 dit gebied illegaal, Israël veroverde het in 1967 op Jordanië. Op 31 juli 1988 deed Jordanië afstand van haar rechten op de West Bank. Mede als gevolg daarvan was Jordanië in staat in 1994 een vredesverdrag met Israël te sluiten. Juridisch gezien is de status dus onduidelijk.
Verderop in het bericht een melding over de uitspraak van het Internationaal Gerechtshof in Den Haag in 2004 dat de Joodse nederzettingen in Oost Jeruzalem en de rest van de Westbank illegaal zijn. Deze uitspraak was een advies, dus niet bindend, wat eigenlijk ook nog buiten de bevoegdheid van het Internationaal Gerechtshof valt en zeker geen vaststelling, zoals in het bericht zelf staat.
Tenslotte de mededeling dat premier Netanyahu dit onderzoek van de Mensenrechtenraad hypocriet noemt en dat die raad grotendeels negatief tegenover Israël staat. Met het oog op de samenstelling van de Mensenrechtenraad heeft hij daar in elk geval gelijk in.
Korte berichten zoals dit geven een onvolledig of zelfs onjuist beeld van een ingewikkelde situatie ter plekke. Dit geldt speciaal voor het Midden Oostenconflict, waarbij in de berichtgeving naast het Palestijnse leed, ook veel nadruk wordt gelegd op het gezag van de VN. De eisen van de VN ten opzichte van Israël zijn meestal volkomen eenzijdig. Als Israël alle VN-resoluties zou opvolgen dan zou dat het eigen voortbestaan in gevaar brengen. Arabische landen wensen een wereld zonder Israël en die landen hebben grote invloed op de VN. Het effect daarvan is ook terug te vinden in de standaardberichtgeving over het Midden Oostenconflict. Het hoort bij goede journalistiek om dit aan te tonen en het is daarom naar mijn mening een opdracht voor buitenlandredacties van regionale kwaliteitskranten, waarvan het Friesch Dagblad een uitstekend voorbeeld is, de verantwoordelijkheid op zich te nemen om niet kritiekloos berichten van grote persbureaus over te nemen.
Tjalling Tjalsma, bestuurslid van WAAR ( Werkgroep voor Accuratesse en Authenticiteit in Reportages ) http://www.waarnet.nl/