Mythes over vrede en obstakels

Laatste update 3-11-2012

  1. ISRAEL IS DE STERKSTE PARTIJ
  2. DE PALESTIJNEN HEBBEN AL 78% VAN HUN LAND AFGESTAAN
  3. HET GENEREUZE AANBOD OP CAMP DAVID
  4. BEZOEK SHARON AAN DE TEMPELBERG
  5. WIE WIL VREDE?
  6. DE BEZETTING IS HET PROBLEEM
  7. DE MUUR OF HET HEK
  8. HET ARABISCHE VREDESPLAN

Zie voor index mythes: Mythes en misvattingen over het Israëlisch-Palestijnse conflict

Zie voor een algemene analyse van de veranderende beeldvorming over het conflict: Beeldvorming over Israël en de Palestijnen en de media

 


ISRAEL IS DE STERKSTE PARTIJ

* Israël is de bovenliggende partij in het conflict, met het op vijf na sterkste leger ter wereld. Het heeft weinig te vrezen van de primitieve raketten van de Palestijnen. Israël controleert het leven van de Palestijnen en weet meestal feilloos aanslagen te voorkomen; aanslagen die waarschijnlijk niet waren gepleegd als de Palestijnen niet al decennia onder een vernederende bezetting moesten leven.

In de ogen van velen is Israël de machtigste partij in het conflict. Het Israëlische leger is toegerust met de modernste spullen, veelal uit de VS, en beschikt zelfs over kernwapens. Dus vanwaar al die angst voor een paar primitieve Qassam raketten en mortiergranaten? De werkelijkheid is ingewikkelder: Israël is niet alleen sterk maar ook kwetsbaar vanwege het kleine oppervlakte en de kleine bevolking. Bij een geslaagde inval kunnen vijandige legers in korte tijd oprukken naar de bevolkingscentra en strategische lokaties binnen Israël of deze met raketten bestoken. Ook vóór de bezetting van de Westoever werden er al aanslagen en aanvallen op Israël gepleegd, en tijdens de Oslo onderhandelingen vond er juist een golf van aanslagen door extremisten plaats.

Israël heeft niet alleen met de Palestijnen te maken maar ook met Syrië, Egypte, Hezbollah en Iran. Deze landen krijgen moderne spullen van eveneens de VS, van Rusland en/of China. Israël moet, gezien de geschiedenis in de regio, op het ergste voorbereid zijn en dus een gecombineerde aanval van haar buurlanden en eventueel Iran kunnen afslaan. De recente ontwikkelingen in de Arabische wereld onderstrepen deze noodzaak. Egypte praat openlijk over het ‘aanpassen’ van het vredesverdrag, en sommige politici hebben het zelfs over opzeggen daarvan. Hezbollah heeft tienduizenden raketten op Israël gericht en is binnen Libanon de machtigste gewapende groep. En er zijn sterke aanwijzingen dat Iran in een vergevorderd stadium is van de ontwikkeling van een atoombom.

DE PALESTIJNEN HEBBEN AL 78% VAN HUN LAND AFGESTAAN

* De Palestijnen hebben al 78% van hun historische grondgebied opgegeven, en eisen nu nog alleen de overgebleven 22%.
* De PLO erkende Israël al in 1988, maar heeft hier alleen maar meer nederzettingen en repressie voor teruggekregen.

Lord Balfour sprak de Britse steun uit voor een Joods nationaal thuis, generaal Edmund Allenby veroverde Palestina op de Ottomanen, en Herbert Samuel leidde in de eerste jaren het Britse mandaatgebied

Een afgebakend ‘historisch Palestina’ is er nooit geweest afgezien van het Britse mandaatgebied, en evenmin een land met die naam. Eeuwenlang maakte het omstreden gebied deel uit van enkele Ottomaanse districten, en de inwoners van diverse etnische en religieuze groepen, die eveneens in het huidige Jordanië, Libanon en Syrië leefden. ‘Palestina’ was doorgaans een aanduiding voor een landstreek, waartoe beide oevers van de Jordaan gerekend werden. Na de Eerste Wereldoorlog werd het Britse mandaatgebied genaamd Palestina gevormd, waarvan kort daarna het grootste deel weer werd afgesplitst om (Trans-)Jordanië te vormen. De 78-22% waarnaar vaker wordt gerefereerd is dus nogal relatief. (Zie ook Definitions of Palestine and Palestinian op Wikipedia).

De Britten en later de Volkenbond hadden besloten dat het gebied een thuisland voor de Joden zou zijn. Er werd aanvankelijk niet over percentages gesproken en een deling van het land was niet aan de orde. De Britten dachten in eerste instantie aan een soort federaal systeem onder hun auspiciën en probeerden bijvoorbeeld gemeenschappelijke instituties op te zetten van Joden en Arabieren, maar dit faalde met name vanwege de Arabische weigering met de Joden en de mandaat autoriteiten samen te werken. Hoewel de Zionisten het liefst het hele gebied hadden gehad, legden zij zich neer bij verschillende delingsplannen die werden voorgesteld. De Arabieren wezen ze allemaal af.

De 78% die (een meerderheid van) de Palestijnen bereid zouden zijn op te geven, betreft 78% van het land dat ze sinds 1967 claimen voor hun eigen staat. Het is geen gebied waar zij ooit soevereiniteit hebben gehad. De meesten geven ook niet het recht op om er te wonen, daar ze vasthouden aan het recht op terugkeer van de Palestijnse vluchtelingen. Waar ze vanaf zien is feitelijk de eis het grondgebied van Israël te besturen (voorlopig, tot ze binnen Israël de meerderheid zouden vormen na terugkeer van de vluchtelingen). Tussen 1948 en 1967, toen Jordanië de Westelijke Jordaanoever bezette en annexeerde, streefden de Palestijnen hier (althans officieel) geen eigen staat na. Hetzelfde geldt voor de Gazastrook die door Egypte was veroverd. Men streefde toen naar de ‘bevrijding’ van dat deel van Palestina waar Israël was gesticht. Na de Zesdaagse Oorlog veranderde dit, en streefde men bevrijding van het gehele gebied na. Dit is volgens sommigen bewijs dat het de Palestijnen meer om het elimineren van Israël ging en gaat, dan om een eigen onafhankelijke staat.

Wat de Palestijnen hebben gedaan is schoorvoetend inzien dat ze met de realiteit zullen moeten leven dat 78% van het voormalige Britse Mandaatgebied Palestina voorlopig een Joodse staat is. Functionarissen van de PLO, Fatah en de Palestijnse Autoriteit hebben er vaker op gezinspeeld dat deze erkenning tijdelijk is, en men een verdrag langs deze lijnen niet als een permanente oplossing ziet.

Bij het percentage van 78% moet tevens opgemerkt worden dat meer dan de helft van de inwoners van Israël oorspronkelijk uit het Midden-Oosten of Arabische landen afkomstig is: Israëlische Arabieren zowel als Joden uit Palestina en Joodse vluchtelingen uit andere Arabische landen (en Iran). Zij hebben dus altijd al op ‘Arabische grond’ gewoond.

Vanaf 1988 matigde de PLO haar traditionele standpunt dat geheel ‘historisch Palestina’ bevrijd moest worden door middel van gewapende strijd, en sprak voor het eerst van een twee-statenoplossing en onderhandelingen op basis van VN Veiligheidsraad resolutie 242 (aangenomen kort na de Zesdaagse Oorlog, waarin Israël werd opgeroepen zich uit bezette gebieden terug te trekken in ruil voor erkenning en veilige grenzen). Tegelijkertijd werd echter vastgehouden aan het recht zich met geweld te verzetten tegen de bezetting en aan de terugkeer van alle Palestijnse vluchtelingen. Deze ambiguïteit is kenmerkend voor de houding van de PLO tot op de dag van vandaag. Verzoenende verklaringen worden afgewisseld met strijdlustige taal en eisen die onverenigbaar zijn met een twee-statenoplossing. Ook in de daden van de PLO en de Palestijnse Autoriteit is deze ambiguïteit zichtbaar: zo werd tijdens het vredesproces op sommige momenten daadkrachtig opgetreden tegen terroristen, en op andere momenten werden zij met rust gelaten of zelfs gesteund. Tijdens de tweede Intifada heeft Arafat terroristen onderdak geboden in de Mukata, ze gefinancierd en verbaal aangemoedigd. De verdeeldheid onder de Palestijnen wat dit betreft komt ook duidelijk tot uiting in Hamas’ goedkeuring van zelfmoordaanslagen en president Abbas’ afkeuring ervan (omdat die de Palestijnse zaak niet meer helpen, niet omdat ze moreel verwerpelijk zijn). Ook onder Abbas worden echter terroristen die bloedige aanslagen op burgers op hun geweten hebben nog als helden vereerd en worden scholen en straten naar hen vernoemd.

Een twee-statenoplossing en ‘vrede op basis van resolutie 242’ worden aan beide kanten nogal verschillend uitgelegd. Resolutie 242 spreekt van een ‘rechtvaardige oplossing van het vluchtelingenprobleem’. Maar wat is rechtvaardig? Volgens Israël is terugkeer van de vluchtelingen (en hun miljoenen nakomelingen) per definitie strijdig met een twee-statenoplossing. Israël vindt dan ook dat de Palestijnen expliciet Israël als Joodse staat moeten erkennen, en dat het vluchtelingenprobleem binnen de nieuwe Palestijnse staat moet worden opgelost, zoals Israël de thuishaven is voor Joden en Joodse vluchtelingen. De Palestijnen weigeren onder meer vanwege de vluchtelingen Israël als Joods te erkennen. Volgens de Palestijnen zijn de Joodse nederzettingen per definitie strijdig met een twee-statenoplossing, en er wordt nog steeds bijgebouwd.

Zowel Israëli’s als Palestijnen zijn dubbelzinnig: er is vanaf pakweg 1990 een serieuze toenadering tussen beide partijen, en een twee-statenoplossing wordt aan beide kanten in brede kring (officieel) als oplossing gezien. Anderzijds blijven de eigen nationale doelen elkaar uitsluiten en worden extremisten aan beide kanten te weinig aangepakt.

De ‘stank-voor-dank’ erkenning van Israël door de PLO wordt door Israëli’s vaak omgedraaid: Israël heeft de Palestijnen verregaande autonomie gegeven en ze een staat aangeboden op bijna geheel de bezette gebieden, maar kreeg daar alleen maar terrorisme voor terug. Beide stellingen zijn een versimpeling van de werkelijkheid, maar het is een feit dat een aantal keren het Palestijnse geweld toenam na Israëlische concessies. Wanneer Israël zich ergens terugtrekt grijpen de extremisten helaas vaak hun kans, en de PA is te zwak om dat tegen te houden.

Israëli’s en Palestijnen proberen zich beiden als vredelievend en als slachtoffer van de ander te presenteren.

HET GENEREUZE AANBOD OP CAMP DAVID

Barak, Clinton en Arafat in Camp David, 11 juli 2000

* Israël bood Bantoestans aan in Camp David, en het is begrijpelijk dat Arafat dit ‘genereuze aanbod’ weigerde.

Israël bood in eerste instantie (in de zomer van 2000 in Camp David) inderdaad een Palestijnse staat aan die niet uit een aaneengesloten stuk land bestond, maar paste dit voorstel onder druk van de Amerikanen aan. In december 2000 te Washington werd een aaneengesloten gebied van ruim 90% van de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook aangeboden. Er kwamen destijds geen kaarten met de voorgestelde grenzen naar buiten, waardoor beide kanten verschillende versies van de onderhandelingen konden geven zonder dat dit kon worden tegengesproken. De Amerikaanse bemiddelaar Dennis Ross heeft in zijn boek ‘The Missing Peace’ uit 2004, dat uitgebreid op de onderhandelingen ingaat, wel kaarten opgenomen.

Clintons voorstel van dec. 2000 (bron: www.mideastweb.org)

In december 2000, na de start van de Tweede Intifada en Israëlische represailles, deed de VS een laatste poging om beide partijen tot een compromis te bewegen. De Amerikaanse president Clinton naderde het einde van zijn ambtstermijn in Israël stonden verkiezingen voor de deur na de val van het kabinet. Bill Clinton formuleerde ‘Bridging Proposals‘ die voorzagen in een Palestijnse staat in 95% van de Westelijke Jordaanoever, een landruil en een corridor naar Gaza, Palestijnse soevereiniteit over het luchtruim en over de Tempelberg (buiten de Klaagmuur), alsmede over de Arabische wijken in Jeruzalem. Palestijnse vluchtelingen zouden niet naar Israël kunnen zonder haar toestemming, en Israël zou enkele militaire posten houden op de Westoever, terwijl de Jordaanvallei voorlopig door een internationale troepenmacht zou worden gecontroleert. De Palestijnse staat zou geen volwaardig leger hebben, maar wel robuuste veiligheidstroepen voor grensbewaking en afschrikking. Dennis Ross citeerde de Saudische ambassadeur Prins Bandar Ibn Sultan: “Als Arafat niet accepteert wat nu geboden wordt, zal dat geen tragedie zijn maar een misdaad.”

Israël accepteerde deze voorstellen met reserveringen, maar Arafat weigerde ermee in te stemmen, met name omdat hij het ‘recht op terugkeer’ van de Palestijnse vluchtelingen naar Israël niet wilde opgeven, en ook omdat hij geheel Oost-Jeruzalem wilde hebben. In de vredesonderhandelingen in Taba die daarop volgden kwamen beide partijen niet dichter bij elkaar.

BEZOEK SHARON AAN DE TEMPELBERG

* Sharon veroorzaakte de Tweede Intifada door de Al Aqsa Moskee te bezoeken, een heilige plaats voor moslims.

Onder zware bewaking bezocht Ariel Sharon de Tempelberg in september 2000.

Op 28 september bezocht Sharon, de nieuwe leider van Likoed, de Tempelberg in Jeruzalem, een voor zowel joden als moslims heilige plaats. Ondanks geruchten onder de Palestijnen van het tegendeel heeft hij de Al Aqsa Moskee niet bezocht. Dit bezoek leidde tot grootschalige rellen, die uitmondden in de tweede intifada. Alle frustraties over het vastgelopen vredesproces en het uitblijven van verbeteringen in het dagelijkse leven van de Palestijnen, leken een uitweg te vinden. Er zijn echter sterke aanwijzingen dat de intifada niet geheel spontaan was, en mede was voorbereid door de PLO en de Palestijnse Autoriteit. Al maanden voor de uitbraak werden opruiende boodschappen uitgezonden op tv en radio, en vanaf het begin namen PA-functionarissen deel aan de intifada. In juli 2000, vlak na het mislukken van de Camp David onderhandelingen, zei PA-official Abu Ali Mustafa: “The issues of Jerusalem, de refugees and sovereignty will be decided on the ground and not in negotiations. On this point it is important to prepare the Palestinian public on the next step, because without doubt we shall find ourselves into conflict with Israel in order to create new facts on the ground…. I believe the situation will be more violent than the intifada.” Enkele maanden na het uitbreken van de tweede intifada vertelde PA communicatie minister Imad Al-Faluji tijdens een bijeenkomst voor vluchtelingen, dat de intifada was gepland door het PA leiderschap na het mislukken van Camp David. (Morris, Righteous Victims, 2001, blz. 662)

De intifada was het gevolg van het vastgelopen vredesproces, de voortgaande Israëlische bouw van nederzettingen, en doelbewuste Palestijnse propaganda. Ook andere landen hebben een kwalijke rol gespeeld. Zowel Frankrijk als de Arabische Liga hebben Arafat aangemoedigd niet te buigen voor ‘Zionistische voorwaarden’. In oktober 2000 hield de Arabische Liga een top waar men zich uitsprak voor het recht op terugkeer, soevereiniteit over geheel Oost-Jeruzalem en steun voor de tweede intifada. Het bezoek van Sharon aan de Tempelberg was een provocatie op een moment dat de situatie al zeer gespannen was. Zonder Sharons bezoek had zich hoogstwaarschijnlijk een andere gelegenheid voorgedaan. Bovendien had de veiligheidchef van de PA gezegd dat er geen gevaar voor escalatie was.

WIE WIL VREDE?

* In tegenstelling tot Sharon, Olmert en Netanyahu, wil Abbas echt vrede, en heeft hij een eenzijdig bestand bewerkstelligd waardoor er in Israël nauwelijks nog aanslagen zijn gepleegd. Ook Hamas houdt zich doorgaans aan een wapenstilstand en voert zelden nog aanvallen uit, en is onder voorwaarden ook tot vrede met Israël bereid. Abbas is welwillend maar heeft niet het gezag en de macht om meer te doen dan hij nu doet. Hij wordt door de voortdurende bouw in de nederzettingen en de radikale kolonisten gefrustreerd; Israël moet als sterkste partij de eerste stap zetten, en zal dan in Abbas een welwillende partner vinden.
* In tegenstelling tot Abbas en de Palestijnse Autoriteit, die het terrorisme blijven steunen, wil Israël slechts vrede. De terugtrekking uit de Gazastrook heeft aangetoond dat nederzettingen geen obstakel tot vrede zijn. Ook in de Sinaï zijn eerder nederzettingen opgegeven om tot vrede te komen. Wat ontbreekt is een vredespartner aan Palestijnse kant.

Beide partijen beweren dat zij slechts uit zijn op vrede en het de ander is die het geweld veroorzaakt en het conflict in stand houdt. Abbas was inderdaad tegen aanslagen omdat die contraproductief werken, maar weigerde of was niet in staat om de terroristische organisaties te ontwapenen. Daardoor konden die op elk willekeurig moment beslissen om weer naar de wapens te grijpen, en dit gebeurde ook meermaals. In de periode van de ‘hudna’ (kalmte, wat niet hetzelfde is als een officiële wapenstilstand) in 2008 heeft Israël verscheidene aanslagen verijdeld. Hamas had vanaf het begin gezegd dat de Palestijnen het recht houden zich tegen de bezetting te verzetten. Israël heeft altijd gezegd dat het het recht heeft zich tegen terrorisme te verdedigen. Toch is van beide kanten het geweld tijdelijk verminderd. Het is voor Israël echter niet erg aantrekkelijk om zich aan een bestand te houden dat op ieder moment door de tegenstander kan worden opgezegd, die de tijd ondertussen kan gebruiken om explosieven te fabriceren en wapens te importeren. In de tijd van de ‘hudna’ is dit op grote schaal gebeurd, en er zijn sinds Israëls terugtrekking uit Gaza in 2005 grote hoeveelheden wapens via Egypte naar de Gazastrook gesmokkeld, en nog steeds worden regelmatig raketten en mortieren op Israël afgevuurd. Israël eist volledige ontwapening van de terroristische facties, wat voor de Palestijnen onaanvaardbaar is. In hun ogen zijn de wapens van de ‘verzetsbewegingen’ het enige drukmiddel tegen het oppermachtige Israël.

De terugtrekking uit de Gazastrook was belangrijk en toonde inderdaad aan dat nederzettingen geen obstakel hoeven te zijn, en dat Israël bereid is tegen de kolonisten op te treden. Er is echter wel een belangrijk verschil met de Westoever, waarmee de Joden een sterkere historische connectie hebben en waar veel meer kolonisten wonen. Israël trok zich vooral terug uit de Gazastrook omdat het dat in z’n eigen belang achtte: waarom nog langer geld en soldatenlevens spenderen aan het verdedigen van 7000 kolonisten temidden van meer dan een miljoen Palestijnen? Eenzijdige terugtrekking kan een belangrijke bijdrage leveren aan vrede, omdat het de dagelijkse frictie tussen beide volken, en daarmee de vernederingen van de Palestijnen, zal verminderen. De eenzijdige terugtrekking uit zuid-Libanon leidde echter tot een oorlog met Hezbollah, en die uit de Gazastrook tot een machtsovername door Hamas, grootschalige wapensmokkel en voortdurende raketbeschietingen uit de Gazastrook; hierdoor was er geen draagvlak meer in Israël voor verdere terugtrekkingen. Voor echte vrede zijn onderhandelingen nodig en een vredesverdrag dat door beide volken, inclusief andere Arabische landen, wordt onderschreven.

Het is begrijpelijk dat Israël niet wil onderhandelen met de Hamas, dat ondanks sommige gematigde uitspraken nog steeds weigert Israël te erkennen en het terrorisme af te zweren, en in haar handvest heeft staan dat de Joden verantwoordelijk zijn voor beide wereldoorlogen en het de taak van moslims is om ze te doden. Overigens wil Hamas op haar beurt ook niet met Israël onderhandelen.

Om tot vrede te komen moet ook Israël bereid zijn om pijnlijke concessies te doen en dit aan haar bevolking duidelijk maken, zoals een gedeelde soevereiniteit over Jeruzalem en compensatie voor gebied op de Westoever dat men wil houden, en het zal duidelijk moeten maken dat het tot dergelijke concessies bereid is in ruil voor echte erkenning en ontmanteling van de terroristische infrastructuur.

Hoewel er geen nieuwe nederzettingen meer worden gebouwd, bouwt Israël wel in bestaande nederzettingen bij en zijn de verhoudingen van de huidige Likoed-regering met de kolonisten goed. Ontruimingen van illegale buitenposten worden vaak uitgesteld en/of de kolonisten mogen zich elders op de Westelijke Jordaanoever vestigen. Kolonistengeweld wordt in Israël weliswaar breed en scherp veroordeeld, maar er wordt vaak niet veel tegen ondernomen en straffen voor de daders (alsook voor soldaten die worden veroordeeld voor onnodig geweld tegen Palestijnen) zijn meestal licht. Dat geeft de Palestijnen weinig vertrouwen dat de officieel beleden tweestatenoplossing er ook daadwerkelijk gaat komen.

De regeringen van beide kanten zijn officieel voor de tweestatenoplossing, maar verstaan daar wat anders onder:

De Palestijnen erkennen Israël niet als Joodse staat, vanwege de Arabieren in Israël en de vluchtelingen die in Palestijnse ogen allen moeten kunnen terugkeren naar Israël. Men is dus niet voor twee staten voor twee volken, maar voor een Palestijns-Arabische staat en een staat waar Joden en Arabieren beide niet alleen gelijke burgerrechten hebben (zoals nu ook min of meer het geval is) maar ook gelijke politieke rechten. Zo’n staat zal waarschijnlijk op den duur een Arabische meerderheid krijgen en daarmee geen Israël meer zijn.

In Palestijnse media en schoolboeken wordt dan ook het hele land als bezet Palestina voorgesteld, en heten Jaffa, Haifa en Beersheva ‘bezette Palestijnse steden’. In liedjes worden Palestijnse kinderen opgeroepen hun bloed te geven voor de bevrijding van Jeruzalem en het moederland. Terroristen worden als ‘martelaren’ geëerd en als helden voor de jeugd neergezet; pleinen, scholen en zomerkampen worden naar hen vernoemd. President Abbas en PA/PLO functionarissen zijn prominent aanwezig op begrafenissen van terroristen en de PA betaalt terroristen in Israëlische gevangenissen een maandelijkse toelage. De officiële veroordeling van aanslagen komt dus in Israël niet erg geloofwaardig over. De Palestijnen worden door hun leiders niet opgeroepen om compromissen te aanvaarden voor vrede.

Israël op zijn beurt eist zodanige veiligheidsgaranties dat er geen sprake zal zijn van een volledig soevereine Palestijnse staat. De Palestijnse staat moet gedemilitariseerd zijn, Israël moet controle houden over het luchtruim en de grenzen, en men wil tenminste tijdelijk een aanwezigheid houden in de Jordaanvallei. Officieel wil Israël ook heel Jeruzalem houden, maar het heeft zich in onderhandelingen wat dat betreft flexibel getoond (dat geldt overigens tot op zekere hoogte ook voor de andere punten).

Israël spreekt officieel van ‘betwiste gebieden’, waarmee wordt aangegeven dat beide partijen een legitieme claim op deze gebieden hebben. Op kaarten wordt de groene lijn soms wel maar soms ook niet weergegeven. Er is geen sprake van opruiing in de media en schoolboeken, wel wordt de geschiedenis meer vanuit Israëls kant belicht. Om tot vrede te komen zullen de vijandbeelden die aan beide kanten bestaan moeten worden afgebroken. Daartoe moet de opruiing in Palestijnse media stoppen, en uitwisselingsprojecten bevorderd. Met name aan Palestijnse kant is de weerstand tegen ‘normalisatie’ groot. Men ervaart het als dat daarmee de bezetting wordt gelegitimeerd en de druk op Israël om deze te beëindigen wordt weggenomen. Dat mag begrijpelijk zijn, maar het werkt eerder andersom. De anti-normalisatie acties (waardoor menig samenwerkingsproject is gesneuveld) versterken de haviken aan Israëls kant en bevestigen hun visie dat vrede met de Palestijnen onmogelijk is.

DE BEZETTING IS HET PROBLEEM

* De oorzaak van het conflict is de bezetting van 1967 en de bouw van Israëlische nederzettingen in bezet gebied.

Het conflict gaat terug tot ver voor de bezetting, en zonder het conflict was er juist geen bezetting geweest. Er was al Palestijns/Arabisch geweld tegen de Joodse gemeenschap voordat Israël de Westoever en Gazastrook bezette en ook voordat de staat Israël werd gesticht.
De oorzaak van het conflict is dat twee nationale bewegingen allebei hetzelfde land claimen en hier zelfbeschikking willen hebben. Er waren verschillende Arabische opstanden in de jaren ’20 en ’30, gericht tegen de immigratie van de Joden naar Palestina en landaankopen door hun. Deze opstanden richtten zich niet alleen tegen Zionisten, maar ook tegen eeuwenoude religieuze joodse gemeenschappen zoals in Hebron en Jeruzalem. De 1948 oorlog is begonnen door de Palestijnse Arabieren nadat zij het VN delingsplan verwierpen. De Zesdaagse Oorlog in 1967 was het gevolg van Nassers oorlogsdreiging en provocaties zoals het sluiten van de Straat van Tiran en het wegsturen van de VN troepenmacht uit de Sinaï, die op hun beurt weer een gevolg waren van een soort van ‘competitie’ onder de Arabische staten: Nasser, die de leider van de Arabische wereld wilde zijn, kon niet achterblijven bij bijvoorbeeld Syrië in de Arabische ‘missie’ om Palestina te bevrijden van de ‘Zionistische entiteit’. Overigens viel Israël pas aan nadat een aanvalsplan van Egypte, Operation Dawn, was verijdeld een week eerder. Jordanië werd pas aangevallen na bombardementen op West Jeruzalem (Jordanië had het valse bericht van Egypte gekregen dat Israël aan het verliezen was en het snel moest zijn om ook in de overwinning te kunnen delen). Mag de Zesdaagse Oorlog gerechtvaardigd, wellicht zelfs noodzakelijk geweest zijn voor Israëls overleven, dat wil niet zeggen dat de bezetting, laat staan de nederzettingenpolitiek, dat ook is. De bezetting en nederzettingen hebben, evenals de vlucht van honderdduizenden Palestijnen in 1948, het conflict complexer en schrijnender gemaakt.

Israelische soldaat in discussie met Palestijnen

De bezetting is in de eerste plaats het gevolg van de Zesdaagse Oorlog en de Arabische wens om Israël van de kaart te vegen. Deze oorlog, en het feit dat de Joden voor het eerst sinds tweeduizend jaar soevereiniteit kregen over voor hun heilige plaatsen (en toegang ertoe, die door Jordanië was geweigerd in tegenspraak met het wapenstilstandsakkoord van 1949), maakte ongekende nationalistische sentimenten los. De nederzettingenbeweging en de politici die deze steunen misbruiken veiligheidsargumenten ter rechtvaardiging van de bezetting. Anderzijds is het terecht dat Israël garanties eist voordat het zich terugtrekt, en heeft het in 2000 vergaande vredesvoorstellen gedaan die door de Palestijnen werden afgewezen. Daar komt bij dat de eenzijdige terugtrekkingen uit Zuid-Libanon in 2000 en de Gazastrook in 2005 tot de bezetting van deze gebieden door respectievelijk Hezbollah en Hamas heeft geleid, tot twee oorlogen en een ongekend aantal op Israël gerichte raketten in Zuid-Libanon en geregelde beschietingen vanuit Gaza.

Zijn er voor de bezetting gerechtvaardigde veiligheidsargumenten te geven, voor de nederzettingen geldt dat niet. Civiele nederzettingen omringd door hun vijandig gezinde Palestijnen vergroten Israels veiligheid niet, maar bemoeilijken die. Voor de verdediging van die nederzettingen moeten immers extra soldaten worden ingezet. Ook moeten er wegen naar de nederzettingen lopen, en omdat op die wegen kolonisten veelvuldig werden bekogeld en beschoten zijn er voor hen speciale wegen aangelegd die voor Palestijnen niet of maar gedeeltelijk toegankelijk zijn. De nederzettingen hebben de fricties tussen Joden en Palestijnen vergroot, en daarmee de animositeit aangewakkerd. Daar staat tegenover dat er ook nederzettingen zijn waar vreedzaam wordt samengewerkt, er zijn gemengde bedrijven van Joden en Arabieren en veel Palestijnen vinden werk in de nederzettingen. De nederzettingen staan een tweestatenoplossing in de weg, maar Israëlische premiers hebben verklaard een deel van de nederzettingen te willen ontruimen in het kader van een vredesverdrag. Dit zal echter niet onder slag of stoot gaan. Hoewel een meerderheid van de kolonisten heeft aangegeven bereid te zijn te vertrekken indien men compensatie aangeboden krijgt, is een kleine groep hier fel tegen. Ontruimingen van buitenposten hebben de afgelopen jaren soms tot gewelddadige confrontaties geleid.

DE MUUR OF HET HEK

Bron: en.wikipedia.org/wiki/ File:Westbank_barrier.png

* De muur loopt bijna geheel over bezet gebied, en zal ca. 40% van de Westoever bij Israël voegen.
* Het veiligheidshek is slechts een tijdelijke maatregel als reactie op het Palestijnse terrorisme. Zij is een goede manier om beide volkeren van elkaar te scheiden zolang de PA niets tegen het terrorisme onderneemt.

Er zijn vele muren en hekken gebouwd ter verdediging van het eigen territorium. Meestal staan deze echter op een erkende grens, en dat is dan ook waar het wat betreft de afscheidingsbarrière om gaat: heeft Israël het recht om – zolang er nog geen vredesverdrag is met de Palestijnen waarin de precieze grenzen zijn vastgesteld – ook een aantal nederzettingen met de barrière te verdedigen, of had hij geheel op de Groene Lijn moeten worden gebouwd? Is de barrière een tijdelijke maatregel of stelt Israël hiermee eenzijdig zijn grenzen vast?

De afscheidingsbarrière loopt gedeeltelijk over de Groene Lijn (pre-1967 grens), en gedeeltelijk door de Westelijke Jordaanoever. Hij is al jaren onder constructie. De route is sinds het voorstel in 2003 werd aangenomen door de Israëlische regering meermaals gewijzigd, en steeds dichter bij de Groene Lijn komen te liggen. De laatste jaren vordert de bouw nog maar nauwelijks, omdat de meest gecompliceerde routes (vooral tussen de nederzettingen en Palestijnse dorpen) over zijn, waartegen ook vaak juridische procedures lopen. Volgens de huidige route zou 7% van de Westelijke Jordaanoever aan Israëlische kant komen te liggen. Aanvankelijke ideeën om ook langs de Jordaanvallei een hek te bouwen zijn nooit een officieel regeringsplan geworden. Israël heeft altijd beweerd dat het slechts een veiligheidsmaatregel is, terwijl de Palestijnen beweren dat Israël de gebieden aan de Israëlische kant wil annexeren.

Verschillende Israëlische politici hebben uitgesproken dat ze Israëls grenzen eenzijdig wil vaststellen als vredesbesprekingen met de Palestijnen geen resultaat blijven opleveren, en de afscheidingsbarrière daarbij als grens aangeduid. Of dit een tijdelijke interim oplossing zou zijn of een definitieve grens valt nog te bezien. Los van Israëls intenties is het overigens zeer onwaarschijnlijk dat de internationale gemeenschap de route van de afscheidingsbarrière als grens zouden erkennen. Zelfs de VS heeft zich meermaals kritisch uitgelaten over de route van de barrière, die nog steeds op sommige plaatsen diep de Westoever insnijdt. De internationale consensus is een tweestatenoplossing op grond van de 1967 grenzen en geen annexatie zonder (door de Palestijnen goedgekeurde) compensatie. Bovendien is het volgens zowel linkse als rechtse critici in Israël geen goeie deal als Israël eenzijdig 93% van de Westoever opgeeft, zonder daar iets (vrede, veiligheidsgaranties) voor terug te krijgen. Het is al met al onwaarschijnlijk dat Israël eenzijdig zijn definitieve grenzen kan vaststellen, en het zal waarschijnlijk zijn leger ook niet geheel terugtrekken ten Westen van de afscheidingsbarrière zonder een akkoord met de Palestijnen. Ook is er binnen Israël onvoldoende steun voor een eenzijdige ontruiming van de nederzettingen die aan de andere kant van de barrière liggen, als dit niet tot een vredesverdrag leidt.

De barrière kan wel de frictie tussen beide volken verminderen aangezien zij het de Palestijnen moeilijker maakt aanslagen te plegen (en Israëlische represailles daartegen dus ook uitblijven), maar de huidige route houdt nog te weinig rekening met de Palestijnen, waardoor zij veel kwaad bloed zet en hun frustratie vergroot, wat juist tot meer radicalisme onder de Palestijnen leidt.

HET ARABISCHE VREDESPLAN

De Arabische Liga

* De Arabische staten boden Israël in 2002 vrede via het zogenaamde Arabische of Saudische vredesplan, waarin Israël vrede en erkenning wordt geboden in ruil voor terugtrekking uit alle bezette gebieden; door dit plan te weigeren houdt Israël welbewust een oplossing tegen en laat het zien niet voor vrede te zijn.

In 2002 werd op een Arabische top het Arabische vredesplan aangenomen, nadat het eerder al door Saudi-Arabië was gepresenteerd aan de Amerikaanse columnist Thomas Friedman. Het plan roept Israël op alle bezette gebieden te ontruimen, inclusief Oost-Jeruzalem, en biedt in ruil erkenning en vrede. Er moet een ‘rechtvaardige oplossing’ komen van het vluchtelingenprobleem, volgens VN resolutie 194. Later zou dit volgens sommige bronnen iets versoepeld zijn, hoewel de Arabische staten hebben aangegeven geen oplossing te accepteren waarbij de vluchtelingen in hun landen blijven. Het plan is door de Arabische Liga aangenomen, onder de voorwaarde dat Israël het in zijn geheel moet accepteren, en er niet over onderdelen apart onderhandeld kan worden. De Palestijnse Autoriteit heeft het ook geaccepteerd. Israël reageerde kritisch en had een aantal reserveringen, zoals de verwijzing naar resolutie 194, die in de Arabische wereld algemeen wordt uitgelegd als een recht op terugkeer van alle vier miljoen Palestijnse vluchtelingen en hun nakomelingen. Daarnaast is het voor Israël problematisch om heel Oost-Jeruzalem, inclusief de oude stad, over te dragen aan de Palestijnen. Toenmalig premier Sharon was aanvankelijk erg negatief erover, maar zijn opvolger Olmert en president Peres waren positiever. De Palestijnen hebben altijd aangegeven dat alle vluchtelingen naar Israël moeten kunnen, en gaan zelfs zover te stellen dat deze geen staatsburgerschap in een toekomstige Palestijnse staat kunnen krijgen. Het Arabische vredesplan is een groot verschil met de tijden van de “drie nee’s” in Khartoum en openlijke oproepen Israël te vernietigen. Velen zien er een Arabische matiging in, en ook de VS onder Obama was over het plan te spreken. Zolang het plan niet aangepast kan worden (sommige Arabische bronnen menen dat die ruimte er tot op zekere hoogte wel is) kan het geen basis voor een vredesakkoord worden. Zowel Israël als de Arabische staten zouden zich flexibiler moeten opstellen wil vrede een kans krijgen. Nu menen veel Israëli’s dat het plan vooral is bedoeld om Israël in een kwaad daglicht te stellen en Arabische landen zien in Israëls terughoudende reactie het bewijs dat het geen vrede wil.

 


© Dit artikel is copyright Israël-Palestina Informatie, afgezien van onderdelen waarvoor andere bronnen worden vermeld. Voor overname gelieve kontakt met ons op te nemen via het e-mail adres. Beperkte citaten voorzien van een link naar deze webpagina zijn toegestaan.

Comments are closed.