Mythes over de positie van de Palestijnen

Laatste update 16-11-2012

  1. DE ZIONISTEN VERDREVEN DE ARABIEREN
  2. VLUCHTELINGEN
  3. ETNISCHE ZUIVERINGEN
  4. ISRAEL IS SCHULD AAN HET LIJDEN VAN DE PALESTIJNEN
  5. ZELFMOORDAANSLAGEN
  6. DE GEWELDSSPIRAAL

NB: Voor de Palestijnse claim op een eigen staat zie VOLK EN RELIGIE – WIE HEEFT RECHT OP EEN STAAT? 

Zie voor index mythes: Mythes en misvattingen over het Israëlisch-Palestijnse conflict

Zie voor een algemene analyse van de veranderende beeldvorming over het conflict: Beeldvorming over Israël en de Palestijnen en de media

 


DE ZIONISTEN VERDREVEN DE ARABIEREN

* Het Zionisme ging vanaf het begin ten koste van de Arabieren en verdreef hen van hun land.

Britse legerband in Jaffa tijdens het mandaat (jaren ’20)

Het Zionisme als internationale politieke beweging ontstond aan het einde van de 19e eeuw, maar al eeuwen daarvoor hadden Joden het verlangen terug te keren naar het land van hun voorouders, en ondernamen zij (veelal onsuccesvolle) pogingen hiertoe. Vanaf de eeuwwisseling vestigden grotere groepen Joden zich in Palestina, wat werd vergemakkelijkt onder het Britse mandaat dat als expliciete doelstelling had een Joods thuis in Palestina te creëren, zonder dat dit overigens ten koste van ‘de rechten van de Arabische bewoners’ mocht gaan. In de jaren ’20 en ’30 bouwden de Zionisten in Palestina staatsinstituties op en de Joodse gemeenschap ging meer en meer als een soort ‘staat in een staat’ functioneren (zie artikel Zionisme). Zij was volledig zelfvoorzienend geworden, en creëerde bovendien werkgelegenheid waar ook de Arabische bewoners van profiteerden. Er zijn naar schatting enkele duizenden Arabieren van hun land verdreven nadat dit door Joden was gekocht, waarvoor zij deels compensatie kregen (zie Zionism and its Impact ). Het is begrijpelijk dat de Arabieren bang waren door de Joden in Palestina gedomineerd te worden en zich daarom verzetten tegen zowel het mandaat als Joodse immigratie, maar het is niet correct te stellen dat deze immigratie ten koste van hen ging. Integendeel, in de periode tussen 1917 en 1948 verdubbelde de Arabische bevolking in Palestina. Dit was gedeeltelijk het gevolg van een hogere levensstandaard, en gedeeltelijk van immigratie uit omliggende regio’s. In 1948 woonden er meer dan twee keer zoveel mensen in Palestina dan in 1917; de angst dat Joodse immigratie de Arabieren zou schaden bleek dus ongegrond. Door de industrialisering en zowel Joodse als Britse investeringen in het land ging een toename van zowel de Joden als de Arabieren niet ten koste van hun levensstandaard. De Arabieren profiteerden van voorzieningen die door Joodse investeringen tot stand kwamen. Ook betaalden de Joden meer belasting (circa 75% van het totaal) vanwege hun hogere levensstandaard, en het mandaat werd geheel uit belastinggelden gefinancierd. Britse investeringen in infrastructuur werden dus ook merendeels met Joods geld betaald.

Arabieren werden pas uit hun land verdreven tijdens de burgeroorlog van 1947 en de navolgende onafhankelijkheidsoorlog van Israël. Deze werd begonnen door de Arabische gemeenschap nadat de VN het delingsplan aannam in november 1947. In deze oorlog hebben beide partijen zich schuldig gemaakt aan oorlogsmisdaden, maar omdat de Joden/Israëli’s wonnen, hebben de Arabieren het meeste geleden. (Zie ook het artikel over de vluchtelingen.)

VLUCHTELINGEN

* De vluchtelingen in 1948 vertrokken uit eigen wil, of daarvoor opgeroepen door eigen leiders.
* Alle vluchtelingen zijn door de Israëli’s verdreven, en dit maakte onderdeel uit van een vooropgezet plan om een zuiver Joodse staat te creëren.

In november 1947 stelden de VN voor het Britse mandaatgebied Palestina te verdelen in twee ongeveer even grote gebieden voor de Joden en de Arabieren. Jeruzalem zou onder internationaal bestuur komen. De Joden accepteerden het plan, terwijl de Arabieren, die de meerderheid vormden in Palestina (ca. tweederde van de bevolking), het verwierpen. In hun ogen verloren zij van de ene op de andere dag ruim de helft van hun grondgebied. Hoewel zij hier nooit zelfbeschikking hadden gehad, beschouwden zij Palestina als Arabisch gebied en de Joden als Europese kolonisten die er niet thuishoorden, laat staan de dienst uitmaken.
Direct na de stemming over het delingsplan begonnen zij een soort guerillaoorlog tegen de Joodse gemeenschap in Palestina (Yishuv), overvielen Joodse konvooien en blokkeerden de wegen naar Jeruzalem, waar 100.000 Joden woonden. Na aanvankelijk succes van de Palestijnse Arabieren ging de Yishuv over tot de aanval en viel Arabische dorpen aan van waaruit de aanvallen plaatsvonden, waarbij de inwoners soms met geweld werden verdreven. Bijzonder bloedig was de inname van Deir Yassin in april 1948, waarbij meer dan honderd onschuldige burgers werden vermoord. Deze en andere gewelddadige verdrijvingen vormen voor de Palestijnse Arabieren het bewijs dat de Zionisten vanaf het begin uit waren op hun verdrijving. In de ogen van de Zionisten echter was Deir Yassin een tragische uitzondering, uitgevoerd door de revisionistische Irgoen, en een reactie op de penibele situatie in Jeruzalem en andere geïsoleerde nederzettingen. Zij beweren dat de Arabieren slechts zijn verdreven uit plaatsen van waaruit zijzelf Joodse gemeenschappen of konvooien aanvielen, en vooral door Arabische leiders zijn opgeroepen om te vertrekken totdat zij ‘de klus geklaard hadden’.

De Palestijnse ramp (‘Nakba’)

De waarheid ligt in het midden: de Arabieren zijn uit verschillende plaatsen met geweld verdreven (bijvoorbeeld uit Lod en Ramleh), niet alleen uit plaatsen van waaruit aanvallen op Joden waren uitgevoerd, anderzijds waren er veel plaatsen waar de Arabieren vluchtten uit angst voor het geweld, omdat de leiders uit hun gemeenschap waren gevlucht, en/of omdat Arabische leiders hen opriepen het gebied tijdelijk te verlaten totdat de Zionisten waren overwonnen. In sommige plaatsen, zoals Haifa, riep de Joodse gemeenschap de Arabieren op te blijven, maar vluchtten zij toch, vooral uit angst voor verraders te worden uitgemaakt als zij bleven en Joodse protectie aanvaarden.

Verschillende Zionisten spraken zich al voor 1948 uit voor ’transfer’ van de Arabieren; zij hadden echter veelal een vrijwillige transfer met compensatie voor ogen. Zelfs de radicale Jabotinski was tegen gewelddadige verdrijving van de Arabieren uit Palestina. Transfer (van beide volken) was voor het eerst door de Britten voorgesteld in het delingsplan van de Peel commissie in 1937, dat voorzag in een kleine Joodse staat (ca. 20% van het mandaatgebied) en een transfer van beide bevolkingsgroepen. De Zionisten waren hierover verdeeld, en felle debatten ontstonden over de moraliteit van transfer. De meeste discussies en citaten van Zionisten wat betreft transfer van Arabieren betreffen het Peel Commissie plan van de Britten, hoewel sommige Zionisten zich ook hiervoor al voor transfer van Arabieren uitspraken. Deze ideeën zijn echter nooit onderdeel van het officiële beleid van de Zionistische gemeenschap geworden.

De kwestie of Palestijnse Arabieren al dan niet door Arabische leiders waren opgeroepen om te vluchten, is niet relevant voor het internationale recht, behalve om de Palestijnse beschuldigingen van gewelddadige verdrijving door de Zionisten te ondersteunen of weerleggen. Er zijn geen gevallen bekend van radio-uitzendingen waarin de Arabieren werden opgeroepen hun dorpen te verlaten. Wel zijn er bronnen en getuigenissen die aangeven dat op verschillende tijden en plaatsen lokale Arabische leiders de bevolking opriepen te vluchten, terwijl in andere gevallen leiders de bevolking probeerden over te halen om te blijven. Enkele voorbeelden op MidEast Web (The Palestinian Refugees):

Edward Atiyah, de secretaris van het Arabische Liga kantoor in Londen, schreef in zijn boek ‘The Arabs’: “This wholesale exodus was due partly to the belief of the Arabs, encouraged by the boastings of an unrealistic Arabic press and the irresponsible utterances of some of the Arab leaders that it could be only a matter of weeks before the Jews were defeated by the armies of the Arab States and the Palestinian Arabs enabled to reenter and retake possession of their country.”

Nimr el Hawari, de Commandant van de Palestijns Arabische Jeugd Organisatie, citeerde in zijn boek ‘Sir Am Nakbah’ (‘Het geheim achter de ramp’, gepubliceerd in Nazareth in 1955) de Irakese Premier Nuri Said als volgt: “We will smash the country with our guns and obliterate every place the Jews seek shelter in. The Arabs should conduct their wives and children to safe areas until the fighting has died down.”

Habib Issa schreef in het New Yorkse Lebanese dagblad Al Hoda op 8 juni 1951: “The Secretary General of the Arab League, Azzam Pasha, assured the Arab peoples that the occupation of Palestine and of Tel Aviv would be as simple as a military promenade… He pointed out that they were already on the frontiers and that all the millions the Jews had spent on land and economic development would be easy booty, for it would be a simple matter to throw Jews into the Mediterranean. — Brotherly advice was given to the Arabs of Palestine to leave their land, homes, and property and to stay temporarily in neighbouring fraternal states, lest the guns of the invading Arab armies mow them down.”

Zowel Joden als Arabieren verspreidden geruchten over vermeende wreedheden van de Zionisten: de Arabieren om de bevolking tegen de Zionisten op te zetten, de Zionisten (vooral van de Irgoen) om de Arabieren ‘aan te moedigen’ te vluchten. De Zionistische leider Ben Goerion was verbaasd over de massale vlucht van Arabieren tijdens de burgeroorlog, vaak zonder dat er Israëlische soldaten aan te pas kwamen.

Als bewijs van een geplande verdrijving van de Arabieren uit Palestina door de Zionisten wordt vaak plan D van de Hagana aangehaald. Echter dit plan, opgesteld voor de verwachte invasie van de Arabische legers, voorzag in het verdrijven van Arabieren uit strategisch gelegen dorpen, zoals langs de weg naar Jeruzalem, en niet verdrijving van alle Arabieren uit Palestina. Arabieren werden conform dit plan met name verdreven uit die plaatsen die Joodse konvooien aanvielen en dus actief in gevechten betrokken waren, en uit strategische plaatsen die de Arabische legers als steunpunten zouden kunnen gebruiken bij hun invasie. De Israëlische positie verhardde zich in de loop van de 1948 oorlog, en men raakte er meer en meer van overtuigd dat de Arabieren zich in een Joodse staat als vijfde kolonne zouden gaan gedragen. Vandaar dat eenmaal gevluchte Palestijnen ook niet terug mochten keren. In een aantal plaatsen werden de Arabieren verdreven nadat zij zich hadden overgegeven, zoals in juli 1948 in Ramleh en Lydda. Dit leidde tot verontwaardiging bij sommige leiders van de Yishuv, die een onderzoek eisten. De vluchtelingenstroom hielp een tegenaanval door het Jordaanse leger voorkomen.

Jaramana vluchtelingenkamp bij Damascus (Syrië) in 1948; de tenten werden later door huizen vervangen

De vluchtelingen vertrokken dus om verschillende redenen, gedreven door zowel Joodse militaire acties als door angst voor het oorlogsgeweld en Arabische leiders die hen hiertoe opriepen. In totaal vluchtten zo’n 700.000 Palestijnen, en volgens de UNRWA zijn er nu meer dan 4 miljoen, waarvan meer dan 1 miljoen in slechte omstandigheden leven in vluchtelingenkampen in met name Libanon en de Gazastrook. Israël heeft altijd geweigerd ze te laten terugkeren, hoewel men kort na de 1948 oorlog een compromis voorstelde waarin Israël er 100.000 zou accepteren in ruil voor vrede. De Palestijnen en Arabische landen hebben altijd volledig ‘recht op terugkeer’ geëist. Het VN heeft een aparte organisatie in het leven geroepen voor de Palestijnse vluchtelingen, die een andere, veel ruimere definitie hanteert voor wie een vluchteling is dan de gebruikelijke VN-definitie. Het vluchtelingenprobleem is een van de meest schrijnende en moeilijkst oplosbare onderdelen van het Israëlisch-Palestijnse/Arabische conflict.

Zie ook in artikel Israël boycot: Het recht op zelfbeschikking
Zie ook artikel Vluchtelingen

ETNISCHE ZUIVERINGEN

* Israël is bezig met een campagne van etnische zuiveringen in de bezette gebieden, en doodt stelselmatig onschuldige burgers; zo zijn in het vluchtelingenkamp in Jenin in 2002 honderden Palestijnse burgers afgeslacht.
* Israël was vanaf haar oprichting uit op een etnisch zuivere Joodse staat; in de Arabische landen had de Joodse minderheid daarentegen niets te vrezen.

Etnische zuivering betekent het systematisch verdrijven of vermoorden van een complete etnische of religieuze gemeenschap in een bepaald gebied, zoals bijvoorbeeld in Rwanda en Joegoslavië gebeurde, of recenter in Soedan. In de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook wonen meer Palestijnen dan ooit tevoren, zo’n 4 miljoen mensen. Als Israël al op etnische zuivering uit zou zijn, faalt zij daarin dus jammerlijk. Tussen 1967 en 1987 (begin van de eerste intifada) is de levensstandaard in de Palestijnse gebieden sterk gestegen (Zie mythe ISRAEL IS SCHULD AAN HET LIJDEN VAN DE PALESTIJNEN).

De strijd in het vluchtelingenkamp bij Jenin concentreerde zich om enkele huizenblokken.

Israël heeft hard opgetreden tegen de eerste en tweede intifada, en ook daarvoor al werd Palestijns verzet hard aangepakt, bijvoorbeeld in de Gazastrook door Sharon begin jaren ’70, en hierbij zijn ook veel burgerslachtoffers gevallen. Hoewel burgers nooit het doelwit waren, werd te weinig gedaan om burgerslachtoffers te voorkomen. Tijdens de tweede intifada begon Israël zijn politiek van gerichte liquidaties van leiders van terroristische organisaties (waartegen evenzeer werd geprotesteerd als tegen aanvallen waarbij onschuldige burgers omkwamen). In 2002 herbezette Israël de meeste Palestijnse steden, nadat in één maand door aanslagen meer dan 100 burgerslachtoffers aan Israëlische kant waren gevallen. In Jenin zijn ruim 50 Palestijnen omgekomen, waarvan het merendeel strijders. Door onafhankelijke waarnemers, zoals Human Rights Watch en de VN, is bevestigd dat er geen sprake was van een massaslachting. (Zie ook artikel Intifada en vredesproces.)

Israël en de Palestijnen vechten tegen elkaar in dichtbevolkt gebied, zonder front, slagveld en traditionele legers. Palestijnse terroristen hebben vaak expliciet burgers als doelwit, in Israël zelf of in de nederzettingen, en opereren vanuit huizen die worden gebruikt om wapens op te slaan en boomgaarden om raketten (Qassams) te lanceren. Israël wil deze aanslagen voorkomen en wapendepots vernietigen, maar ook de ’terroristische infrastructuur’ hard treffen en een boodschap uitzenden dat geweld hard wordt gestraft.
Er zijn meer burgerslachtoffers gevallen aan Palestijnse dan aan Israëlische kant (ongeveer drie keer zoveel), maar dat ligt o.a. aan het feit dat zo’n 90% van de aanslagen van Palestijnse terroristen door Israël wordt verijdeld en dat Israël over meer en modernere wapens heeft. Het merendeel van de Palestijnse doden zijn leden van Hamas of andere gewapende strijdgroepen. Palestijnse aanvallen richten zich doorgaans op Israëlische burgers.
Hoe wreed Israëlische represailles soms ook mogen zijn of lijken, zij zijn geenszins te vergelijken met etnische zuiveringen zoals in voornoemde landen plaatsvonden. In verhouding tot andere gewapende conflicten komen er in het Israëlisch-Palestijns conflict weinig mensen om en vinden er weinig bloedbaden plaats.

Sommige Israëli’s draaien de stelling om, en zeggen dat het eigenlijk de Palestijnen zijn die de Joden uit Palestina willen verjagen door angst en terreur te zaaien onder de bevolking, en hun een veilig leven onmogelijk te maken. Zij wijzen daarbij op het Hamas handvest dat oproept tot Jihad totdat geheel Palestina weer onder Arabisch gezag komt te staan, op uitspraken van Hamas leiders die oproepen tot het doden van Joden, en op extremistische uitspraken van allerlei Palestijnen in de media en in moskeeën. Islamitische groeperingen als Hams hebben dit inderdaad voor ogen, maar die vertegenwoordigen niet de meerderheid van alle Palestijnen.

Er wordt ook vaker beweerd dat de Israëli’s van meet af aan de intentie hebben gehad om zoveel mogelijk Arabieren te verdrijven uit Palestina/Israël, en ze in 1948 hun kans daartoe grepen. De statistieken laten echter zien dat het niet Israël was dat etnisch werd gezuiverd van Arabieren, maar de Arabische landen van Joden. De claim dat Israël – en niet haar Arabische tegenstanders – uit was op etnische zuivering, lijkt hierdoor elke geloofwaardigheid te missen:

Joodse bevolking in Arabische landen & Iran

Land

1948

2001

Aden (Zuid-Jemen)

8.000

~0

Algerije

140.000

~0

Egypte

75.000

~100

Iran

140.000

~25.000

Irak

135.000

~200

Libanon

5.000

 

Libië

38.000

0

Marokko

265.000

5.230

Syrië

30.000

~100

Tunesië

105.000

~1.000

Jemen

55.000

~200

Totaal

856.000/996.000

 

Cijfers gebaseerd op: Avneri, Arieh (1984). Claim of Dispossession: Jewish Land-Settlement and the Arabs, 1878-1948. Transaction Publishers. ISBN 0878559647 ( http://en.wikipedia.org/wiki/Jewish_exodus_from_Arab_lands )

Arabische bevolking in Israël (binnen Groene Lijn)

Land

1949

2001

Israël

150.000

~1.250.000

Zie ook de mythe VLUCHTELINGEN
Zie ook in artikel Israël boycot: Etnische zuiveringen

ISRAEL IS SCHULD AAN HET LIJDEN VAN DE PALESTIJNEN

* De ellende van de Palestijnen wordt veroorzaakt door Israël.

Israël is welvarend en de Palestijnen zijn arm. Luxueuze nederzettingen staan op een steenworp afstand van Palestijnse vluchtelingenkampen. Velen zien hier een causaal verband: Israël is rijk op kosten van de Palestijnen, zoals in de kolonieën de kolonisten zich verrijkten ten koste van de inheemsen. Toch is het te simpel de armoede van de Palestijnen aan Israël te wijten.

Tijdens het Britse Mandaat (1922-1948) was de welvaart onder de Arabische bevolking van Palestina aanzienlijk toegenomen, meer dan in de omliggende landen. De Joden brachten in de jaren ’30 driekwart op van de door de Britten geïnde belasting, hoewel zij slechts eenvijfde tot eenderde van de bevolking uitmaakten. Van dit geld werden allerlei algemene voorzieningen betaald, zoals infrastructuur, scholen en ziekenhuizen. De Palestijnse Arabieren namen het de Zionisten kwalijk dat zij op een gegeven moment vooral Joden aannamen in hun fabrieken (de zogenaamde ‘Conquest of Labor’). Dit was echter ingegeven door de wens van de nieuwe, socialistisch georiënteerde immigranten om koloniale verhoudingen tegen te gaan. In hun ogen moesten de Joden zelf al het zware werk doen om waarlijk een vrij volk te kunnen worden. Uiteindelijk zijn enkele duizenden Palestijnen hierdoor werkloos geworden.
Het verschil in welvaart komt dan ook met name voort uit het feit dat de Zionisten meer ontwikkeld en beter georganiseerd waren, en een moderne, geïndustrialiseerde economie opbouwden terwijl de Palestijnse Arabieren overwegend van de landbouw leefden en nauwelijks eigen industrieën hadden. Ook onder Jordaans bestuur vond hier nauwelijks ontwikkeling plaats. (Zie ook artikel Zionism and its Impact.)

De Palestijnse economie drijft nog steeds grotendeels op landbouw; foto nabij Efrata op de Westoever.

Nadat Israël de Westoever en Gazastrook in 1967 veroverde, nam de levensstandaard daar toe, onder andere door aanleg van waterleidingen en electriciteit, de bouw van scholen en ziekenhuizen, en het feit dat vele Palestijnen in Israël werk konden vinden. De grenzen waren aanvankelijk relatief open, en het BNP van de bezette gebieden steeg met zo’n 14% per jaar. Herstructurering van de landbouw leidde binnen enkele jaren na de bezetting tot een verdubbeling van de opbrengst, en het inkomen per hoofd van de bevolking steeg in de eerste zes jaar met 80%. (Zie ook De bezetting en de nederzettingen.) Het analfabetisme daalde van bijna 50% in 1967 naar 30% in 1980, 8% in 2003 en ruim 5% in 2011. (H.M. Sachar, A History of Israel / VN cijfers)

Het welvaartsniveau van de Palestijnen stak, zeker voordat de tweede intifada uitbrak, gunstig af tegen de omliggende Arabische landen. Nadien zaten door de zware controles bij de grensposten met Israël honderdduizenden Palestijnen werkloos thuis, die voorheen in Israël werkten. Ook binnen de Palestijnse gebieden kon men zich nog slechts met moeite verplaatsen door de vele checkpoints, wat grote gevolgen had voor de economie. Na het verlopen van de tweede intifada zijn de controles deels verlicht en groeit de economie op de Westoever weer aanzienlijk, terwijl in de Gazastrook de situatie zeer slecht blijft. Volgens de Human Development Index scoorden de Palestijnse gebieden in 2011 gelijk aan het gemiddelde in Arabische landen.

De Palestijnen ontvangen meer hulpgelden uit het Westen dan welk derde wereldland ook, maar dat geld komt niet altijd goed terecht. Zo krijgt de Palestijnse Autoriteit geld om haar ambtenaren te betalen en voorzieningen en infrastructuur op te bouwen, maar vanwege de corruptie, die met name onder Arafat welig tierde, zijn er miljoenen verdwenen. Premier Fayyad heeft geprobeerd orde op zaken te stellen, maar is daarin slechts gedeeltelijk geslaagd.

Overigens is er ook in Israël een schrijnende armoede ontstaan, mede als gevolg van het rechtse economische beleid onder de Likoed-regering, met name onder de Israëlische Arabieren, immigranten uit de voormalige Sovjet-Unie en Joden van Arabische afkomst; 25% van de Israëli’s leeft onder de armoedegrens.

ZELFMOORDAANSLAGEN

* Zelfmoordaanslagen zijn een wanhoopsdaad van enkelen. Bovendien, ieder volk heeft het recht zich tegen onrecht te verzetten.
* Zelfmoordaanslagen komen voort uit islamitisch extremisme, en tonen aan dat de islam een agressieve godsdienst is die niet in staat is anderen als gelijkwaardig te zien. Iedere niet-moslim mag, moet zelfs, gedood worden.

Zelfmoordaanslag op een bus nabij Haifa, april 2002

Zelfmoordaanslagen zijn het werk van goed georganiseerde groeperingen, die hiervoor vaak ook buitenlandse (waaronder Syrische en Iraanse) steun krijgen. Deze aanslagen hebben helaas brede steun onder de Palestijnse bevolking (De percentages verschillen per tijdstip en situatie, en schommelen ergens tussen de 30% en 70%). Veel Palestijnen vinden inderdaad dat zij het recht hebben zich tegen de bezetting te verzetten door het vermoorden van Israëlische burgers. Zij voeren aan dat ze nou eenmaal geen F16’s en tanks tot hun beschikking hebben en het daarom met dergelijke ‘primitieve’ middelen moeten doen. Israël vindt dat het zich tegen deze aanslagen mag verdedigen, ook als daarbij onschuldigen aan Palestijnse kant omkomen. Men doet zijn best dit te voorkomen, maar vindt het ondergeschikt aan de plicht om de eigen burgers te beschermen. En zo is de cirkel rond. De ‘cirkel’ begon echter niet met de verovering van de Westelijke Jordaanoever en Gazastrook in 1967, maar met de komst van de Zionisten aan het begin van de eeuw en de Balfour Verklaring die hen een Joods nationaal thuis in Palestina beloofde. Dit was een groot onrecht volgens de Arabische inwoners van Palestina, en men vond dat men het recht had zich hier met geweld tegen te verzetten.
Volgens bovenstaande redenering is er geen vrede mogelijk zolang Israël bestaat. Het is dan ook nergens juridisch vastgelegd dat een bezette bevolking het recht heeft zich in restaurants of bussen op te blazen. Volgens het oorlogsrecht is het verboden om burgers om te brengen, laat staan om hen als expliciet doelwit te hebben. De verwijzing van veel Palestijnse sympathisanten naar het recht om zich te verzetten is dan ook onjuist. Wel kan men van Israël eisen dat tegenaanvallen in proportie zijn met het daardoor verijdelde Palestijnse geweld, wat overigens niet wil zeggen dat er evenveel slachtoffers aan beide kanten moeten vallen.

Aanslagen 2000-2007

Zelfmoordaanslagen en andere vormen van terrorisme worden niet slechts door moslims gepleegd vanuit extremistische religieuze overtuigingen. Er zijn vele terroristische organisaties die vanuit een seculiere ideologie (vaak communistisch of socialistisch of nationalistisch) handelen. Bij de Palestijnen spelen zowel radicaal islamitische als nationalistische overtuigingen een rol. In Europa kennen we de ETA, de IRA, en de RAF, die decennia lang landen en burgers hebben geterroriseerd. Een verschil is wel dat zij nooit gericht waren op het doden van zoveel mogelijk burgers, maar veeleer op politici of zakenlui, wat hun daden overigens geenszins rechtvaardigt. Er zijn ook Joodse terroristen, zoals Baruch Goldstein die in 1994 29 Palestijnen in een moskee in Hebron doodschoot. Dit zijn echter meestal eenlingen, en zij hebben nauwelijks steun onder de Israëlische bevolking.

Zoals er in de jaren ’70 en ’80 een probleem was met socialistisch en nationalistisch terrorisme, is er op het moment vooral een dreiging van islamitisch gefundeerd terrorisme. Ook in Nederland zijn verschillende aanslagen verijdeld. Het is belangrijk dat islamitische organisaties en moskeeën zich hiertegen uitspreken en radicalisering tegengaan, en dat gebeurt gelukkig ook, maar wellicht nog te weinig (zoals indertijd linkse organisaties soms te weinig afstand namen van de RAF).

Hoewel het Israëlisch-Palestijnse conflict in eerste instantie nationalistisch is, spelen ook religieuze zaken een rol. In het Hamas handvest staat dat geen enkel deel van de heilige islamitische grond in het Midden-Oosten ‘verkwanseld’ mag worden aan goddelozen. Er wordt een vers uit de Koran aangehaald, dat zegt dat iedere Jood gedood moet worden voordat het ‘einde der tijden’ kan aanbreken. Ook radicale imams spreken soms in dergelijke taal. Op de Palestijnse TV en in media wordt veelvuldig opgeroepen het hele land te bevrijden, en worden Joden gedemoniseerd en allerlei complotten aan hen toegeschreven. Binnen islamitische landen zijn anti-Joodse sentimenten en complottheorieën wijdverbreid. Dat wil niet zeggen dat ‘de’ islam anderen niet als gelijkwaardig kan zien, maar wel dat onverdraagzame stromingen te dominant zijn. Zowel in de Koran als in het Nieuwe Testament staan anti-Joodse teksten, maar zoals andere geboden en riten die we onmenselijk en uit de tijd vinden (mensenoffers, handen afhakken, stenigen) zouden vrijere interpretaties daaraan kunnen worden gegeven. Vooralsnog stuiten mensen die de islamitische leer willen hervormen en vrijer interpreteren op veel tegenstand en is hun werk niet zonder risico.

Het belang van Jeruzalem en de Tempelberg voor beide partijen onderstreept de rol van religie in het conflict. Religieuze fanaten menen dat zij niet zonder soevereiniteit over hun eigen heiligdommen kunnen, en dat de ander niet in ‘hun’ land thuishoort.

DE GEWELDSSPIRAAL

* Geweld leidt steeds tot tegengeweld, in een eindeloze spiraal.

Volgens velen is het conflict een grote geweldsspiraal waarbij geweld van de één onherroepelijk tot vergelding van de ander leidt. De enige manier om hier uit te komen is dat een van beide partijen stopt met geweld; geweld van de andere kant blijft dan ook uit, en vervolgens kan er langzaamaan over vrede worden gepraat. In werkelijkheid zijn er verschillende soorten geweld die verschillende reacties oproepen, en is er op geweld ook op verschillende manieren gereageerd door beide partijen. Israël heeft bij het begin van de tweede intifada (in 2000-2001) aanvankelijk niet hard opgetreden en zag na zware zelfmoordaanslagen af van vergelding (onder internationale druk); dit verhinderde echter niet de volgende zelfmoordaanslag die soms al een paar dagen later plaatsvond. In april 2002 begon men met een grootschalige tegenaanval waarbij onder andere het vluchtelingenkamp van Jenin werd uitgekamd. Met als gevolg dat de slagkracht van de terroristische groeperingen was verminderd en er minder aanslagen waren. De wil om aanslagen te plegen was niet verminderd, maar de vraag is of die vermindert door minder Israëlisch geweld of zelfs eenzijdige concessies. Nadat Israël zich uit de Gazastrook terugtrok nam het aantal raketten dat vanuit Gaza werd afgevuurd toe, net zoals na de ondertekening van de Oslo Akkoorden in 1995 het aantal aanslagen toenam. De Palestijnse gewapende groepen waren fel tegen deze akkoorden, waarin de Palestijnen naar hun mening veel te veel concessies hadden gedaan, en probeerden ze bewust te dwarsbomen door middel van geweld. Radikale kolonisten doen hetzelfde, en wreken zich op naburige Palestijnse dorpen wanneer een buitenpost wordt ontruimd of er zelfs maar wordt gepraat over Israëlische concessies. De acties van de extremisten aan beide kanten bevestigen elkaar: de machtsovername van Hamas in de Gazastrook in juni 2007 laat zien dat wanneer Israël zich terugtrekt het geweld toeneemt, en de acties van Joodse extremisten zoals Baruch Goldstein die in 1994 30 Palestijnen doodde in een moskee in Hebron, en Yigal Amir die in 1995 premier Rabin vermoordde, laten zien dat met Israëlische concessies ook Joods geweld kan toenemen. Concessies kunnen dus juist geweld oproepen en geweld kan tot kalmte leiden. Ook kunnen concessies het idee aan Palestijnse kant bevestigen dat alleen geweld Israël op de knieën kan dwingen. Zo werd de ontruiming van de Gazastrook door Hamas als grote overwinning gevierd, en niet als een stap op weg naar vrede gezien.

Hoewel concessies noodzakelijk zijn voor vrede, kunnen ze soms vooral op de korte termijn tot meer geweld leiden. En hoewel geweld de behoefte aan wraak vergroot, kan het soms erger geweld (en dus nog meer behoefte aan wraak) voorkomen. Het idee van de geweldsspiraal is daarom een versimpeling van de werkelijkheid die geen recht doet aan de dynamiek en tegenstrijdigheden van het conflict.

 


© Dit artikel is copyright Israël-Palestina Informatie, afgezien van onderdelen waarvoor andere bronnen worden vermeld. Voor overname gelieve kontakt met ons op te nemen via het e-mail adres. Beperkte citaten voorzien van een link naar deze webpagina zijn toegestaan.

Comments are closed.