Geschiedenis Palestijnen

Laatste update 1-7-2006

Geschiedenis van de Palestijnen

De herkomst en afstamming van de Palestijnse Arabieren is een punt van discussie, dat wordt gebruikt en misbruikt in de propaganda-oorlog die beide partijen in het conflict voeren. Beweringen lopen uiteen van dat zij zouden afstammen van de oorspronkelijke Filistijnen naar wie Palestina vernoemd is, tot dat de overgrote meerderheid recente immigranten waren uit omliggende Arabische landen, die pas in de 20ste eeuw – sommigen beweren zelfs pas na de Tweede Wereldoorlog – naar Palestina trokken. Websites die één van deze twee uitersten beweren zijn vrijwel zeker propaganda sites, of tenminste ten prooi gevallen aan de propaganda van een der partijen. De waarheid ligt ergens in het midden, maar waar precies, dat is wegens gebrek aan betrouwbare historische bronnen nauwelijks te bepalen. Wij hebben helaas nog geen Nederlandstalige (en ook nauwelijks Engelstalige) websites kunnen vinden die een redelijk beeld geven van de geschiedenis van de Palestijnse Arabieren. De meeste artikelen over de geschiedenis beginnen met een kort stukje over de Oudheid, en springen dan al rap naar de Balfour verklaring in 1917 of naar de Nakba in 1948, of beginnen zelfs pas daarmee. Overigens niet geheel zonder reden, daar deze 2 jaartallen zeer bepalend waren voor de ontwikkeling van een Palestijns-Arabische nationale identiteit.

De termen ‘Palestijnen’ en ‘Palestina’ worden in dit artikel gebruikt voor de Arabische inwoners van de gebieden die thans Israël en de ‘bezette gebieden’ vormen. De naam is ontleend aan een zeevolk genaamd de Filistijnen (wellicht uit Kreta of Griekenland afkomstig), dat zich in de Oudheid in de kuststrook rond Gaza had gevestigd, en na meerdere oorlogen uiteindelijk door de Hebreeuwen werd teruggedrongen. Na de verovering van het gebied door de Babyloniërs werd niets meer over hen vermeld, maar de naam werd door de Romeinen opnieuw geïntroduceerd rond 136 na Christus. De naam Palestina bleef sindsdien in gebruik als aanduiding voor de streek, maar kreeg pas met het Britse mandaat een officiële status als afgebakende bestuurseenheid. De term Palestijnen gold onder het mandaat als aanduiding voor alle inwoners, maar in het dagelijks taalgebruik in het bijzonder voor de Joden.

Geschiedenis van Palestina

In de Oudheid lag Kanaän (onder de Hebreeuwen de koninkrijken Israël en Juda, en later Palestina hernoemd) ingeklemd tussen de grote rijken van Egypte en Mesopotamië. Het was een doorgangsgebied met veel internationale contacten, dat naast landbouw ook veel handel kende, waardoor de bevolking gemengd was. In bijbelse tijden woonden er naast de Joden allerlei andere volken, zoals Ammonieten, Ferezieten, Edomieten en Filistijnen. De Joden bestuurden het gebied zo’n 1.000 jaar, met onderbrekingen zoals de bekende Babylonische ballingschap, en deels als vazalstaat onder Perzische, Egyptische en later Romeinse heerschappij. De Romeinen veroverden het gebied circa 63-61 voor Christus. Na twee Joodse opstanden in 66-73 en 132-135 na Christus, die waarschijnlijk honderdduizenden Joden het leven kostten, werden de Joden uit Jeruzalem verdreven, en werden honderdduizenden als slaven weggevoerd. Jeruzalem werd door de Romeinen hernoemd in Aelia Capitolina en het land in Syria-Palaestina (Palestina), blijkbaar om de Joodse geschiedenis van het land te doen vergeten. Een deel van de Joodse en overige bevolking bleef in het land wonen, aangevuld met andere, door de Romeinen geïmporteerde stammen.

Het Romeinse Rijk werd in 337 ‘opgevolgd’ door het Byzantijnse (Oost-Romeinse) Rijk, dat in 395 het christendom als staatsgodsdienst aannam. In Palestina was het christendom toen waarschijnlijk al de dominante godsdienst. De Byzantijnen werden uit Palestina verdreven in 634-638 door Omar Ibn al-Chattab, de tweede kalief en hoofd van het Arabische Rijk, dat Palestina deels islamiseerde (maar wel christelijke en joodse minderheden toeliet) en bestuurde tot 1099. Toen werd het veroverd door de Kruisvaarders uit Europa, die het land weer in christelijke handen brachten en moslims en vooral joden in Jeruzalem uitmoordden en verdreven, tot de Kruisvaarders zelf in 1187 uit Jeruzalem en in 1291 uit heel Palestina werden verdreven. Na overheersing door de Mamelukken (uit Egypte) kwam het gebied in 1516 onder bestuur van de Ottomanen (uit het huidige Turkije), die het de meeste tijd tot 1917 bestuurd hebben.

Bevolking van Palestina

De Israëlieten (Hebreeuwers) zouden volgens het Oude Testament Kanaän veroverd hebben op de Kanaänieten en andere stammen die in het gebied leefden. Deels zijn deze stammen daar ook blijven wonen, en zullen zij zich onderling en met de Israëlieten vermengd hebben, alsmede met latere immigranten en veroveraars. De meeste volken uit de Oudheid zijn niet meer als zodanig aanwijsbaar. Vooral vanwege hun vasthouden aan hun oorspronkelijke monotheïstische religie vormen de Joden hierop een uitzondering. Een deel van de Joodse bevolking zal echter ook zijn overgegaan (al dan niet onder dwang) op het christendom en de islam, toen deze religies opkwamen. De Arabisering van Palestina was waarschijnlijk een proces dat nog voor de opkomst en verspreiding van de islam begonnen was, althans werd Gaza al in 430 een Arabische stad genoemd. Het Arabisch verspreidde zich als dominante taal geleidelijk door het toenmalige Byzantijnse Rijk, maar kreeg een grote impuls met de Arabische veroveringen en de verspreiding van de islam na 600. Het Midden-Oosten en Noord-Afrika werden in de daaropvolgende eeuwen Arabisch. De Arabieren verdrongen niet zozeer de oorspronkelijke stammen in de veroverde gebieden, maar assimileerden hen en vermengden zich met hen, wellicht vergelijkbaar met de verovering van Latijns-Amerika door de Spanjaarden en Portugezen. Ook delen van Azië en Zuid-Europa werden veroverd en namen de islamitische godsdienst over, maar niet de Arabische taal. Uit Europa werden de islamieten in de Middeleeuwen weer teruggedrongen.

De bevolking van Palestina bestond in Ottomaanse tijd uit verschillende groepen: kleine boeren (fellaheen) die vooral in het berggebied leefden; Bedoeïenen die rondtrokken door de woestijngebieden in de regio; en de meer gemengde stedelijke bevolking. De elite van grootgrondbezitters en de handelaren bestonden – zoals ook elders – uit families die door het hele Midden-Oosten verwantschappen hadden. Naast de moslim meerderheid waren er van oudsher christelijke en joodse minderheden (naar schatting 20 respectievelijk 10% in de 19de eeuw), die beperktere rechten hadden. De fellaheen droegen geweren om zich tegen overvallen door de Bedoeïenen te kunnen verdedigen. Om die reden woonde men ook vooral in de berggebieden en niet in de gevaarlijkere kustvlakte. De joodse gemeenschappen die van oudsher waren blijven bestaan in Palestina werden van tijd tot tijd aangevuld met immigranten. De Ottomanen stonden vanaf het begin joodse vestiging toe van onder andere Spaanse en Portugese joden die waren gevlucht voor de katholieke inquisitie.

Onder Ottomaans en Egyptisch bewind

De Ottomanen hadden als belangrijkste interesses het heffen van belastingen (via lokale tussenpersonen) en het werven van soldaten. Verder genoten de lokale feodale heersers betrekkelijke autonomie. Begin 17de en tweede helft 18de eeuw waren er zelfs kleine semi-onafhankelijke ministaatjes binnen het gebied ontstaan, die echter uiteindelijk weer door de centrale overheid in het gareel werden gebracht. Op het einde van de 18de eeuw was het Ottomaanse rijk in een crisis terecht gekomen, die nog werd versterkt door de Franse verovering van Egypte en delen van Palestina onder leiding van Napoleon Bonaparte. Napoleon bood de Joden in 1799 zelfs een eigen staat in Palestina aan onder Franse bescherming, maar in 1801 werd hij door de Ottomanen uit het Midden-Oosten verdreven. Palestina leed zowel onder de oorlog als onder een roofzuchtig en corrupt bewind, waartegen verschillende kleine opstanden plaatsvonden.
In 1831 werd het gebied veroverd door Egypte, een voormalige vazal van de Ottomanen die zich na het vertrek van de Fransen in verschillende (ook interne) oorlogen had losgemaakt. De Egyptenaren voerden een modern, centralistisch systeem in, verbeterden de veiligheid van de bevolking, moderniseerden de landbouw en brachten (internationale) handel op gang. De bevolking telde in die tijd waarschijnlijk een kwart miljoen zielen, waarvan 20% christenen en enkele tienduizenden joden, de rest moslims. De christenen en joden kregen meer rechten onder Egyptische heerschappij, en enkele leidende families kwamen in een betere positie terecht. De meeste notabelen zagen echter de autonomie die ze onder de Ottomanen hadden verdwijnen.

De strenge Egyptische belastingen en vooral de invoering van de militaire dienstplicht zetten veel kwaad bloed in Palestina. De dienstplicht hield veelal in dat ouders hun zonen nooit meer terugzagen, en tevens dat er een tekort aan arbeidskrachten in de dorpen ontstond. De centralisering van belastingheffing betekende o.a. dat de notabelen hun controle kwijt raakten over met name de minderheidsreligies, en de Bedoeïenen geen tol meer mochten heffen op de wegen. Toen de notabelen de Egyptenaren in 1834 mededeelden dat zij niet konden voldoen aan de quota voor dienstplichtigen, stuurde Egypte soldaten om de dienstplicht af te dwingen. Daarop brak onder leiding van de notabele families een grote opstand uit tegen de Egyptenaren, waarbij men duizenden gewapende boeren op de been wist te krijgen en Jeruzalem kon innemen. Behalve de Egyptenaren werden ook christenen en joden (o.a. in Safed), en met de Egyptenaren samenwerkende families, het doelwit van de opstandelingen. Na enkele maanden werd de opstand met zeer harde hand door Egypte neergeslagen, waarbij hele dorpen werden platgebrand, rebellenleiders onthoofd en duizenden mannen gedeporteerd naar Egypte. Ook werd de bevolking ontwapend, zodat de centrale overheid het geweldsmonopolie zou hebben. Deze opstand wordt door sommigen gezien als het eerste begin van Palestijnse nationale aspiraties. Hij heeft echter geen blijvende indruk in het Palestijnse bewustzijn achtergelaten. Tot aan de mandaatperiode beschouwde de bevolking zichzelf als Syrisch of gewoonweg als Arabisch.

Met Europese steun werden de Egyptenaren in 1840 weer uit Palestina verdreven, en kwam het gebied terug onder Ottomaans bestuur. De christenen behielden hun positie in de handel die ze onder Egyptisch bestuur hadden verworven, en in de kustplaatsen vestigden zich Europese handelaren en ontwikkelde zich een groeiende handel met o.a. Groot-Brittannië, waardoor Palestina geleidelijk tot ontwikkeling begon te komen en moderne vindingen en ideeën begonnen door te sijpelen. Ook werd het land nu toegankelijker voor groepen Europese christenen en joden die zich er wilden vestigen in religieuze gemeenschappen.

De Ottomanen wilden de modernere Egyptische vorm van centralistisch bestuur overnemen, maar ze hadden de fellaheen herbewapend in de strijd om Egypte te verdrijven en allerlei beloften gedaan voor belastingvrijstelling om hun steun te verwerven, en na de herovering hadden ze de leidende clans te lang in de gelegenheid gelaten om hun oude posities te herwinnen. Ook werkten Ottomaanse hervormingen deels averechts, zoals de landwet van 1858, die de notabelen de mogelijkheid bood om ook ongecultiveerd land op hun naam te laten zetten en zo hun invloed uit te breiden.

Naarmate de kustvlakte veiliger werd, begonnen zich hier meer mensen te vestigen, zowel grootgrondbezitters op hun nieuw verworven gronden (of hun personeel, daar zij zelf vaak elders woonden), als fellaheen uit het berggebied die naar het westen opschoven. De groeiende handel in de kustplaatsen trok eveneens arbeidskrachten uit het achterland aan. De traditionele landbouw in de bergen werd steeds meer overschaduwd door de ontwikkeling van het kustgebied, die voor een bevolkingsaanwas zorgde via zowel geboorteoverschot als immigratie. Door verbeterde medische zorg daalde de kindersterfte na 1850. In de tweede helft van de 19de eeuw woonden er circa 400.000 Arabieren in Palestina, waarvan de helft in het Ottomaanse district van Jeruzalem (al Quods). Dit aantal groeide tot zo’n 600.000 rond de eeuwwisseling. Volgens Ottomaanse bevolkingsgegevens zou meer dan 90% daarvan in hun toenmalige woonplaatsen zijn geboren.

(Wordt vervolgd.)

Verwante onderwerpen:


Bronnen

Nederlandstalig:

Engelstalig:

 

Comments are closed.