aug 212014
 

Shifa-hospital-gaza-emergency-room= IMO Blog =  

Na de Volkskrant gaf afgelopen zaterdag ook de ombudsman van NRC Handelsblad zijn visie op de berichtgeving over de recente Gaza oorlog. Heel verrassend zegt hij dat men klachten van beide kanten heeft gekregen, en zij het minder expliciet dan bij de Volkskrant, de boodschap lijkt ook hier dat men het blijkbaar wel goed deed gezien de kritiek van beide kanten. Hij roemt het ‘palet’ aan visies op de opiniepagina’s en gaat in op kritiek die men kreeg over het plaatsen van het artikel van David Suurland over islamitisch antisemitisme. Dat stuk was een verademing en het is een enorme verbetering dat zoiets mogelijk is geworden in het soms toch wel erg politiek correcte NRC. Uiteraard maakte de NRC ook ruimte voor kritiek. Het artikel lag overigens al op de plank voor de Gaza oorlog begon en was geschreven n.a.v. een reeks antisemitische incidenten (o.a. in België) in de periode ervoor.

De ombudsman wijst op de ‘frappante’ omslag in de publieke opinie wat betreft Israel en verwijst daarbij naar Abraham de Swaans essay over het ‘anti-Israelisch enthousiasme’ dat spreekt over de ‘gretige, bijna opgeluchte kritiek op Israel’. Het zou een goed idee zijn als de krant daar nog eens wat dieper op in gaat, en dan vooral ook het eigen aandeel daarin niet schuwt. Wanneer je continu focust op de slachtoffers, en onschuldige Palestijnen laat zien die gewond zijn, familie verliezen, vluchten, bang zijn, geen eten hebben, nog eens vluchten, hun huis kwijt raken en zelfs in VN gebouwen niet veilig blijken, dan roept dat woede en weerzin op tegen de dader van dit alles, ofwel de partij die hiervan altijd automatisch de schuld krijgt, namelijk Israel. Vooral wanneer deze zaken niet duidelijk in een bredere context worden gezet en het eigen aandeel van Hamas wordt benoemd. Martin Sommer verwoordde het prachtig in een column in de Volkskrant van zaterdag:

Maar eer en geweten is niet genoeg. Er is ook nog wat de oprechte verslaggeving losmaakt. En het valt lastig te ontkennen dat reportage na reportage uit Gaza alleen maar één effect heeft: wat Israël daar aanricht is schandelijk en de Palestijnen zijn machteloze slachtoffers. Dat heeft om te beginnen te maken met journalistiek genre. Tegenwoordig willen we erbij zijn, we willen gewone mensen zien en we willen drama. De dominantie van de reportage, ook in de krant, is een direct gevolg van de overmacht van de televisie.

Deze week kwamen er omgeschoten minaretten voorbij in het Journaal en een Palestijn die ontkende dat er tunnels onder lagen. In de krant las ik hoe een man in de bomkrater van zijn huis stond, en zei: ‘Dit is onze holocaust.’ De suggestie is van een onbewimpelde blik op de werkelijkheid. Dat is uiteraard niet zo, maar tegenspraak ontbreekt, net als diepte, achtergrond en context. Hetzelfde geldt voor dat andere overschatte genre waarin slachtoffers hun leed kunnen uitschreeuwen: het interview. Het is allemaal heel erg, maar wat precies de informatieve waarde is, blijft onduidelijk.

Vorige week ging het in Nieuwsuur weer over die Palestijnse jongetjes op het strand die per vergissing werden gedood bij een raketaanval. Ook in een artikel in het NRC van een paar dagen geleden komt dat incident uitgebreid ter sprake, in een artikel over de trauma’s die Palestijnse kinderen krijgen van het geweld. Het is een indringend artikel, dat het leed van Gaza je huiskamer in brengt.

„Die ochtend lag hij nog in mijn bed te slapen”, zegt Ramez Bakr (43), de vader van Mohammed. Hij zit in zijn huiskamer, een sigaret in de ene hand en een bidketting in de andere. Af en toe lopen familieleden en buren binnen om hun medeleven te tonen met het verlies van zijn zoon. „Zelfs als ik mijn werk en al mijn boten zou kwijtraken, zou dat nooit het verlies van Mohammed evenaren.”

„Mijn kinderen waren nooit bang tijdens de oorlog”, zegt Ramez. „Maar sinds de dood van Mohammed vliegen ze schreeuwend op als er een explosie is. ’s Nachts kunnen ze niet slapen. De jongste kruipt dicht tegen me aan.”

We willen erbij zijn, zegt Sommer, maar wil ik er wel bij zijn? Ik wil eigenlijk vooral weten hoe het zit. Waarom werden die kinderen daar getroffen? Wat ging er mis? En misschien ook: wat dacht de piloot die de bommen afwierp? Was er een Hamas doel vlak in de buurt? Was Israel zojuist beschoten van vlakbij dat strand? Kon hij de kinderen zien? Wat voor bommen of raketten waren het? Hoe gaat het Israelische leger te werk, wat doet men om dergelijke vergissingen te voorkomen? En wat doen andere legers, bijvoorbeeld NAVO landen, om burgerdoden te voorkomen?

In het artikel in NRC, net als in de reportage op Nieuwsuur en alle andere reportages en artikelen die we over Gaza voorbij zagen komen, worden deze vragen niet beantwoord. De soldaten die al die ellende ogenschijnlijk aanrichten, krijgen geen gezicht. Men volgt vaak blindelings wat ‘bronnen in Gaza’ zeggen, te weten Hamas, dat ieder doel een burgerdoel noemt en iedere dode en burgerdode. Zelden wordt bij Israel om wederhoor gevraagd, of bij onafhankelijke pro-Israel bronnen (het leger doet begrijpelijkerwijze geen uitspraken die van strategische waarde kunnen zijn) gecheckt of een doelwit misschien iets minder onschuldig en burgerlijk is dan de Hamaswoordvoerders en niet zo onafhankelijke bronnen in Gaza vermelden.

Emo-verhalen en straatinterviews

Ik wordt om eerlijk te zijn niet goed van al die emo-verhalen op TV, en dan bedoel ik niet in de eerste plaats de kinderen in de Gaza oorlog, maar al die persoonlijke verhalen over huwelijksverdriet, ziektes en allerlei persoonlijke problemen van mensen. Ik hoef dat allemaal niet te weten. Liever zet ik een informatief programma op over hoe die ziektes dan werken, wat er in je lichaam gebeurt, wat je daaraan kunt doen en hoe de geneeskunde steeds betere behandelmethodes en geneesmiddelen ontwikkelt. Maar die zijn er steeds minder.

Een paar jaar geleden was het meen ik, dat het zogenaamde straatinterview werd geïntroduceerd in het journaal. Afgekeken van Vijf in het Land en Man Bijt Hond en dergelijke, kon het serieuze journaal niet achterblijven. ‘Wat vind u daar nu van, dat het al een hele week regent?’ ‘Nou, we hadden natuurlijk liever zon gehad, we staan hier al een week in de regen en de kinderen vervelen zich en de tent drijft weg, dus ja, dat is niet zo leuk’. ‘Wat vind u daarvan, dat de trein vandaag niet rijdt?’ ‘Ja, niet leuk he, ik ben nu al vanaf negen uur vanmorgen onderweg en ik ben nog niet thuis, maar ja, wat doe je eraan he’. Geen reportage op het journaal schijnt meer zonder te kunnen. Het straatinterview moet nieuws sprekender en minder droog maken, het is de saus op de zware verhalen over hulpeloze mensen, uit Gaza of in de bergen in Irak, of na een aardbeving in een arm land ver hier vandaan, die al bijna niks hadden en dat nu ook nog zijn verloren. Zelden wordt je er wijzer van en leer je wat over de achtergronden van bepaalde conflicten, brandhaarden of problemen dichterbij huis.

Kranten geven dan nog iets meer achtergrond, maar ook daar wordt dat steeds meer verdrongen door de vele reportages en interviews die vooral de persoonlijke kant tonen en je emotioneel moeten raken. Het gevolg is een vervlakking en versimpeling in de waarneming van de wereld om ons heen. Deze lijkt vooral nog te bestaan uit een hoop zielige en onschuldige slachtoffers van allerlei ellende en rampen, gemene daders en schurken, en hulporganisaties die hun best doen maar niet echt veel uit kunnen halen.

Dit is een trend van de laatste tien, misschien 15 jaar die zeker in het nadeel van Israel werkt. Het ziet er nou eenmaal minder triest en wanhopig uit in Sderot of Ashkelon, hoewel de kinderen daar ook wakker liggen en dicht tegen hun moeder aan kruipen en soms posttraumatische stress symptomen ontwikkelen. Ook in Sderot en dorpen in de buurt is een hele generatie opgegroeid die is getekend voor het leven door de voortdurende angst voor raketten, die is opgegroeid met het idee dat je continu alert moet zijn en er belagers zijn die je willen doden.

Zie ook: De proportionaliteit van de media over de Gaza oorlog

Ratna Pelle

Share