mrt 252012
 

Gaza, 12 maart 2012: rouwende familieleden omringen één van de gedode Jihad-strijders in Khan Younis. (Reuters/Ibrahim Abu Mustafa).

Bij vrijwel alle berichtgeving over de recente escalatie van het geweld aan beide kanten van de Gazastrook valt op hoezeer de nadruk wordt gelegd op het Palestijnse leed.  Herhaaldelijk wordt gemeld over 25 gedode Palestijnen en 80 gewonden tegenover ‘slechts’ 8 gewonde Israëli’s. Op zichzelf een schril contrast maar dat valt te verklaren vanuit het feit dat de Israëlische overheid er alles aan doet om haar burgers te beschermen onder meer  door een peperdure raketafweerinstallatie, Iron Dome en goed geoutilleerde schuilvoorzieningen. Maar al die voorzorg maatregelen verzachten het Israëlische leed zeker niet. Er is in eerdere berichtgeving al gewezen op de gevolgen die de voortdurende raketbeschietingen vanuit Gaza op Israël hebben voor mensen die bijna elke dag moeten vluchten naar een veilig heenkomen.

De vraag die hierbij rijst is waarom er zoveel meer aandacht is voor Palestijns leed in tegenstelling tot Israëlisch leed.  Journalisten worden immers geacht zich te houden aan de Code voor de Journalistiek:

Een betrouwbare en pluriforme journalistiek is van het grootste belang voor de democratische samenleving, die niet goed kan functioneren zonder geïnformeerde burgers en een vrije uitwisseling van ideeën. In die open samenleving komt de journalist het recht op vrije nieuwsgaring toe, én de verantwoordelijkheid het nieuws waarheidsgetrouw, onafhankelijk, fair en met open vizier te brengen”.

Maar in de berichtgeving over Gaza ontbreekt het aan die laatste zin.

Dat heeft te maken met de selectie van nieuws. Binnenkomend nieuws wordt geselecteerd op de waarde die aan het nieuws wordt toegekend. De NOS bijvoorbeeld heeft een abonnement op persbureaus zoals Reuters, AP: Associated Press, en ook het ANP. Wanneer nieuws echt belangrijk is wordt het rood gemarkeerd.

Palestijnen worden mondiaal  gezien als underdog en aan die positie wordt een hoge nieuwswaarde toegekend. In april 2009 schreef Leon de Winter in een artikel in Die Zeit, wat in het Nederlands is vertaald en op de site van Likoed Nederland is geplaatst:

In de jaren-60 had Jassir Arafat, een Warlord van de oude stempel, het idee om de zaak van de Palestijnen in anti-imperialistische retoriek nieuw te verpakken en Palestina zodoende op de agenda van de Europese intelligentsia te plaatsen. Toen christelijke milities in 1982 onder de ogen van het Israelische leger in de vluchtelingenkampen Sabra en Shatila slachtingen begingen, werd voor het eerst kritiek geleverd op de joden, sinds 1945 een taboe in de Europese publieke opinie. De Eerste Intifada met haar beelden van stenen gooiende Palestijnen en zwaar bewapende joodse soldaten beheerste de wereldpers en maakte de weg vrij tot belastering van Israël.

Anti-imperialistische retoriek is een geliefd item voor met name links georiënteerde journalisten. De underdogpositie van de Palestijnen is inderdaad en met succes op de agenda geplaatst van de Westerse intelligentsia en er  is daarover  al jarenlang een  mondiale overeenkomst die van invloed is op het toekennen van nieuwswaarde.  Berichtgeving over Palestijns leed zal daarom snel in de code rood vallen. Deze consensus is daarom een bedreiging voor zorgvuldige journalistiek, de positie van Israël en helaas ook een blamage voor de linkse journalistiek.

Tj T

 

Share